Menu

Premium

Als uw kinderen u vragen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jozua 4,19-5,1.10-12 en Johannes 6,(1)4-15

Jozua 4,6b vertelt ons over de opdracht die Jozua geeft bij de twaalf stenen om je kinderen te antwoorden als ze vragen: ‘Wat hebben deze stenen voor jullie te betekenen?’ (NBG ’51). Maar ook in het vervolg van het verhaal van Jozua (4,20-24; 5,1-12) wordt er (impliciet) door kinderen gevraagd. Want dat was de traditie bij de Pesachmaaltijd. En zeker als je al veertig jaar geen Pesach hebt gevierd, moet er niet alleen besneden worden, maar moet er ook gevraagd worden wat het betekent.

Deze catechetische manier van leren – vertellen bij wat je ziet en leren door te vragen – komen we ook tegen bij de evangelist Johannes, die immers zegt dat deze tekenen zijn opgeschreven ‘opdat je zult geloven (…)’ (Johannes 20,30-31).

Zie over deze catechetische manier om het Johannesevangelie te herlezen:

D. van Leeuwen-Assink, Wij zouden Jezus wel willen zien. Het evangelie van Johannes herlezen met een catechetische blik, Bergambacht 2015.

Vijf gerstebroden

De vermenigvuldiging door te delen in Johannes 6 wordt het vierde teken genoemd in dit evangelie. Ook in deze perikoop van Johannes zijn didactische momenten terug te vinden. Allereerst is er een jongen die vijf gerstebroden aanreikt (Johannes 6,9). Gerstebroden zijn het symbool van Pasen, terwijl de tarweoogst bij Pinksteren hoort. In feite doet deze jongen wat een kind doet bij het joodse Paasfeest. Het ‘verleden’ (de Tora) wordt hier tegenwoordig gesteld opdat er toekomst is en ieder- een kan eten. Alleen vraagt deze jongen niet ‘Waarom is deze avond anders dan andere avonden?’ om de Tora in herinnering te brengen, maar geeft hij de Tora (vijf broden) als woord dat broodnodig is. Deze jongen komt bij de synoptici niet voor.

Mystagogisch leren

Kenmerken van mystagogisch leren zijn het ervaringsleren en het leren van het geheim, van dat wat verborgen is. In dit gedeelte van het Johannesevangelie is er niet alleen het leren door vragen, maar is er ook het leren door ervaren van de leerlingen zelf. Jezus vraagt aan Filippus hoe deze vijfduizend te voeden (Johannes 6,5). Zo zet Jezus de leerlingen aan tot actie en vinden ze die jongen met vijf broden en twee vissen. Ze ervaren zelf dat het niet genoeg is en zo beleven (ervaren) zij het breken en delen van Jezus op een totaal andere wijze dan wanneer Jezus ‘slechts’ een teken had gedaan en zij toeschouwers waren geweest.
‘Zoals bij de Pesachmaaltijd er een stukje matse verstopt moet worden voor de kinderen, zo verstopt de evangelist Johannes veel informatie in zijn evangelie,’ zeggen Monshouwer en Boendermaker.

J. Boendermaker, D. Monshouwer, Johannes de evangelist van de feesten. Het vierde evangelie als liturgische catechese, Zoetermeer 1993.

Van een ‘Laatste Avondmaal’ en van de instellingswoorden is in het Johannesevangelie geen sprake, en toch komen alle elementen van het avondmaal door het hele evangelie heen ter sprake: de wijn in hoofdstuk 2, het brood in hoofdstuk 6,22-59 en de Pesachmaaltijd aan het Meer van Tiberias in hoofdstuk 6,1-15.

Avondmaalscatechese

Deze verborgen wijze van vertellen betekent dat ook in de catechese niet alles uitgelegd en verklaard hoeft te worden. Juist bij de sacramenten en met name bij het avondmaal kan er veel in het ritueel verborgen zitten dat alleen beleefd of ervaren kan worden. Er zijn verscheidene accenten te leggen in de beleving van het avondmaal, waarvan er vier voorkomen in het Evangelie van Johannes, waarvan drie in Johannes 6.
Zo is er de bruidsmystiek rondom het avondmaal. De gemeente is dan de bruid en Christus de bruidegom. De bruiloft in Kana als beginsel van de tekenen van Jezus (Johannes 2,1-11) klinkt dan mee en de teksten over de wijnstok en het verbonden zijn met elkaar (Johannes 15,1-8) passen ook in deze ‘intieme’ manier van de maaltijd beleven.
Een tweede beleving is de diaconale beleving. Jezus leert ons de Woorden ‘doen’ door ons te leren breken en delen. Een illustratie daarvan is de broodvermenigvuldiging aan het meer, waar Jezus dankt en brood en vis deelt (Johannes 6,11).
Het avondmaal als het gedenken van Jezus als brood uit de hemel komt in het laatste gedeelte van dit zesde hoofdstuk aan de orde, waar Jezus zegt: ‘Ik ben het brood des levens’ (Johannes 6,35). Het avondmaal als feest van bevrijding zoals het bij Pesach wordt gevierd, is ook nog in dit zesde hoofdstuk te lezen, want net als in Exodus 14 wordt de zee overgestoken (Joh. 6,16-25). De vijfde manier van vieren van het avondmaal, als voorafschaduwing van het bruiloftsmaal van het Lam – die we onder meer kennen uit het klassieke avondmaalsformulier – komt niet in het Johannesevangelie voor, maar wel in het boek Openbaring (19,9).

Wat de verhalen van Jozua en Johannes met elkaar gemeen hebben, is het feit dat er geen lam wordt geslacht. Brian McLaren vertelt in zijn boek Een nieuw christendom over een andere manier om naar de kruisiging te kijken, waarbij de ‘Griekse’ offergedachte wordt losgelaten.

B. McLaren, Een nieuw christendom. Tien vragen die het geloof veranderen, Barneveld 2017.

In de discussie die wij daar- over hadden met gemeenteleden constateerde iemand dat je dan ook op een andere manier naar het avondmaal zou moe- ten kijken. De lezingen uit Jozua en Johannes zouden daarbij kunnen helpen. Zeker als we in deze Veertigdagentijd naden ken over het lijden van Jezus. Ook dat is catechese.

Bij Jozua 4:19-5,1.10-12 en Johannes 6:(1)4-15/Johannes 6:1-15

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken