Menu

Premium

Aankondiging van God-met-ons

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 7,10-14 en Lucas 1,26-38

Adventstekst

De jonge vrouw zal zwanger worden en een zoon baren. Het is een teken (Hebr.: ’ot) dat God geeft aan het huis van David. Het tekenkarakter komt tot uitdrukking in de naam van de zoon die de vrouw zal roepen: Immanuël (Hebr.: ‘immanoe ’el), wat betekent ‘met-ons-is-God’ (Jesaja 7,14).

De werkwoorden ‘zwanger worden’, ‘een zoon baren’ en ‘zijn naam roepen’ zijn gesteld in de toekomende tijd. Jesaja 7,10-14 is een adventstekst. De lezing wordt volgens het oecumenisch leesrooster gelezen op de vierde zondag van Advent (A-jaar). Het teken is echter van toepassing op elke adventssituatie, wanneer aan een persoon redding wordt verkondigd die heel het volk gelden zal. De lezing past goed op de feestdag van ‘Aankondiging’ (Annunciatie). Dat is een dag van verwachting!

De jonge vrouw

Het lidwoord ‘de’ (Jesaja 7,14) veronderstelt dat een bepaalde jonge vrouw wordt bedoeld. Er wordt echter geen naam of andere persoonsaanduiding bij gegeven. Dat kan betekenen dat ‘de jonge vrouw’ een figuur is, een type of beeld dat de profetische heilsverwachting belichaamt. De verzen 7,15-17 bevestigen dit. Daarin wordt een tijd van onheil aangekondigd waarin het land ontvolkt zal zijn. Tegelijk klinkt de heilsboodschap dat de zoon boter en honing zal eten totdat hij in staat is om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen. Boter en honing is het voedsel voor wie zijn achtergebleven in een land dat overwoekerd is door dorens en distels (7,22vv.). De jonge vrouw draagt de heilsverwachting waaruit zal blijken dat God met ons is. Bepalend voor het teken dat God geeft, God-met-ons, is haar medewerking daaraan. Het teken is werkzaam, effectief en verstaanbaar doordat zij een zoon zal baren uit haar schoot waarin zij deze heeft ontvangen, en doordat zij met haar mond zijn naam zal roepen, de naam die haar is aangekondigd.

De jonge vrouw: meisje en maagd

Het Hebreeuwse woord ‘almah (jonge vrouw) komt niet alleen voor in de profetie van Jesaja. Een jonge vrouw is een ‘almah vanaf haar kindertijd totdat zij geslachtsrijp is en kinderen kan krijgen. Als een vertaling de leeftijd benadrukt is ‘almah een ‘meisje’ (Gr.: neanis), en anders een ‘maagd’ (Gr.: parthenos). Mirjam is een ‘almah (Gr.: neanis) zodra een kind, haar broertje, is geboren dat de redder zal blijken te zijn van het volk (Exodus 2,8). Maria is een ‘almah (Gr.: parthenos) op het moment dat zij door een engel ‘begenadigde’ wordt genoemd (Lucas 1,27-28).

Die genade betekent concreet, net als in de profetie van Jesaja, heilsverwachting die uitkomt: zij zal zwanger worden, een zoon baren en zijn naam roepen (1,31). Zij zal als zijn naam roepen: ‘Jezus’, wat betekent: de Heer is redding. Het teken dat God gaf in de profetie van Jesaja krijgt opnieuw betekenis in de redding van God. Net als in de profetie geeft God in haar een teken van redding aan het huis van David, vertegenwoordigd in de persoon van Jozef (1,27).

Ook bij Maria en Mirjam: Immanuël

De naam ‘Jezus’ die Maria zal roepen is een andere dan de naam ‘Immanuël’ uit Jesaja. Toch is haar zwanger worden, baren en roepen van de naam van deze zoon het teken van God-met-ons. De genade namelijk die zij zal vinden (1,30) – door zwanger te worden, een zoon te baren en als zijn naam ‘Jezus’ te roepen – is haar door de engel al aangekondigd toen hij haar begroette en aansprak als ‘begenadigde’ (1,28). Het teken ‘Immanuël’ overkwam haar op het moment dat de engel zei: ‘God-met-jou’ (Gr.: ho kurios meta sou – 1,28)! Bij Annunciatie lijkt het simpelweg te gaan om een aanzegging, om een mededeling van hogerhand. Maar ‘aan’-kondiging is hier veeleer ‘ver’-kondiging: van de Heer van wie hij gezonden is, en van de betekenis van zijn naam ‘God met ons’!

De verkondiging van de Heer en de betekenis van zijn Naam brengen ons bij die andere ‘almah, Mirjam, wier broertje als kind was gered uit het water. Toen hij was opgegroeid, werd hij door God gezonden om het volk uit Egypte te leiden en het te brengen naar de berg Horeb om Hem te dienen. Die uitredding van het volk, zegt God tegen Mozes, is voor jou het teken (Hebr.: ’ot) dat Ík het ben die jou heeft gezonden, omdat ‘Ik met jou zal zijn’ (Hebr.: ’èhjèh ‘imakh – Exodus 3,12)! Die redding is het teken, omdat daarin de Godsnaam tot uitdrukking komt in de vorm van het werkwoord ‘zijn’ (vgl. Exodus 3,14).

Lofprijzing als verkondiging

In de aankondiging van de geboorte van de redder gaat het om de verkondiging van God-met-ons. Maar daarmee stopt de verkondiging niet. Die gaat verder in de lofprijzing. Door haar lofprijzing (Magnificat, Lucas 1,46-55) blijft Maria – net als ooit Mirjam deed (Exodus 15,21) – in dienst staan van de verkondiging van Gods grote daden die haar eerst zelf waren overkomen. Als dienares (Gr.: doulè, Lucas 1,48) viert en prijst zij Gods grote daden, zowel de daden die Hij aan haarzelf als die Hij aan het volk gedaan heeft. De jonge vrouw gaat het heil verkondigen dat aan haarzelf is verkondigd.

Feestdag

Met de jonge vrouwen Mirjam en Maria prijst de kerk op de feestdag van Annunciatie de Naam van de Heer. Zij getuigt van de grootheid van zijn daden. Want zij verheugt zich op de geboorte van Degene van wie zij zwanger is geworden. Zij verkondigt wat haar is aangezegd. In het geloof van God-met-ons zal zij de genade vinden die haar is verkondigd, op de wijze van de jonge vrouwen: als ‘begenadigde’. Als draagster van Immanuël is zij ‘gezegende’ onder de vrouwen (Lucas 1,42). Op die wijze, lofprijzend, staat zij opgesteld in haar lange traditie met allen die de Heer met vreugde verkondigden en verkondigen, als zijn dienares!

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken