Menu

Premium

2 Korintiërs 5:16a – Openbare belijdenis des geloofs

2 Korintiërs 5:16a

‘Daarom beoordelen we vanaf nu niemand meer volgens de maatstaven van deze wereld.’

Schriftlezing: 2 Korintiërs 5:11-21

Uitleg

In Korinte heeft Paulus te maken met leraren die net als hij rondreizen om de gemeenten te onderwijzen. Maar zij doen het anders dan Paulus. Zij proberen door presentatie (houding, stemgebruik, kleding) en retorische gaven (improvisatievermogen, aanwending stijlfiguren) hun publiek te imponeren (1 Kor. 1:17). Ook treden zij op tegen betaling (2 Kor. 2:17). Zij staan hierbij in de traditie van andere niet-christelijke rondtrekkende leraren, de sofisten. In de eerste eeuw na Christus beleeft de stad Korinte een tijd van wederopbouw en economische groei na de verwoesting door de Romeinen (146 v. Chr.). Ook de sofistenscholen komen hier en elders opnieuw tot bloei, als onderdeel van de opbloei van het Griekse culturele leven. Voor de gemeenteleden in Korinte was deze sofistische manier van optreden zeer gewoon, ze waren bijna niet anders gewend.

Het belangrijkste bezwaar van Paulus tegen de wijze van optreden van zijn mede-leraren is dat zij in hun wijze van optreden een belangrijk aspect van Jezus’ optreden miskennen. De mede-leraren zijn gericht op hun eigen begaafdheden en hun eigen aanzien. Daarmee raakt de gemeente in Korinte niet alleen verdeeld (‘Ik ben van Apollos, ik ben van Kefas’; 1 Kor. 1:12), maar stelt zij impliciet ook de waarde van eer en uiterlijk vertoon centraal. Jezus daarentegen polemiseert voortdurend tegen mensen die uit zijn op hun eigen eer (Luc. 14:7-14, Mat. 6:1-21 e.a.). Het zoeken naar eer en het vermijden van schaamte is in de hele cultuur rond de Middellandse Zee belangrijk, deels nog steeds (eerwraak). Maar voor Jezus moet een mens niet zijn eigen eer en zijn eigen ‘ik’ vooropstellen. Jezus doet dat zo radicaal dat Hij uiteindelijk ook niet hecht aan het behoud van zijn eigen leven en een oneervolle kruisdood sterft.

Ook het Oude Testament kent een polemiek tegen eer. Bijvoorbeeld in het schelmenverhaal over David bij de koning van Gat (1 Sam. 21:10-15), waar David liever de zot uithangt dan te hechten aan zijn eer. Ook in de psalmen (o.a. Ps. 4) wordt een polemiek gevoerd tegen een complex van gedragingen: zoeken naar eigen eer, liegen, onrecht doen, God ontkennen. Daar tegenover benadrukt de psalmist het belang van recht doen en Godsvertrouwen. De psalmist is zich daarbij steeds bewust van zijn eigen aangevochten en kwetsbare positie. Wie op zijn eigen macht vertrouwt wil zichtbare garanties. Daarvoor moet je zelf macht en kracht verzamelen. Wie echter vertrouwt op krachten als liefde èn rechtvaardigheid, moet het ergens anders van hebben dan van zichtbare kracht. Deze psalmen tonen zo een inhoudelijk verband tussen Godsvertrouwen en zachte waarden.

Paulus staat in de traditie van deze kwetsbare psalmisten wanneer hij in Korinte zich op het kruis van Christus beroept, tegenover het zoeken naar eigen roem (2 Kor. 11:30, 2 Kor. 12:9). Er is een inhoudelijk verband tussen Paulus’ optreden en de wijze waarop hij Christus uitlegt.

Paulus identificeert zijn eigen zwakke niet-retorische optreden (zie ook 2 Kor. 10:10 enl 1:6) met de zwakheid van Christus (2 Kor. 13:3-4). Zwakheid wordt, evenals dwaasheid en armoede, bij Paulus een geuzenwoord (2 Kor. 12:9-10): in zwakheid zijn wij Christus’ kruis nabij, maar net als bij Christus wijst de eigen zwakheid naar Gods nabijheid.

Paulus sluit ook aan bij intern Griekse kritiek op de sofisten en wel uit filosofische kring. Ook Socrates en zijn leerlingen bekritiseerden de sofistische retorica voor hun nadruk op uiterlijkheid. Het is dus onjuist om Paulus’ optreden te kwalificeren als ‘anti-filosofisch’ of ‘anti-Grieks’.

Vers 11-13. Paulus staat voor de taak om de mensen in Korinte te overtuigen. Daarbij gebruikt hij ook zijn retorische bagage. Zijn boodschap is echter, dat sofistische retoriek niet belangrijk is. Ook wil hij vermijden dat hijzelf op de eerste plaats komt en niet de boodschap van Christus. Maar er moet wel naar hem geluisterd worden. Uit deze tegenstrijdigheden probeert hij te komen door zich te beroepen op God en op zijn dienstbaarheid aan de gemeente in Korinte.

Vers 14-15. Paulus wordt niet gedreven door eerbejag, maar door de liefde van Christus. Dat is de motor van zijn leven. Christus zocht niet naar eer of macht, maar gaf zijn leven weg opdat allen zouden sterven en leven. Dit nieuwe leven is niet meer een leven waarin naar eigen eer gestreefd wordt, maar een leven voor Christus. Het is een leven waarbij Christus zijn stempel drukt op het leven van ieder mens en zijn of haar identiteit bepaalt. Vergelijk het spreken van Paulus over het ‘in Christus’ zijn, of het ‘bekleed zijn met Christus’ (Gal. 3:27) of het zijn van een nieuwe Adam.

Vers 16-17. Daarom moeten we anders tegen elkaar aan kijken. Niet meer met de maatstaven van de sofisten. Ook Christus moeten we niet met de maatstaven van de sofisten bekijken. Wie in Christus is, leeft vanuit andere maatstaven, de maatstaven van het kruis. Sterker nog, die is een nieuwe schepping (zie ook Gal. 6:15). Die heeft een nieuwe identiteit gekregen. Volgens Paulus heeft met de dood en opstanding van Christus een beslissend begin van transformatie van de schepping plaatsgehad. De oude kosmos is beëindigd en vervangen door een nieuwe schepping. Wie, omdat hij gedoopt is, participeert aan kruis en opstanding van Christus, heeft deel aan deze nieuwe schepping. Voortaan leeft hij vanuit die nieuwe identiteit, vanuit de bron die Christus is put hij zijn inspiratie en zijn leven.

Aanwijzingen voor de prediking

Belijdenis doen is een openlijke uitspraak doen over je identiteit. De vraag ‘wie ben ik?’ komt een heel leven terug. In de puberteit, maar ook later. Ben ik alleen maar de moeder van dit schreeuwende kind? Blijf ik die man die fouten maakte in zijn eerste huwelijk?

Paulus reist rond om het evangelie te verkondigen. Hij doet dat in een tijd waarin eer en buitenkant zeer belangrijk zijn. Dat lijkt behoorlijk op onze samenleving. Voor veel mensen zijn image en beeldvorming belangrijker dan de inhoud. Grote auto onder je kont. Kekke facelift. Als ik lieg en zij gelooft me, is er niets gebeurd. Een accountantskantoor dekt fraude toe omdat het bedrijf van zijn klant anders afgaat tegenover de aandeelhouders. Een broer vermoordt zijn zuster, want zij bezoedelt de eer van de familie.

Er zijn ook anderen die rondreizen om het evangelie te verkondigen. Paulus komt gemakkelijk in hun schaduw te staan. Deze andere mensen zijn welsprekend. Ze beheersen de kunst van het debatteren en het voordragen. De gemeente in Korinte luistert graag naar hen. En Paulus, ach brieven schrijven kan hij wel, maar als je hem ziet, maakt hij weinig indruk.

Zo worden we vaak zelf beoordeeld. Zo beoordelen we vaak anderen. We kijken niet verder dan de buitenkant. Het lijkt wel, zegt Paulus tegen de gemeente in Korinte, of jullie nog steeds met de maatstaven van de wereld om jullie heen mij en anderen beoordelen. Maar kijken jullie dan wel met de ogen van het evangelie? Wij leven niet meer voor prestige en uiterlijkheden. De fixatie op uiterlijkheid en prestige is gestorven. Want toen Christus stierf, zijn wij ook gestorven en daarmee onze fixatie op schone schijn en het hooghouden van de eer. Wij kijken naar de innerlijke mens (2 Kor. 4:16), de mens die door Christus is vernieuwd en dag aan dag nog meer naar Hem groeit.

Vandaag doe je belijdenis en je zegt: ik ben zo iemand. Ben je echt zo iemand? Het is gemeengoed in onze cultuur om te zeggen dat een mens voortgedreven wordt door jaloezie, wraakzucht, begeerte. Uiteindelijk wordt een mens gedreven door de drang om te overleven. Daar zal hij voor vechten en als het moet zal hij er voor moorden.

Paulus zegt daarover niet: het valt wel mee; wij zijn toch rationele wezens. Hij zegt: er is één mens gestorven. Eén mens die zich niet liet leiden door begeerte, jaloezie en machtsdrift. Zelfs niet door de drang om te overleven. Sindsdien is alles anders. In deze wereld is iets veranderd en ook wij als mensen die leven uit afgunst en begeerte zijn gestorven.

Dat maakt ons niet plotseling tot hele verstandige, gematigde en rationele mensen. Het maakt ons tot een nieuwe schepping. Een nieuw werk van God. Mensen die met al hun emoties, aandriften en verstandelijke vermogens uit de bron van Christus putten. Die daar innerlijk vernieuwd worden en steeds meer aan Hem gelijk worden. En er zal een dag komen dat wij ook uiterlijk vernieuwd zullen worden, een extreme make-over door God zelf. Als zijn beeld en gelijkenis. Als we kijken naar elkaar, dan zien we die nieuwe schepping.

We zijn als die vader uit de gelijkenis van de verloren zoon, die op de uitkijk staat. De buren zeggen: hé, daar komt die jongste zoon van Harmsen, die kennen we, dat is die losbol die alles er door gejaagd heeft. Nee, zegt de Vader, daar komt mijn zoon die zich omgekeerd heeft. Het is misschien nog niet zoveel wat daar aan komt sjokken. Maar kijk eens naar het kleed dat ik hier in mijn handen heb. Ik zie hem daar al staan stralen in zijn nieuwe kleed, als een nieuwe schepping van God. Zo ken ik hem. Als ik hem wil leren kennen kijk ik naar zijn nieuwe kleed. Dat is hem.

Wie ben ik? Om dat te weten moet je te rade gaan bij de bron van jezelf. En die bron is Christus. Het is een bron die deze wereld vernieuwd heeft en jou dag aan dag vernieuwt. Daar hoor je bij. Zijn outfit draag je. Je jaloezie, je wrok, je hele verleden, ze zeggen niet zoveel over jou. Ze zeggen steeds minder over jou. Want elke dag groei je meer naar Hem toe.

Liturgische aanwijzingen

Een geschikt lied is Gezang 439.

Geraadpleegde literatuur

Ben Witherington III, Conflict and Community in Corinth. A Socio-Rhetorical Commentary on 1 and 2 Corinthians, Grand Rapids 1995, 392-397; G.H. van Kooten, Het evangelie: ‘Dwaasheid voor de Grieken’? Christus en Herakles in de antieke opiniepeilingen, Groningen 2006, 9-15.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken