Menu

Premium

6. Omgaan met spreekangst

We hebben nu over diverse thema’s nagedacht. Je bent gaan vertellen voor kinderen. Je hebt het advies serieus genomen dat het de laagste instap is om te leren spreken in de openbaarheid van de gemeente. Toch voel je je elke keer zenuwachtig. Het is niet zo erg als wanneer je voor volwassenen spreekt. Je hebt er wél last van. Je moet er daarom nog niet aan denken om een lezing te houden op de jaarlijkse afsluitingsavond van het kringwerk van je gemeente. Tegen het houden van de meditatie voor de evangelisatiemedewerkers, zie je ook als een berg op. Wie ben jij om hen ‘al stotterend’ te bemoedigen? Als je het woord krijgt bij volwassenen komen alle gevoelens terug die je had op de middelbare school als je een spreekbeurt moest vervullen. Vreselijk was dat! Je stond voor de klas met samengeknepen knieën, je handen in je zakken gefrommeld. Je maag voelde ook niet lekker. Door de zenuwen was je Nederlands terug op het niveau van een zesjarige.

Is er iets te doen aan spreekangst? Jazeker, je goed voorbereiden en veel oefenen. Als dat dan ook nog positieve ervaringen oplevert en het elke keer een beetje beter gaat, is dat voor de meeste mensen genoeg. Er zijn kandidaten in de theologie die bij hun eerste preekbeurten onderweg naar het kerkgebouw moeten braken of bij herhaling, vlak voor de kerkdienst begint, diarree hebben (angst reageert zich dikwijls af op de ingewanden!). Of ze beheersen door de spanning hun stem de eerste keren niet. Toch worden ze na enige tijd vlot sprekende en mede daarom geliefde voorgangers. Er zijn echter predikanten met veertig jaar ervaring die, voorafgaand aan een dienst waarin zij moeten voorgaan, nog steeds zenuwachtig zijn. Tijdens de dienst valt het dan nog wel mee. Er na moeten ze eerst uitrusten voor ze normaal verder functioneren. Zo moe zijn ze vanwege de spanning. Blijkbaar is voor sommige mensen positieve ervaring niet voldoende als remedie tegen stressverschijnselen bij het spreken.

Helpt het gebed tegen spreekangst? Helpt het om thuis te bidden om innerlijke rust als je een bijbelvertelling, lezing of meditatie moet gaan houden? Helpt het als je, lopend naar de katheder nog een schietgebedje doet? Jazeker, maar laten we goed onderscheiden. Sommige (s)prekers beleven iets van het ‘Wee, mij!’ van Jesaja, als hij geroepen wordt om het profetisch Woord te verkondigen (Jes. 6:5). Ze weten dat zij, net als Jesaja, mensen van onreine lippen zijn. Hoe zouden zij ooit Gods Woord goed kunnen doorgeven? In zichzelf vinden ze geen enkele vrijmoedigheid om te spreken. Als deze sprekers hun handen vouwen, mogen ze ervaren wat de profeet óók beleefde. God reinigde zijn lippen (Jes. 6:7). Hij gaf en geeft de vrijmoedigheid om te spreken. Hij zelf onderwijst zijn boodschappers (Jes. 50:4,5). Dan is het doorgeven van Gods Woord geen zaak van zelfvertrouwen maar van Godsvertrouwen en gehoorzaamheid (Jes. 6:8, 50:5). Dit te weten kan veel innerlijke rust geven.

Ik denk bij spreekangst echter niet zozeer aan de vreze des Heren die de spreker doet aarzelen. Ik denk meer aan de vrees voor de mensen. Je bent bang dat je niet uit je woorden komt. Je vreest dat je afgaat. Het gevoel dat je de spreekopdracht niet aankunt, verlamt je. Helpt het gebed dan ook? Als je God bidt of Hij je faalangst voor de mensen wil wegnemen, gebeurt dat dan ook? Dat kan. Ook in dit opzicht is overgave aan God noodzakelijk. ‘Wie op de Here vertrouwen zijn als de berg Sion, die niet wankelt’, zegt Psalm 125. Overgave aan God neemt het knikken van de knieën misschien niet weg, maar wel de angel uit de angst. Overgave en kramp sluiten elkaar uit. Loslaten en vasthouden gaan ook niet samen. Een oprecht gebed kan ontspanning teweeg brengen, zoals David soms ook ervaren heeft (Ps. 4:9). We hoeven ons immers niet alleen verantwoordelijk te voelen voor onze woorden. Gods Geest is het ook. Hij helpt. De ontspanning na gebed kan tweeledig zijn. Het bidden zelf kan ontspannen. Dan is het eigenlijk een psychisch effect. Dat kun je vergelijken met ontspanning na een goed gesprek. Ontkramping kan echter ook gebedsverhoring zijn (Joh. 16:23,24). Dan is het een regelrecht geschenk van God. Die twee aspecten kunnen ook nog samenvallen. Dan beleef je je psychisch verklaarbare toegenomen innerlijke rust als een gave van God. Ik geloof echter niet in het gebed als tovermiddel. Wanneer is het dat dan? Als we het alleen bij bidden laten. Spreekangst is namelijk een gewoon psychisch probleem dat aangepakt kan worden. Wie telkens bang is als hij het woord krijgt, moet dingen afleren en aanleren, zoals in elk leerproces. Dus bidden en nadenken en oefenen kunnen het beste samengaan. Ook al neemt ons vertrouwen in de Here God de angel uit de angst, het blijft een uitdaging om iets aan het knikken van de knieën te doen.

Overigens is een interessante bijbeltekst als het over angst gaat 1 Johannes 4:18: ‘In de liefde is geen vrees.’ Exegetisch heeft deze tekst weinig met gewoon menselijke angst, laat staan spreekangst te maken. Johannes geeft hier geen psychologische wijsheid ten beste. Hij zegt dat wij als wij uit de liefde van Christus leven, niet hoeven te vrezen voor het oordeel van God. Al bedoelt Johannes het niet, toch is het indirect wel een belangrijk psychologisch inzicht. Ik maak nu enige associaties. Veel vrees is vrees voor een oordeel, om beoordeeld en veroordeeld te worden. Als je echter in een relatie van liefde staat met mensen, hoef je daarvoor niet bang te zijn. Ook al maak je fouten, ze zullen je niet veroordelen. Dat weet iedereen met goede gezinsrelaties of vriendschappen. Spreekangst is ook angst om veroordeeld te worden, zowel door anderen als door je eigen ego. Als je in een onbevangen liefde – zeg maar gewoon hartelijkheid – anderen tegemoet treedt, heb je al minder reden om zenuwachtig te zijn. Als jij sympathiek bent voor je luisteraars, zijn de mensen het ook voor jou. Je gaat dan echt niet zo snel af.

Spreekangst en karakter

Elke spreker kent zenuwen en een bepaalde vorm van faalangst. Dat is normaal en zelfs een beetje positief. Als je volkomen ontspannen bent, word je namelijk voor je het weet te nonchalant. Zelfs de ervaren, vlotte sprekers hebben meestal vlak voor ze het woord krijgen nog een iets verhoogde hartslag. (Onderaan het trapje van het podium of de preekstoel dus, of op het moment dat een voorzitter zegt: ‘Ik geef nu graag het woord aan…’) Het is ook normaal dat mensen in een nieuwe situatie weer even door hun (spreek)angst heen moeten. Wie zonder zenuwen voor de klas staat, kan toch ineens weer ouderwets zenuwachtig zijn als hij spreker is op de paasbijeenkomst van school, waar enige honderden leerlingen (en collega’s!) naar hem luisteren. Sommige sprekers hebben echter erge angst. Die is niet normaal maar aangeleerd of opgelopen in het leven. Meestal slijt die, zoals gezegd, met het opdoen van ervaring. In elk geval lukt het na verloop van tijd wel om de meeste verschijnselen die bij angst horen voor de mensen te verbergen. Je bent nog wel paniekerig, maar klapt niet meer dicht. Angst is bij veel sprekers dé belemmering voor het uit het hoofd spreken. Levenslang zitten ze vastgeketend aan hun papieren.

De mate van spreekangst heeft ook met karakter te maken. Er zijn mensen met weinig of geen spreekangst. Ze lijken op pa of ma die dat ook niet hadden. Je hebt de meer rationele mensen. Ze hebben zelfvertrouwen. Ze doen gewoon datgene waarvoor ze zelf kiezen. Ze durven te spreken in het openbaar. Hun zelfvertrouwen is echter nog geen garantie voor kwaliteit. Sommigen van hen kunnen alleen maar zakelijke, onpersoonlijke verhalen houden. Ze kunnen prima spreken over de economie, maar zijn stuntelig bij het houden van een kindervertelling. Een powerpointpresentatie over de reorganisatie van de afdeling gaat hen ook goed af. Een lezing houden over het geloof op een gemeente-avond vinden ze aanzienlijk moeilijker. (Ze gaan zich dan ook vast verschuilen achter een powerpointpresentatie!) Ze voelen hun publiek niet altijd goed aan. Je hebt ook de wat meer vrijheid-blijheid types. Ze lijken zich om weinig druk te maken. Ze zijn in gezelschap altijd enthousiast. Ze hebben meestal ook genoeg zelfvertrouwen. ‘Laat mij dat maar doen. Ik houd die toespraak wel even!’ Ze durven haantje de voorste te zijn. In hun karakter zit echter iets springerigs. Enthousiasme en kwaliteit gaan niet altijd gelijk op. Ze leveren soms boeiende en tegelijk chaotische spreekproducten af. De kwaliteit van de voorbereiding wisselt ook en dat is te horen. Uit hun verhalen blijkt ook niet altijd dat ze zichzelf en anderen goed aanvoelen. De andere kant is dat ze hun publiek soms aardig kunnen inpakken.

Anderen hebben in hun karakter meer voeding voor spreekangst meegekregen. Ook zij kunnen daarin sprekend (!) op een ouder lijken. Er zijn op relatie gerichte mensen. Ze zijn vriendelijke, behulpzame mensen met een wat onzekere, soms een beetje depressieve inslag. Ze hebben weinig zelfvertrouwen. Ze zijn altijd bang voor commentaar. Als sprekers zijn ze bang dat ze God teleurstellen. Tegelijk vrezen ze dat de mensen hun voordracht maar minnetjes vinden. Ze snakken daarom na een door hen gehouden verhaal naar complimenten en als ze die niet krijgen voelen ze zich mislukt. Geen bericht is voor hen ‘slecht’ bericht. Van het al dan niet ingebeelde tegenvallende resultaat, geven ze zichzelf de schuld. (‘Had ik me maar beter voorbereid op dat en dat onderdeel!’) Als je hen daarop aanspreekt en zegt: Maak je niet zo druk om jezelf, zullen ze dat ontkennen. ‘Ik vind het niet zo erg voor mezelf, want ik weet toch wel dat ik niet zo’n geweldige spreker ben. Ik vind het vooral erg voor de luisteraars. Zij hadden een beter verhaal verdiend. Ik heb ook God tekortgedaan.’ Helaas voor hen zeg ik dat dit een verkooptruc is. Ze zijn wel degelijk, via het belang van anderen dat ze op het oog hebben, met zichzelf bezig. Ze hebben ook telkens de neiging om anderen het woord te laten voeren. ‘Spreek jij maar, jij kunt het beter dan ik!’ Als je hen wilt laten praten, moet je gewoon zeggen dat er geen andere spreker te krijgen is. Voor dat argument bezwijken ze. Ze helpen immers graag. Dat ze gevraagd wórden geeft hun zelfvertrouwen. Dat ze de tiende zijn, die benaderd is, geeft hun nog meer reden om rustig te blijven. (‘Als iedereen nee zegt, kan ik niet zo veel brokken maken en hebben ze me ook niets te verwijten!’) Ze ontwikkelen, ondanks hun onzekerheid, meestal een aardige spreekstijl. Dat komt omdat het perfectionisme hen vreemd is. Ze staan er wat losser bij. Dat is in hun voordeel. Ze hebben doorgaans ook een goed invoelingsvermogen in hun publiek en kunnen humoristisch zijn. Dat heeft met hun altijd maar anderen aftastende, vriendelijke levenshouding te maken. Hun kracht ligt op het communicatieniveau. Dat is niet altijd een garantie voor goede inhoud.

Het woord perfectionisme is al gevallen. Er zijn mensen met die eigenschap.

Wat is er eerder, spreekangst of karaktertrekken? Je kunt bijvoorbeeld zeggen: iemand is perfectionistisch en daarom is hij bang voor spreken in het openbaar en leert hij zijn spreekbeurt uit het hoofd. Je kunt ook zeggen: iemand ervaart, net als alle mensen, de moeilijkheid van de spreekopdracht. Dat roept angst op. Hij gaat die moeilijkheid te lijf door de spreekbeurt uit het hoofd te leren. Dat geeft houvast. Daaruit ontwikkelt zich in toenemende mate perfectionisme. Het is beide waar. De kip is er niet zonder het ei en het ei niet zonder de kip.

Zij hebben vaak de grootste spreekangst. Ze zijn bang voor de onvoldoende die de luisteraars gaan geven. Ze geven zichzelf al vooraf die onvoldoende omdat ze zulke hoge eisen aan zichzelf stellen. Perfectionisten lijken zeker, maar zijn onzeker. Ze hebben altijd behoefte aan ordening en overzicht. Dat maakt hen dwangmatig, niet vrij. Als kind leren ze hun spreekbeurt op school letterlijk uit hun hoofd. Ze hebben daardoor ook iets traags. Snél een spreekbeurt voorbereiden is er niet bij. Twee spreekbeurten in korte tijd in elkaar zetten, is echt te veel van het goede. Ze bereiden hun verhalen prima voor en schrijven die geheel uit. Dat kost veel tijd. Dat hebben ze ervoor over, want ze willen zekerheid hebben als ze op het podium staan. Ze zijn bang dat ze iets missen of fouten maken. Ze schrijven hun verhalen ook uit om achteraf te kunnen controleren wat ze gezegd hebben, indien ze ergens op worden aangesproken. Bovendien willen perfectionisten alles bewaren wat ze gepresteerd hebben. Hun nauwkeurige werken is hun antwoord op de angst om af te gaan. Omdat ze moeite hebben met spontaniteit, gaan ze ook een beetje angstig om met vragen uit een zaal. Die brengen hen soms van hun stuk. Ze schamen zich als ze een antwoord schuldig moeten blijven. Om alle risico’s te vermijden proberen zij hun emoties goed te beheersen. Dat maakt hen op z’n minst een beetje saai. Ze kunnen overkomen als studeerkamergeleerden. Ze zijn wat stijfjes in hun optreden. ‘t Is dan moeilijk om als luisteraar je aandacht bij het verhaal te houden. Slechts door veel ervaring worden ze vrijer. Dat is overigens geen garantie. De echte perfectionist heeft de neiging om zelfs na positieve ervaringen onzeker te blijven omdat hij de lat weer hoger legt. Of hij durft het goede resultaat niet te verankeren in zichzelf. Van de gedachte ‘ik heb geluk gehad dat het goed ging; de volgende keer zal ik waarschijnlijk niet weer geluk hebben’, word je inderdaad niet zekerder. Ervaren sprekers onder de perfectionisten leveren vooral kwaliteit op inhoudsniveau. Het communicatieniveau kan zwak blijven.

Het staat hier zwart-wit. De werkelijkheid is genuanceerder. In het echt lopen dingen ook door elkaar, die ik hier uit elkaar haal. Er zijn geen mensen die honderd procent perfectionistisch zijn of evenveel procent afhankelijk van positieve bevestiging van anderen. Er zijn er wel veel die het een beetje zijn en dat is dan toch een bron van spreekangst.

Oorzaken van spreekangst

Waar komt spreekangst vandaan? Het is geen lot dat je treft, maar spreekangst is een inefficiënte reactie op de te houden voordracht. Dat het je lot niet is, blijkt eenvoudig uit het feit dat niet iedereen deze angst heeft, al schijnt het wel de meest voorkomende angst te zijn. Zelfs niet elke perfectionist heeft spreekangst. Hij is grotendeels aangeleerd, al dan niet aansluitend bij karaktertrekken. Gedeeltelijk is hij misschien ook veroorzaakt door negatieve reacties van anderen (veeleisende ouders, een vervelend klasgenootje, een beetje lompe docent) op je vroegere spreekbeurten.

Als je zenuwachtig bent voorafgaand aan een lezing of andere voordracht maken drie zaken je gespannen.

  • De moeilijkheid van de opdracht. Hoe gemakkelijker die is, des te minder zenuwen heb je.
  • Je eigen gedachten bij de aankomende spreekbeurt. Angstige gedachten maken dat je je niet goed kunt concentreren en dat je niet goed kunt presteren.
  • Je lichaam. Als je gespannen zit of staat en verkeerd adem haalt, voel je je zenuwachtigheid ‘aan den lijve’. Dat is vooraf zo en ook bij de uitvoering.

Wat staat je nu te doen? Erken je eigen spreekangst en laat die toe. Het krampachtig onderdrukken ervan om je groot te houden, maakt je alleen maar zenuwachtiger. Het durven voelen van je angst voorkomt ook dat je bang wordt voor je angst. Dan gaat hij helemaal een eigen leven leiden. Als je je angst durft toe te laten, vraag je dan af waar die vandaan komt en of je realistisch denkt. Niet-realistische gedachten (die te maken hebben met bijvoorbeeld selectief waarnemen, negatief denken, zwart-wit denken, generaliseren, gedachten lezen) maken angst groter dan nodig is. Je gaat aan de slag met de angst in jezelf. De rationeel emotieve therapie is daarvoor een goed hulpmiddel. Vergeet daarbij niet om aan te sluiten bij je positieve verlangen om goed te spreken. Je bestrijdt niet alleen wat niet goed zit, je werkt tegelijk aan wat je hoopt te bereiken. Met andere woorden: bezig zijn met je spreekangst is geen drama, het is juist leuk, vanwege het wenkend perspectief.

De moeilijkheid van de opdracht

Ik kan het kortste zijn over de eerste oorzaak van spreekangst, de moeilijkheid van de opdracht. Realiseer je om te beginnen dat het slechts één van de oorzaken van spreekangst is en niet eens de belangrijkste van de drie. De meeste zenuwachtige sprekers vergeten dat hun gedachten bij de spreekopdracht en hun lichaam het meeste kwaad doen. Ze zeggen: Die opdracht is zo moeilijk, alsof ze een objectief gegeven meedelen. De werkelijkheid is meestal: in mijn gedachten maak ik die opdracht tot een heel moeilijke en daarvan word ik gespannen.

Toch blijft daarnaast ook staan dat de ene opdracht feitelijk moeilijker is dan de andere, voor jou als spreker, met jouw kennis en ervaring op dit moment. Het doet er niet toe of anderen dezelfde opdracht gemakkelijk noemen. Zij hebben andere kennis en ervaring. Een meditatie houden op een zonnige vrijdagmiddag in het zorgcentrum is feitelijk gezien een eenvoudiger klus dan het houden van een preek in een rouwdienst van iemand die jong gestorven is. Dat zal zelfs iedereen vinden. Wat is echter objectief en wat subjectief bij het vaststellen van de moeilijkheid van de opdracht? Dat loopt altijd wel door elkaar. Het is in elk geval normaal en begrijpelijk dat iemand tegen de ene spreekbeurt meer opziet dan tegen de andere. Dat is één van de redenen waarom mensen minder zenuwachtig zijn bij kinderen. Spreken voor kinderen vindt bijna iedereen minder moeilijk dan spreken voor professoren. Hoewel sommige hooggeleerde heren er op hun beurt niet aan moeten denken om een uur voor een kleuterklas te staan!

Over de zwaarte van een spreekopdracht valt verder niet zo veel te zeggen. Voor een beginner zijn de meeste opdrachten nog moeilijk. Hoe krijg je twintig minuten vol gepraat? Zodra de ervaring toeneemt, worden spreekopdrachten als minder moeilijk ervaren en ziet iemand niet eens meer op tegen het vullen van een uur. Een beginner moet er meer in investeren en brengt er misschien ook nog niet veel van terecht. Menig spreker schaamt zich achteraf zelfs voor zijn eerste optredens. Geef de moed dus niet te snel op.

Een nieuwe spreekbeurt voor kenners over een onderwerp dat je zelf niet helemaal beheerst, levert begrijpelijk meer zenuwen op dan een verhaal voor beginners dat je al drie keer hebt gehouden. Meestal valt de moeilijkheid van de opdracht wel mee, als je je goed hebt voorbereid. Soms red je het dan ook niet. Je hebt helaas een verkeerd thema gekozen. Het is vervelend om dan met een matig verhaal voor de dag te komen. Dat levert spanning op – tenzij je een flierefluiter bent.

Blijf eerlijk tegenover jezelf en anderen. Denk niet dat je over alle onderwerpen kunt spreken. Vooral theologen hebben het idee dat ze over alles (zouden moeten) kunnen spreken. Als mensen je ergens voor vragen, kun je ook zeggen dat je niet de geschikte persoon bent voor dat thema. ‘Dat is (nu) te moeilijk voor mij!’ Dat kan met interesse, intellectueel niveau, persoonlijke grenzen of gebrek aan tijd om je er echt in te verdiepen te maken hebben.

De rationeel emotieve therapie

Alle mensen zijn af en toe bang. Het valt echter op dat de ene mens in een bepaalde situatie zenuwachtig is en de andere mens in dezelfde situatie rustig blijft. Hoe kan dat? Waarom vindt de ene man het leuk om in het donker in de regen met zijn auto door het drukke stadsverkeer te rijden en waarom wordt de andere man er zenuwachtig van? Het is toch hetzelfde drukke verkeer? Waarom vindt de ene vrouw het eng om in een lift te stappen en heeft de andere daar geen last van? Het is toch dezelfde lift? Waarom is de ene jongen bang voor de tandarts en de andere niet?

Wij ontwikkelen ons rustige of bange gedrag als volgt: eerst is er de gebeurtenis die heeft plaatsgevonden, die plaatsvindt of die gaat komen. Die gebeurtenis roept bij ons leuke of niet leuke gedachten op. Die gedachten roepen op hun beurt prettige of niet prettige gevoelens op. Dat brengt weer ons gedrag voort. Het gaat dus van zien of horen naar denken naar voelen naar doen. Dat zien is soms letterlijk waarnemen, soms denkbeeldig (het voor je zien).

De cursief gedrukte woorden beginnen met de letter G, vandaar de alternatieve benaming ‘G-denken’ voor de R.E.T.: de rationeel emotieve therapie. Zo wordt deze therapie bijvoorbeeld bij faalangstreductietrainingen op middelbare scholen genoemd. De R.E.T. wil het denken van mensen veranderen en zo de gevoelens en het gedrag. Door gedachtetraining leert iemand zijn angstgevoelens beter beheersen. Dan kan hij zijn gedrag beter sturen. Een voorbeeld:

Gebeurtenis: er komt een hond op je af Gebeurtenis: er komt een hond op je af
Gedachte: ‘Help, een gevaarlijke hond!’ Gedachte: ‘Die hond lijkt gevaarlijk, maar is volgens zijn baas betrouwbaar.’
Gevoel: je wordt bang, je benen trillen Gevoel: je opkomende angst verdwijnt
Gedrag: je verstijft of je loopt hard weg Gedrag: je loopt rustig door

Dat er een woeste hond op je afstormt, is een vervelende situatie. Helaas kun jij de gebeurtenis niet veranderen. Die hond kómt op je af. Zou het helpen als je je gedrag verandert? Je loopt niet weg, maar je loopt gewoon door. Dat kun je wel doen, maar de angst zit nog in je. Zou het helpen als je tegen jezelf zegt: ‘Niet bang zijn’? Niet echt, want je vindt nog steeds dat de hond er gevaarlijk uit ziet. Het enige dat helpt is de opmerking van de baas van de hond dat hij beslist niet bijt. Daarna veranderen je gedachten. Dan gaat het zoals in de tweede kolom staat.

Als je iets wilt doen aan je angst, dan moeten eerst je angstige gedachten veranderd worden in minder angstige gedachten. Dan volgen je gevoel en gedrag in positieve richting. Als je de angstige gedachten niet weet te veranderen, wordt je angst vanzelf werkelijkheid. Dat is ook iets om je te realiseren. Wie bang is om af te gaan, kan zo krampachtig en saai gaan spreken, dat hij afgaat. Wie bang is dat zijn werk niet klaar komt, gaat zo gespannen werken dat hij fouten maakt en daardoor veel tijd verknoeit.

Als een predikant om half vijf op zondagmiddag in Scheveningen een kerkdienst moet leiden en hij rijdt zich in het centrum van Den Haag vast in een marathon, is dat een gebeurtenis waaraan hij niets kan doen. Zijn gedachten: ‘Help, wat vreselijk, ik kom te laat voor de dienst!’, geven hem een benauwd gevoel. Hij vertoont vervolgens krampachtig rijgedrag. Hij buigt zich met strak gespannen spieren over zijn stuur, als hij de sportwedstrijd eindelijk ontsnapt is. Hij rijdt te hard en schiet de weg naar rechts voorbij, die hij juist had moeten inslaan. Keren kan niet, want hij rijdt op een weg voor eenrichtingverkeer. Als hij na veel getob met de route eindelijk bij het kerkgebouw is, is hij inderdaad behoorlijk te laat. Hij maakt het nog later doordat hij van de spanning eerst nog naar het toilet moet. Zijn angst is dus werkelijkheid geworden en daarvan is hij zelf de oorzaak. Het had ook anders gekund. De gebeurtenis overkwam hem. Hij was niet op de hoogte van de te houden sportwedstrijd. Als hij nu eens andere gedachten had gehad, zou het vervolg anders gelopen zijn. Hij had bijvoorbeeld kunnen denken: ‘Pech gehad. Dit kan de beste overkomen. Ze hadden me maar moeten waarschuwen.

Nou ja, ze zingen maar vast een paar liederen, als ik er nog niet ben. Bovendien vallen ze me om mijn hals van blijdschap als ik te laat binnenkom!’ Angstige, benauwde gevoelens zouden wegblijven. Hij zou zich ontspannen blijven voelen. Zijn rijgedrag zou kalm en beheerst blijven. Hij zou de weg naar rechts wél opmerken. Het slot van het liedje is dat hij tot zijn eigen verbazing toch nog redelijk snel op de plaats van bestemming is. Eén minuut voor tijd zet hij z’n auto op de parkeerplaats.

De R.E.T. is ook van toepassing op het voorbereiden en houden van lezingen en andere voordrachten. In de eerste kolom staat hoe het fout gaat, in de tweede hoe het goed kan gaan.

Gebeurtenis: je hebt morgen een spreekbeurt te vervullen Gebeurtenis: je hebt morgen een spreekbeurt te vervullen
Gedachte: ‘O, help dat wordt een afgang, want ik beheers de stof niet goed en ik ben altijd al zenuwachtig!’ Gedachte: ‘Ik vind het een moeilijk onderwerp, maar ik probeer er wel wat van te maken.’
Gevoel: je voelt je gespannen en moe Gevoel: je bent min of meer rustig
Gedrag: je bereidt je lezing tot diep in de nacht voor; ‘s morgens vroeg schrijf je in paniek een deel over Gedrag: je besteedt op een geconcentreerde wijze voldoende aandacht aan je werk, maar niet overdreven veel

Het heeft geen enkele zin om tegen een angstige spreker te zeggen dat hij zijn verhaal niet hoeft uit te schrijven (gedrag beïnvloeden) of dat hij niet zo zenuwachtig hoeft te zijn (gevoelens beïnvloeden). Hij blijft dan nog gewoon angstig denken. Eerst moeten de angstige gedachten veranderen in rustgevende gedachten.

Welke gedachten maken je het meest zenuwachtig? Met andere woorden: als spreekangst grotendeels aangeleerd is, wat zijn dan de meest voorkomende fout aangeleerde gedachten? Alle gedachten waarbij je een (te) hoge eis stelt aan jezelf maken je zenuwachtig. Hoge eisen herken je aan ‘Ik moet!’ Door (te) hoge eisen wil je bereiken dat je goed overkomt op de mensen, maar zakt je zelfvertrouwen. Als je weinig zelfvertrouwen hebt, word je zenuwachtig. Als je zenuwachtig bent, kun je niet goed werken. Stel daarom nooit te hoge eisen aan jezelf, maar voor jou op dit moment haalbare eisen. Je hoeft niet te werken voor briljante resultaten. Je hoeft niet iedereen met jouw verhaal gelukkig te maken. Je hoeft niet de beste spreker te zijn. Je hoeft niet altijd nieuwe dingen te zeggen. Je kunt niet alle luisteraars tevreden stellen (een heerlijk rustgevende gedachte!).

Als je jezelf zou betrappen op het stellen van te hoge eisen, is het interessant om te kijken waarom je dat doet. Is je werkgever of de christelijke gemeente zo veeleisend? Wil je je partner er gelukkig mee maken? Of stel je zelf die hoge eisen om maar gewaardeerd te worden door de mensen? Wil je stiekem jezelf bewijzen in de gemeente, omdat je zonder het christelijk geloof bent opgevoed? Dan achtervolg je jezelf met een zweep. (‘Ik moet beter kunnen, ik moet hoger kunnen, ik moet meer kunnen!’) Het helpt echt niet. Door (te) hoge eisen wordt je zelfvertrouwen niet versterkt, integendeel. Je kunt er uiteindelijk overspannen van worden. Dan zit je thuis en heeft (tijdelijk) niemand meer iets aan je.

Alle gedachten waarbij je de negatieve kanten van een gebeurtenis overdrijft, maken je ook zenuwachtig. Die beginnen vaak met: ‘O, wat vreselijk!’ Het is goed om, als je dit denkt, na te gaan of de zaak waar om het gaat, werkelijk zo vreselijk is. Meestal valt dat wel mee. Evenals bij de hoge eisen zit achter ‘O, help!’ de angst om af te gaan. Je durft niet werkelijk voor de dag te komen zoals je bent.

Hier volgt ter illustratie een reeks gedachten waarvan je zenuwachtig wordt en gedachten waarvan je kalmeert.

Uiteraard zijn het maar voorbeelden. Je kunt ze voor jezelf lezen en in gedachten aankruisen aan welke foute gedachten jij je schuldig maakt. Zie het als huiswerk om in het vervolg anders te gaan denken.

fout goed
Ik moet een goed verhaal houden. Ik doe m’n best om een goed verhaal te houden, mijn leven hangt er niet van af!
Ik moet nog vijf naslagwerken bekijken voor de voorbereiding van mijn lezing. Ik doe wat ik (nog) kan doen.
Ik moet harder werken. Ik werk zo hard ik kan.
Ik snap helemaal niets van dit artikel/deze bijbeltekst. Ik probeer er wat van te maken.
Ken ik mijn verhaal wel? Ik heb het thuis goed voorbereid; het meeste zal er nog wel inzitten.
Kan ik het wel? (ontspannen spreken met gebaren en al) Ik heb het goed geoefend dus ik denk dat ik het wel kan.
O, vreselijk, straks krijg ik nare vragen. Wat geeft het als ik het antwoord niet weet?
O, help, dit gaat niet goed; ik haper al bij de inleiding van mijn verhaal. Ik doe mijn best, de luisteraars zullen me enige aarzelingen wel vergeven.
Als mijn vrouw/man maar niet boos wordt als ze/hij mij hoort stuntelen! Ik heb mijn best gedaan. Daar kan ze/hij niet boos op zijn.
Help, er zitten allemaal bekenden in de zaal! Mijn familieleden vinden het vast leuk dat ik hier ben!
Ik moet rustig worden, anders kan ik niet denken. Als ik rustig ademhaal word ik vanzelf wel kalm.
O, wat vreselijk, iedereen ziet dat ik bloos/zweet/tril. Wat kan mij het schelen. Zij blozen, zweten of trillen ook wel eens.
O, wat vreselijk, ze kijken allemaal naar mij. Nou en, laat ze kijken. Als zij het woord voeren, kijk ik naar hen.
Ik word niet goed van die zeurende voorzitter met zijn irritante opmerkingen. Die man laat me koud; ik laat me niet van de wijs brengen.
Ik ben zo bang om hier het woord te voeren. Waarom zal ik mij uren zenuwachtig maken voor een verhaal van twintig minuten dat misschien nog meevalt ook?
Ik moet goed slapen want anders kan in morgen niet geconcentreerd spreken. Wat geeft het als ik veel wakker lig; ik rust toch wel een beetje uit.
Alweer mislukt. Wie weet, gaat het volgende week een beetje beter.
Ik voel me een mislukkeling. Als ik geen briljante spreker ben, ben ik zélf toch nog niet mislukt?
Ik kan er helemaal niks van. Ik wil het kunnen en daarom blijf ik het proberen.
Ik heb geluk gehad met mijn lazing; de volgende keer zal het wel tegenvallen. Ik kan blijkbaar een goed verhaal houden! Er is hoop, ook voor de volgende keer!

Ontspanningsoefeningen

Een gespannen lichaam versterkt in alle opzichten je spreekangst. Voorafgaand aan je optreden slaap je slecht, voel je je moe, heb je hoofdpijn, ben je chagrijnig, kun je je slecht concentreren. Dat komt je voorbereiding niet ten goede. Vlak voor de voordracht moet je drie keer naar het toilet. Tijdens de voordracht speelt je lichaam ook op. Je zweet, trilt, voelt een wee gevoel in je buik. Je benen zijn zwaar. Je hart bonkt in je keel. Je tong is zo droog dat je elke keer moet drinken. Je slikt tijdens het spreken op verkeerde momenten, bijvoorbeeld zomaar midden in een woord. Je ademt gehaast. Je hoofd voelt niet lekker. Er zijn ook lichamelijke klachten achteraf: vermoeidheid, hoofdpijn, slecht slapen. Soms heb je na een voordracht het gevoel dat je helemaal óp bent.

Daar kan iets aan gedaan worden. Een gespannen geest maakt het lichaam gespannen en andersom. Door anders te gaan denken, ontspan je je mentaal. Hoe ontspan je je lichaam?

Om je lichaam te ontspannen is het beste: lekker sporten, zwemmen bijvoorbeeld, onder de douche gaan staan en schone kleren aantrekken. Daarvan word je een ander mens! Tijdens het sporten heb je je spieren echt en goed gebruikt en onder de douche worden ze weer tot rust gebracht. Dit is het geheim achter gymnastiek op school. Zonder lichaamsbeweging loopt het kunnen nadenken en opletten vast. Het is dus goed voor je als je naast je werk of studie wekelijks aan sport doet. Als je lichaam voldoende ontspanning krijgt, kun je je beter concentreren op je taken. Wie veel moet fietsen voor zijn bezigheden, krijgt zijn sportuurtjes gratis.

Nu is sporten niet altijd mogelijk. Sommige mensen hebben er ook een uitgesproken hekel aan. Daarvan vind je er verhoudingsgewijs aardig wat onder de hele of halve theologen (de sprekers in de gemeente dus). Bovendien: als je tijdens een voordracht gespannen bent, kun je niet even tegen een bal gaan trappen of een duik nemen. Dat kan ‘s avonds laat ook niet. Wat dan?

Sommigen slikken kalmeringsmiddelen. Er zijn sprekers die ze op zak hebben tijdens hun spreekbeurt. Dat zijn meestal gewoon spierontspanners. Wie voor een spreekbeurt een glas sterke drank nuttigt – wat niet aan te bevelen is – is zijn meeste angst ook wel kwijt. Alcohol neemt immers remmingen weg en ontspant de spieren. Vandaar dat alcoholisten vrijmoedig kunnen galmen en waggelend over straat kunnen gaan. Pillen en alcohol zijn nepmiddelen. Ze worden niet voor niets ‘chemische troost’ genoemd. Ze geven geen echt houvast. Het is veel beter om je zelf te leren ontspannen, al dan niet met behulp van een therapeut.

Je kunt zelf thuis door middel van een uitgebreide of eenvoudige ontspanningsoefening je spieren en ademhaling ontspannen. Zie het maar als zwemmen op het droge. Hoe gaat dat?

In de kern is het dit: je gaat al je spieren langs en spant ze een paar seconden en laat ze dan weer los. Als je dat met al je lichaamsdelen doet, liggend op bed, ben je daar wel een half uur mee bezig. Je spant de spieren van je ene voet, dan van je andere voet, vervolgens van je ene onderbeen, dan van je andere onderbeen enzovoorts. Als je dat gedaan hebt, heb je het gevoel of je een uur lekker gezwommen hebt. Je bent moe, maar wel ontspannen. Deze oefening kun je daarom het beste doen voor het slapen gaan. Er zijn trouwens geluidsdragers met de gesproken tekst van deze ontspanningsoefening erop. Er wordt dan precies gezegd welke spieren aan de beurt zijn om te spannen of te ontspannen.

Korter is de volgende ontspanningsoefening. Deze doe je ook thuis.

  • Zoek een rustig plekje op en ga in een gemakkelijke stoel zitten.
  • Leun gemakkelijk achterover in je stoel.
  • Trappel even met je benen en laat ze dan losjes op de grond zakken, met je voeten plat op de grond.
  • Schud je armen flink uit en laat ze dan losjes en gemakkelijk rusten op de armleuningen.
  • Sluit je ogen.
  • Draai je hoofd een paar keer ontspannen in een grote cirkel in de rondte en laat het rusten in een gemakkelijke stand.
  • Als er andere spieren in je lichaam zijn die strak aanvoelen, span die spieren dan eerst een paar seconden en laat ze dan rustig ontspannen.
  • Adem langzaam en diep. Adem in door je neus en uit door je mond. (Dan krijg je meestal automatisch de buikademhaling. Let er maar op hoe je buik op en neer gaat. Deze buikademhaling is nodig om te ontspannen en daarom ook belangrijk om toe te passen als je niet kunt slapen.)
  • Adem in en tel dan tot drie voor je rustig uitademt en doe dat bewust een paar minuten zo.
  • Als het goed is, voel je je lichaam kalmer en meer ontspannen worden.

Spierontspanning is belangrijk voor mensen die achter een bureau en een katheder hun werk doen. Al zouden ze er alleen maar de eventuele hoofdpijn mee kunnen verminderen (door de nekspieren te ontspannen, want die zitten via de pezen vast aan de schedel), heeft dat al positieve gevolgen. Ze slapen dan beter en zijn minder moe en kunnen zich dus beter concentreren. De allerkortste spierontspanningsoefening thuis verrichten sommige mensen ‘s morgens vroeg op de rand van hun bed. Ze rekken zich luid geeuwend uit, spannen al hun spieren en laten zich dan nog even ‘terugploffen’ in bed. Vervolgens staan ze, ontdaan van elke kramp, op.

Aan de bovenstaande ontspanningsoefeningen heb je ogenschijnlijk niets in de zaal waar je zit te wachten op het moment dat jij het woord krijgt. Of je voert al het woord. Toch kun je ook dan de basisprincipes van de ontspanningsoefening toepassen. De kern is: span zo min mogelijk spieren. Vermijd elke krampachtige houding. Zit of sta niet in elkaar gedoken. Zit of sta rechtop (schouders naar achteren; beweeg ze voor je het woord krijgt even heen en weer om ze los te maken). Laat je armen los hangen (de gebaren komen dan vanzelf). Houd dus nooit het spreekgestoelte vast, want dan heb je na een spreekbeurt hetzelfde gevoel als wanneer je de tuin omgespit hebt. Zet je voeten een beetje wijd uit elkaar, plat op de grond. Adem zo veel mogelijk in door je neus en uit door je mond. Zo ontspan je je terwijl niemand iets aan je merkt.

Als je toch tijdens het spreken een gespannen gevoel in je hoofd, buik of borst krijgt, dwing jezelf dan vooral om rustig en diep genoeg adem te halen. Daarmee voorkom je dat je het gevoel krijgt dat je flauwvalt. Het echte flauwvallen gebeurt overigens niet zo snel. Dit wat ernstiger gespannen gevoel tijdens het spreken hangt meestal samen met een bredere situatie van stress en oververmoeidheid, waarin je (tijdelijk) beland bent door oorzaken die waarschijnlijk niets met het spreken te maken hebben.

Wie zichzelf niet voldoende kan ontspannen, kan altijd hulp krijgen van een therapeut. Zoek ook eens naar informatie op internet via kernwoorden die hier genoemd zijn. Kijk voor de ademhaling bijvoorbeeld op www.ademnet.nl (deze link is niet meer beschikbaar).

Bidden na de rationeel emotieve therapie

We vroegen ons eerder af of het gebed helpt als je spreekangst hebt. Nu volgt er een vervolgvraag: als je door de R.E.T. en de ontspanningsoefeningen anders tegen de moeilijkheid van de spreekopdracht aankijkt, ga je dan ook anders bidden? Ik denk het wel. Het enigszins wanhopige gebed ‘God, neem mijn angst weg!’, is oprecht maar eenzijdig. God moet blijkbaar iets geven, waaraan je zelf kunt werken. Beter is dus: ‘God, help mij anders te denken. Leer mij me te ontspannen. Help mij om mijn eisen realistisch te houden. Bevrijd mij van overbodige schaamtegevoelens voor de mensen. U bent alle eer waard en van U ontvang ik eer genoeg. Laat me U vertrouwen. Laat me mijn luisteraars vertrouwen. Laat me mijzelf vertrouwen. Here Jezus Christus, U bent immers bij mij!’ Geloven is ook:Christus in je gemoed, in je voelen en in je denken toelaten (Ef. 4:23). Dat is de R.E.T. van de apostel Paulus (Rom. 12:2). Met een door Hem vernieuwd denken, ben je een bevrijd mens, ook al scoor je geen tien voor spreekvaardigheid in de gemeente.

Als je alles gedaan hebt om je spreekangst te overwinnen en je altijd goed voorbereidt en je trilt nog bij elke spreekbeurt van de zenuwen en als je gebed om bevrijding van de angst niet verhoord wordt, word dan nuchter. Dat kan op twee manieren: accepteer je gebrek en leer ermee te leven. Of stop met het houden van voordrachten en ga andere taken doen waarvan je minder gespannen raakt. In Gods Koninkrijk is veel te doen, ook naast het (s)preekgestoelte.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken