Menu

Premium

9. Op zoek naar een sleutelbos

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Iemand met een sleutelbos

Een fietsenrek waar wel een fietsslot aan vastzit maar geen fiets, levert een merkwaardig beeld op.

Ik vond dit bericht op het internet. (www.intermediair.nl/Weekblad/kvragen/0326fietssloten.html).

Waarom laten fietsbezitters een dergelijk vitaal onderdeel van hun fiets achter? Een fotograaf vond de afgelopen jaren honderden van dergelijke achtergelaten sloten aan hekken, palen en andere objecten.

De foto’s zijn te zien op de internetsite van fotograaf Peter Boersma (www.hehallo.nl – onder ‘extra’).

Soms is zelfs te zien dat dergelijke verweesde sloten al lang op de desbetreffende locatie verblijven. Dan zijn ze helemaal verroest of overgeschilderd met het hek waar ze aan vast zijn gemaakt.

Er zijn allerlei verklaringen bedacht voor dit fenomeen. ‘De achtergelaten sloten horen waarschijnlijk bij peperdure lichtgewicht racefietsen’, veronderstelt iemand. ‘Die laat je natuurlijk niet gappen. Maar je wilt op zo’n lichte fiets ook geen loodzwaar slot meesjouwen.’ Daar komt bij dat zo’n zwaar slot onhandig aan de fiets slingert en de lak kan beschadigen. ‘Dus laat je het slot achter op de plek waar je de fiets geregeld stalt.’ Een andere verklaring luidt dat het een soort plaatsreservering is. ‘Sloten aan een fietsrek zijn een garantie voor een vrij plekje in een druk fietsenrek. Mensen laten het slot op zo’n manier zitten dat het plaatsen van een andere fiets moeilijk is.’ En een derde vraagt zich af of er misschien ergens iemand rondloopt met een grote sleutelbos, iemand die alle sloten kan openen.

Op vergelijkbare wijze kunnen we ons afvragen of er een sleutelbos bestaat waarmee de woorden van Mozes en de profeten geopend kunnen worden. Want er bestaat geen enkelvoudige loper die op alle sloten past en waarmee je tegelijk alle kamers kunt openen. De zoektocht naar een hermeneutisch sleutelbos, betekende de start van een boeiende ontdekkingstocht door de landschappen van de Schrift en de geschiedenis van de uitleg ervan.

Dienaar des Woords

Het beroep van predikant wordt ook wel ‘dienaar des Woords’ genoemd. Daarbij wil ‘woord’ niet zeggen dat dit beroep opgaat in verbale activiteiten. Het begrip ‘woord’ slaat in de eerste plaats ook niet op het ‘kale’ woord dat je hoort of leest, de combinatie van klanken of lettertekens. Het begrip ‘woord’ heeft primair betrekking op dat wat met de woorden is bedoeld; niet de uitspraak op zich, maar het uitgesprokene.

Firet 1986a, 201.

Nu zitten er geen waterdichte schotten tussen uitspraak en uitgesprokene, maar de aanduidingen kunnen wel dienstig zijn om twee manieren van uitleggen van een bijbeltekst aan te duiden. Aan de ene kant is er een meer formele ontsluiting van de woorden en de letters. Centrale vraag is dan: wat staat er precies? Daarbij zijn woordenboek, grammatica en concordantie belangrijke instrumenten. Daarnaast is er een zoektocht naar de actuele en existentiële betekenis van de woorden voor het leven van mensen hier en nu. Voor dit onderdeel is de uitlegger aangewezen op zijn theologische en hermeneutische bagage alsmede op de eigen creativiteit. Dit onderscheid sluit aan bij de klassieke termen uitleg en toepassing of het onderscheid tussen ‘literaire exegese’ en ‘homiletische analyse’.

In dat verband bleek het onderscheid tussen de binnenkant en de buitenkant van een tekst behulpzaam te zijn voor het ontwikkelen van een homiletische hermeneutiek.

‘In one way or the other, all the way through the history of the Church, it has been affirmed that there is an outward meaning of Scripture and an inward meaning of Scripture’ (Old 1998b, 259).

Onder buitenkant versta ik letters, woorden en zinnen wier betekenis met behulp van woordenboek en grammatica kan worden ontsloten. De binnenkant heeft betrekking op de betekenis en de relevantie die de woorden en zinnen hebben voor hedendaagse hoorders en lezers. Het gaat om de innerlijke dynamiek die telkens tot spreken komt en wil komen. Met dit onderscheid doel ik niet op een louter geestelijke of spirituele betekenis tegenover een meer aardse of tastbare betekenis.

Israël opent reeds eeuwen de boeken van Mozes en de profeten in de verwachting aangeraakt te worden door deze binnenkant. Verhalen, beloften, inzettingen en liederen blijven niet opgesloten binnen de grenzen van letters en historische omstandigheden, maar willen in het heden tot klinken komen.

‘The Scriptures are about and for later times’ (Juel 2003, 292).

In en door Jezus Christus strektde centripetale kracht van deze teksten zich ook uit tot de volke-ren.

‘Because of its centripetal quality as scripture the Bible refuses over and over again to close itself as a book, to secure its connotations to a single self-referential tautology’ (McClure 2001, 21).

Israël en de gemeente van Jezus Christus uit de volkeren leven beide van het vertrouwen dat de Heer deze woorden steeds opnieuw ter hand kan nemen.

Miskotte 1956, 95.

De kracht van de Allerhoogste kan de woorden van Mozes en de profeten keer op keer overschaduwen zodat deze zwanger raken van betekenis voor mensen in telkens nieuwe omstandigheden.

Vgl. Lucas 2:35. ‘These words were pregnant with meaning for the people in their present circumstances’ (Longenecker 1975, 48).

Om de betekenis van deze binnenkant van de Schrift op het spoor te komen, heb ik een eigen model ontwikkeld. Daarbij heb ik gebruik gemaakt van bouwstenen uit de Schrift en de geschiedenis van de uitleg. Op zoek naar omgangsvormen met de Schrift, zijn er in de loop van de geschiedenis drie belangrijke momenten aan te wij-zen.

‘Überblickt man die Geschichte der Schriftauslegung, so macht man die Beobachtung, daß es in ihr nur ganz wenige Einschnitte von fundamentaler Bedeutung gibt’ (Ebeling 1954, 90). Ebeling noemt vervolgens de drie hier aangegeven momenten (vgl. Frör 1967, 20).

Allereerst is daar de hermeneutische benadering van de oude kerk, die tot aan de Middeleeuwen vrijwel onveranderd bleef. Gaandeweg groeide de betekenis van de binnenkant van de teksten uit tot een gedetailleerd systeem van verscheidene lagen. Vervolgens brengt de Reformatie een omslag teweeg in dat concept. Het leergezag bepaalt niet langer wat de binnenkant van de tekst heeft te zeggen maar de Schrift legt in eerste instantie zichzelf uit. Daarmee kwam de buitenkant van de tekst weer in het vizier. En ten derde zijn er de hermeneutische vragen die in het kielzog van het historisch-kritisch onderzoek ontstonden en die nog steeds een rol spelen in de huidige discussie. Daarmee verschoof de aandacht verder van binnen- naar buitenkant.

Bouwstenen

Mijn zoektocht naar een eigen hermeneutisch model is begonnen met een onderzoek naar de oudtestamentische citaten in het Nieuwe Testament. Ik had het vermoeden dat een dergelijk onderzoek nieuwe inzichten zou kunnen opleveren. Zo had ik, vanuit mijn eigen omgang met de Schrift, ontdekt dat lang niet alle oudtestamentische citaten in het Nieuwe Testament een christologische focus hebben. Daardoor ontstond aarzeling tegenover de bijbels-theologische fundering en rechtvaardiging van bestaande hermeneutische modellen.

Vgl. het overzicht bij Greidanus 1999, 55-61.

In de desbetreffende paragrafen werden alle teksten in één christologisch model geperst.

Ik geef exemplarisch een citaat van Von Rad. De wijze waarop apostelen en evangelisten volgens hem het Oude Testament citeren ‘bleibt () doch daarin wegweisend, daß für den Christusgläubigen allein das auf Christus bezogene Alte Testament Bedeutung hat und nur das, was das Alte Testament im Lichte Christi auszusagen vermag’ (Von Rad 1980, 353).

Deze modellen gingen als Procrustesbed functioneren die de diversiteit van de teksten tenietdeed. We zouden ook kunnen zeggen dat dergelijke modellen allemaal één loper hanteren om de teksten te openen. Die verschillende lopers openden deuren die allemaal uitkwamen in een en dezelfde christologische kamer. Daar volgde de vraag uit of er een (meerdimensionaal) model te ontwerpen zou zijn waarbij het materiaal zo wordt ingedeeld dat recht gedaan zou worden aan de diversiteit van de oudtestamentische citaten in het Nieuwe Testament. Het ging om het ontwerpen van een sleutelbos waarmee verschillende kamers ontsloten zouden kunnen worden.

In het eigen bijbels-theologisch onderzoek gaat het me niet om een gedetailleerde studie naar de wijze waarop bijvoorbeeld Mat-teüs of Paulus met het Oude Testament omgaan.

Bijvoorbeeld Gundry 1967; Ellis 1981; Hays 1989; Marcus 1992.

Het gaat evenmin om de vraag of de apostelen en evangelisten gebruik hebben gemaakt van de Griekse of de Hebreeuwse versie van het Oude Testament. Het gaat me evenmin om de vraag van welke (joodse of Griekse) hermeneutische sleutels zij gebruik hebben gemaakt.

Bijvoorbeeld Vermes 1970; Longenecker 1975; Juel 1989 en 2003; Evans 1989, 53-80; Davies 2003; Porton 2003.

Deze vragen zijn wel van belang, maar liggen in eerste instantie op het bord van andere disciplines. Ik doe dit onderzoek als predikant met een homiletische interesse.

Eerst heb ik gekeken naar de theologische context van de citaten bij Mozes en de profeten en vervolgens naar de context bij apostelen en evangelisten. Ik noem Exodus 3:6 als willekeurige illustratie. Daar maakt de Heer zich aan Mozes bekend als een trouwe God. In Marcus 12:26 komen deze woorden terug in een andere theologische context. Jezus geeft deze woorden een eschatologische lading mee die in het citaat zelf niet voorhanden is.

‘Im alttestamentlichen Kontext ist aus dieser Stelle die Totenauferstehung nicht herauszuhören’ (Gnilka 1979, 160; vgl. Pesch 1984, 233v).

De boodschap van het oudtestamentische citaat is in de mond van Jezus eschatologisch gerecontextualiseerd.

Om deze recontextualisaties op het spoor te komen, bleek het behulpzaam te zijn om te vragen naar, wat ik noem, verschuivingen in communicatieve patronen. Ik vroeg eerst voor de oudtestamentische tekst: wie is de zender, wie de ontvanger of het adres en wat is de boodschap?

Hier heeft het woord ‘boodschap’ een strikt communicatieve en geen kerugmatische betekenis.

Vervolgens keek ik wat er met deze drie communicatieve componenten was gebeurd in het Nieuwe Testament. Daarbij kan ‘zender’ slaan op iemand of een groep die iets zegt; hetzenden kan ook betrekking hebben op daden. Voor ‘ontvanger’ geldt dan complementair dat dit de hoorder van een gesproken boodschap kan zijn maar ook iemand die een daad ondergaat of iemand aan wie een daad wordt voltrokken. Ik geef opnieuw een willekeurig voorbeeld ter illustratie. In Psalm 31:6 spreekt David (zender) tegenover de Heer (ontvanger/adres) zijn vertrouwen uit (boodschap) met de woorden: ‘In uw hand beveel ik mijn geest’. In Lucas 23:46 zijn deze woorden opnieuw te horen. De boodschap blijft hetzelfde en ook het adres is gelijk gebleven. Het Nieuwe Testament tekent Jezus in plaats van David als de zender van deze woorden. De communicatieve verschuiving maakt duidelijk dat het hier gaat om een christologische recontextualisatie.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken