Menu

Premium

Amen, voorwaar

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Het woord ‘amen’ is in de algemene spreektaal ingeburgerd als uiting van instemming. In de geloofstaal wordt het gebruikt als besluit van de gebeden. In de gang van de liturgie wordt het woord ‘amen’ behalve als afsluiting van de gebeden uitgesproken na groet en zegen, alsook na de prediking. Buiten de eredienst wordt het soms in allerlei situaties op schertsende wijze gebruikt, bijvoorbeeld in de uitdrukking overal ‘ja en amen’ op zeggen, dat wil zeggen: overal mee instemmen, alles goed vinden. In de Bijbel wordt ‘amen’ als instemmend woord gebruikt in de context van de eredienst en andere godsdienstige handelingen. Bijbelschrijvers zijn zuinig met het gebruik van dit woord en reserveren het om het gewicht van woorden als ware woorden te onderstrepen. Dat is een kenmerkend verschil met de wijze waarop het in de huidige samenleving gebruikt wordt.

Woorden

‘Amen’ komt van een Hebreeuwse woordstam, die als werkwoord (in verschillende vormen) kan betekenen: ‘ondersteunen’, ‘trouw zijn’, ‘zeker zijn’, ‘geloof stellen in’. De betekenis van het verwante partikel ‘amen’ kan omschreven worden als ‘waarlijk’. In het Grieks van het Nieuwe Testament wordt dit Hebreeuwse woord vaak onvertaald gelaten. In een aantal gevallen wordt ‘amen’ door de evangelisten vertaald met ‘waarlijk’ of ‘voorwaar’: wanneer het door Jezus op een ongewone manier gebruikt wordt, namelijk, aan het begin van een zin om zijn woorden te onderstrepen (bijv. Mat. 5:26; Luc. 4:24; Joh. 10:1). Het woord ‘ja’ in Openbaring 1:7 en 2 Korintiërs 1:20 is eveneens een vertaling van ‘amen’.

Betekenis in context

Oude Testament

Vloekuitspraken

Het eerste dat opvalt in het Oude Testament is dat het woord ‘amen’ niet veel gebruikt wordt. Het komt slechts dertig keer voor, waarvan vijf keer verdubbeld. De meeste gevallen betreffen de aanvaarding van een vloekuitspraak, zoals in de verbondsceremo-nie omschreven in Deuteronomium 27 waar het volk de verbondsvloeken, door de Levieten uitgesproken, steeds beaamt. Door ‘amen’ te zeggen, stemt men niet alleen in met de vervloeking, maar stelt men zichzelf, in geval van overtreding, bij wijze van een eed onder de vloek. Op deze wijze wordt de ernst van overtreding van Gods geboden door het volk aanvaard en onderstreept.

Lofprijzingen

Ook vaak voorkomend is de gewoonte om ‘amen’ uit te spreken na een lofprijzing aan de Here, zoals aan het eind van Psalm 106, waar het volk het ‘amen’ uitspreekt op de lofprijzing van de Levitische zangers (vgl. ook 1 Kron. 16:36). Het woord ‘amen’ wordt ook gebruikt om de vijf afdelingen in het boek van de Psalmen te markeren. Zo vinden we het woord aan het eind van de Psalmen 41, 72, 89 en 106. Misschien hebben we hier te makenmet een liturgisch gebruik. In Nehemia 8 wordt beschreven hoe de schriftgeleerde Ezra op een feestdag voor de verzamelde gemeente de thora, de wet van de Here voorleest. Na de opening van de boekrol spreekt Ezra een lofprijzing uit die door het volk met ‘amen’ beantwoord en beaamd wordt.

Instemming met aankondigingen

Twee keer wordt ‘amen’ gebruikt om de instemming met een profetie of de afkondiging ervan aan te geven. In Jeremia 28:6 beaamt Jeremia met sarcasme de valse profetie van Chananja: ‘Amen, moge de Here zo doen’. In 1 Koningen 1:36 bevestigt Benaja de aankondiging van David dat Salomo als koning gezalfd zal worden. Hij zegt dan: ‘Amen, moge de Here, de God van mijn heer zo spreken’. Het feit dat in beide passages het woord ‘amen’ verklaard lijkt te worden, onderstreept de indruk dat wij hier met uitzonderlijke gevallen te doen hebben. Het gebruik van het woord ‘amen’ alleen in deze situaties, buiten een liturgische context om, zou buitengewoon opgevallen zijn (vgl. Op. 1:7 en 22:20).

‘Amen’ als eigenschap van God

In de overgeleverde leestraditie van Jesaja 65:16 wordt tweemaal gesproken van ‘de God van (het) amen’, maar vaak wordt deze tekst met andere klinkers gelezen als ‘de God van waarheid’ (de oorspronkelijke tekst bevat slechts medeklinkers, maar de oude joodse leestraditie vult de klinkers aan). De oude leestraditie lijkt echter een weerklank te vinden in Openbaring 3:14 waar ‘de Amen’ gebruikt wordt als titel voor Jezus.

‘Amen’ niet overal gebruikt

Net zo belangrijk als de teksten waar het woord ‘amen’ in voorkomt, zijn de plaatsen waar het woord juist niet gebruikt wordt. Hetvalt dan op dat ‘amen’ wel vaak als teken van aanvaarding van vloekuitspraken dient, maar dat het nooit gebruikt wordt om zegenuitspraken te beamen, tenzij de zegen gericht wordt aan de Here, als lofprijzing. Het woordje komt ook niet voor als sluiting van een gebed.

Nieuwe Testament

De woorden vanJezus

Buiten de hierboven vermelde vertaalde gevallen wordt het woordje ‘amen’ ongeveer 131 keer in het Nieuwe Testament gebruikt. Dit getal kan echter misleidend zijn. 103 Keer wordt het woord gebruikt op een ongebruikelijke manier door de Here Jezus Zelf wanneer hij een zin ermee begint. Moderne vertalingen geven dit vaak weer als ‘voorwaar, voorwaar’, hoewel de eerste lezers van het Nieuwe Testament, jood of Griek, de onvertaalde uitspraak ‘Amen, amen, ik zeg u’ net zo vreemd en indrukwekkend gevonden hadden als wij! Met deze verrassende spreekwijze onderstreept Jezus het belang en gezag van zijn woorden. De gezaghebbende wijze waarop Jezus sprak – in tegenstelling tot het onderwijs van de schriftgeleerden – wekte bij de mensen verwondering (Mat. 7:28-29). In de gelijkenis van de wijze en de dwaze bruidsmeisjes legt Jezus het woord ‘amen’ (vertaald met ‘voorwaar’) in de mond van de bruidegom (Mat. 25:11-12). Het ‘Heer, heer’ herinnert aan de geladen woorden uit Matteüs 7:21. De heer spreekt als de Rechter bij het laatste oordeel (vgl. Mat. 25:14-30 en 31-46).

‘Amen’ als antwoord van de gemeente

Voor de rest wordt ‘amen’ bijna altijd gebruikt om instemming met een lofprijzing aan de Here aan te duiden, zowel door de persoon die de lofprijzing spreekt als door alle aanwezigen die het aanhoren. Uit 1 Korintiërs 14:16 kunnen wij afleiden dat het in de samenkomsten van de gemeente gebruikelijk was dat de gemeenteleden een aangehoorde lofprijzing gezamenlijk beaamden. De versie van het Onze Vader die met een lofprijzing sluit, krijgt om deze reden ook een afsluitend ‘amen’ (Mat. 6:13). In 2 Korintiërs 1:18-20 weerlegt de apostel de kritiek van sommige gemeenteleden dat Paulus zijn plannen lichtvaardig verandert en men op zijn woorden niet aan kan. Er is Paulus alles aan gelegen om duidelijk te maken dat zijn spreken volstrekt betrouwbaar is. Hij doet dat met een beroep op de trouw van God. Gods beloften zijn in Christus ‘ja’, dat wil zeggen: ze worden door Jezus, Gods Zoon, vervuld en waar gemaakt. Op dit jawoord van Gods kant antwoordt de gemeente met ‘amen’. Dit ‘amen’ ter bevestiging is tot eer van God. De zekerheid en de vastheid van Gods beloften en het daarin verkondigde heil wordt door de Heilige Geest de gelovigen na aan het hart gelegd (2 Kor. 1:21-22). Met het beeld van het zegel en de verzegeling wordt de vastheid van het heil en zo de kracht van het ‘amen’ opnieuw onderstreept.

‘Amen’ na een zegen

Hoewel in het Oude Testament ‘amen’ nooit gebruikt wordt om een zegenwens of een zegengroet voor mensen te bekrachtigen, is dit wél het geval bij in ieder geval twee passages van het Nieuwe Testament, te weten Romeinen 15:33 en Galaten 6:18. Vele manuscripten voegen ook een ‘amen’ toe bij een aantal andere zegen-uitspraken waarmee een brief afgesloten wordt. Gezien het feit dat in de regel zegen-uitspraken aan het begin van een brief niet beaamd worden, kunnen wij uit het gebruik van ‘amen’ als afsluitingswoord constateren dat dit gebruik in de eerste eeuwen van de vroegchristelijke kerk toenam en er uiteindelijk toe leidde dat gebeden in het algemeen met een ‘amen’ afgesloten werden.

Kern

Samenvattend is het liturgisch gebruik het meest voorkomend gebruik van het woord ‘amen’, en wel om in te stemmen met een lofprijzing op de Here. Dit kan zowel uitgesproken worden door degene die de lof brengt, als door de toehoorders. Een enkele keer komt het in een brief voor om een zegen aan de lezers te bekrachtigen. Het lijkt erop dat men het als ongepast aanvoelde om een zegenwoord te beamen, dat bedoeld was voor zichzelf. Dit feit gaat gepaard met het terughoudend gebruik van het woord, dat gereserveerd wordt voor een ernstige onderstreping van de waarheid. Het is, in de goede zin des woords, een krachtige uitdrukking ter bevordering van de eer en heiligheid van een almachtige God. Het draagt ook een belijdend karakter.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: trouw, waarheid.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken