Menu

Basis

Als de verschrikking toeslaat: angst en veiligheid in theologisch perspectief

Inleiding

Kort na de val van de Sovjet-Unie begonnen twee Amerikaanse politicologen een analyse van de nieuw ontstane wereldorde met ‘a tale of two worlds’: een verhaal over twee werelden. ‘One part is zones of peace, wealth, and democracy. The other part is zones of turmoil, war, and development.’1 Deze stelling was polemisch bedoeld: de auteurs wilden een tegenwicht bieden aan het wijdverbreide gevoel, kort na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, dat chaos het wereldtoneel regeerde. Bovendien waren ze, net als bijvoorbeeld Francis Fukuyama, optimistisch gestemd over de aantrekkingskracht van democratieën naar westers model. Burgers in de ‘zones of turmoil’ zouden afgunstig kijken naar de ‘zones of peace’ en zowel kapitalisme als democratie willen omarmen in de hoop ooit ook in vrede en welvaart te kunnen leven.

Ergens hadden deze politicologen, Max Singer en Aaron Wildavsky, een punt. Migranten die hun leven riskeren onderweg naar Europa of de Verenig-de Staten bewijzen nog dagelijks hoe lonkend een perspectief op vrede en welvaart kan zijn, vooral voor mensen in ‘zones of turmoil and development where poverty, war, tyranny, and anarchy will continue to devastate lives’.2 Niettemin hebben Singer en Wildavsky de afgelopen kwart eeuw vooral veel kritiek gekregen, niet het minst op hun beeldspraak van twee afzonder-lijke, zelfs grotendeels gescheiden werelden. De politicoloog John Keane, bijvoorbeeld, wijst op de economische verstrengeling van democratische en niet-democratische regio’s, zo niet op het gebied van voedsel of kleding, dan toch wel via wapenhandel en drugssmokkel. Etnische spanningen, gewelds-uitbarstingen en armoede zijn problemen waarmee vrijwel elke grote stad, waar ook ter wereld, te maken heeft. Bovendien, zelfs al leiden Europeanen en Noord-Amerikanen gemiddeld relatief vreedzame levens, dat wil niet zeggen dat zij geweld, gevaar en angst slechts van horen zeggen kennen.

The democratic zone of peace feels more violent because within its boundaries images and stories of violence move ever closer to citizens who otherwise live in peace, due to the risk calculations and safety requirements of insurance companies; the eagerness for publicity of policing authorities; campaigns to publicize violence and to mobilize the criminal process (against rapists and child murderers, for instance); and the development of a global system of communications, parts of which know that violence attracts audiences and which are constantly driven by the editorial maxim, ‘If it bleeds, it leads.’3

Augustinus

Wie geen vreemdeling is in de christelijke theologie, zou bij dit citaat aan Augustinus kunnen denken. Eén reden hiervoor is dat Augustinus grote moeite had met christenen (donatisten, bijvoorbeeld) die de wereld in twee zones wilden verdelen. ‘Peace’ en ‘turmoil’ zijn volgens Augustinus in het saeculum niet te scheiden. In de tijd vóór Christus’ wederkomst laten de stad van God en de stad van de mens zich net zo min uit elkaar halen als het kaf en het koren uit de gelijkenis van Jezus. Augustinus had bovendien een scherp oog voor wat berichten of ervaringen van onveiligheid met mensen deden. In zijn preken na de val van Rome in 410, bijvoorbeeld, benoemde hij expliciet de angst voor naderend onheil – voor ‘de verschrikking van de nacht’, ‘de pijl die overdag op je afvliegt’, ‘de pest die rondwaart in het don-ker’ en ‘de plaag die toeslaat midden op de dag’, zoals Psalm 91 het poëtisch vertolkt. Steevast verbond de bisschop van Hippo daaraan twee vragen: wat zulke angst zegt over ons, kwetsbare mensen, en wat voor houvast er bij God te vinden is.4

Zou het denkbaar zijn om Augustinus in gesprek te brengen met heden-daagse burgers die bang zijn voor een terroristische aanval of ongerust zijn over de veiligheid in hun land? Natuurlijk is Augustinus een stem uit een andere wereld – een ‘vreemd verleden’, zoals historici zeggen, vol (neopla-toonse, manicheïsche, donatistische) ideeën die niet onmiddellijk aansluiten bij het wereldbeeld van westerse burgers in de vroege 21e eeuw. Maar juist deze afstand tussen toen en nu maakt het gesprek interessant. Hoe diagnos-ticeerde Augustinus angst voor onveiligheid en hoe zijn wij gewend dat te doen (mede onder invloed van de media en de verzekeringsmaatschappijen waarover Kaene in het citaat hierboven spreekt)? Waarom was het sursum corda-motief (‘de harten omhoog’) in Augustinus’ preken zo belangrijk en waarom klinkt zoiets in onze onplatoonse tijden eerder als ontkenning dan als troost? Of zouden er, bij nader inzien, christenen zijn die in Augustinus een heilzame correctie vinden op de ‘veiligheidsutopie’ van moderne wes-terse burgers?5 Valt er van Augustinus iets te leren, zo niet over de wereld-orde na 9/11, dan toch wel over bronnen van houvast en oriëntatie in situaties van angst en onzekerheid?

Een krachtig ‘ja!’ op deze laatste vraag klinkt in het recente boekje Heilige strijd van Beatrice de Graaf, historicus en terrorismedeskundige aan de Universiteit Utrecht.6 Net als Kaene wijst De Graaf op een stijgend gevoel van onveiligheid sinds 9/11, ook in landen als Nederland, en op een toegenomen gebruik van woorden als ‘het kwaad’ onder politici en in de media. Ze legt uit waarom veiligheidsutopisch denken leidt tot onbarmhartigheid richting (potentiële) daders van terreuraanslagen – zelfs tot manicheïsche tegenstel-lingen tussen ‘mensen’ en ‘onmensen’. Onder verwijzing naar Augustinus dis-tantieert De Graaf zich van zulk ‘geseculariseerd verlangen naar veiligheid’. Ze stelt dat mensen primair geroepen zijn tegen het kwaad in hun eigen hart te strijden en pas in de tweede plaats tegen het kwaad daarbuiten.7 Het kwaad dat rondwaart in de wereld zal immers niet door mensen worden overwon-nen: God zelf zal op Zijn tijd de civitas dei van de terrena civitas scheiden.

Dit nummer

Op 17 november 2017 was Beatrice de Graaf te gast aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar zij de hoofdlezing verzorgde op een studiemiddag die was getiteld ‘Als de verschrikking toeslaat: angst en veiligheid in theologisch perspectief’. Dit zogeheten najaarscolloquium, jaarlijks georganiseerd door het College van Bijzondere Hoogleraren aan de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap, zal trouwe lezers van Kerk en Theologie niet onbekend zijn. Al diverse themanummers van dit blad zijn voortgekomen uit deze najaarscolloquia. Ook dit nummer bestaat uit bijdragen die teruggaan op voordrachten gehouden in Groningen, in respons op het verhaal van De Graaf. Petruschka Schaafsma (PThU), Edward van ’t Slot, Rick Benjamins, Wouter Slob en Henk van den Belt (allen RUG) spreken waardering uit voor Heilige strijd, maar stellen ook kritische, soms vrij pittige vragen. Een eerste reactie op deze vragen geeft De Graaf in haar afsluitende dupliek – een tekst die met Heilige strijd gemeen heeft dat zij niet het laatste woord wil spreken, maar een gesprek wil stimuleren.

Duidelijk is niettemin dat De Graaf noch haar gesprekspartners ‘a tale of two worlds’ willen vertellen. De discussie gaat veeleer over de vraag of er twee tijden zijn te ontwaren – en dat op twee manieren. Enerzijds kruisen scribenten de degens over tijdvakken vóór en na Immanuel Kant, of vóór en na Auschwitz – specifiek over de vraag in hoeverre een stem uit de ene wereld zeggingskracht kan hebben in de andere. Is een begrip van erfzonde à la Augustinus in staat de afstand tussen toen en nu te overbruggen? An-derzijds gaat het gesprek, nog fundamenteler, over wat Augustinus in zijn allegorische toepassing van de scheppingsdagen op de wereldgeschiedenis het verschil tussen de ‘zesde’ en de ‘zevende dag’ noemde: de wereld hier en nu (de zesde dag) en het eschaton dat met Christus’ wederkomst (de zevende dag) aanbreekt. Wat doet hoop op een zevende dag met mensen op de zesde dag? Hoe gepast is het om, zoals De Graaf doet, over D-Day en V-Day te spreken? Wat voor verschil maakt eschatologische hoop voor mensen die hun hart nu sneller voelen kloppen als zij een metrostation betreden of in de rij staan voor de security check van een muziekfestival?

Namens het College van Bijzondere Hoogleraren dank ik Beatrice de Graaf voor haar enthousiaste medewerking, de overige contribuanten aan dit nummer voor hun kritisch-constructieve meedenken en de redactie van Kerk en Theologie voor haar bereidheid onze stukken in dit nummer een plaats te geven.

1 Max Singer en Aaron Wildavsky, The Real World Order: Zones of Peace, Zones of Turmoil (Chatham, NJ: Chatham House, 1993), 3.

2 Ibid., 6.

3 John Keane, Reflections on Violence (Londen: Verso, 1996), 5.

4 Zie bijvoorbeeld sermo 105, in Nederlandse vertaling opgenomen in Carthaagse preken, vert. Gerard Wijdeveld (Baarn: Ambo, 1988), en de ongenummerde preek over de verwoesting van Rome in Twintig preken van Aurelius Augustinus, vert. Gerard Wijdeveld (Baarn: Ambo, 1986).

5 Hans Boutellier, De veiligheidsutopie: hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf (Den Haag: Boom Lemma, 2002).

6 Beatrice de Graaf, Heilige strijd: het verlangen naar veiligheid en het einde van het kwaad (Utrecht: Boekencentrum, 2017).

7 De Graaf stelt dit naar analogie van de ‘grote’ en ‘kleine jihad’ in de islam.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken