Menu

Basis

André Louf over geestelijke begeleiding

‘Alleen de liefde baart en geeft leven’

Het doel bij geestelijke begeleiding is de ‘wedergeboorte’ van de begeleide, die zich in een overgangsproces van oud naar nieuw bewust wordt van zijn of haar ‘echte zelf’. De cisterciënzer André Louf beschrijft hoe in zo’n gesprek de begeleider op het juiste moment een Woord kan spreken.

Met de titel De genade kan meer komt de Belgisch-Franse auteur en cistercienzer monnik André Louf (1929-2010) meteen tot de kern van wat volgens hem geestelijke begeleiding dient te zijn: geduldig en stap voor stap Gods genade volgen en haar nooit vóór willen zijn door te snelle interventies. De begeleider laat het leven in de begeleide zijn gang gaan, als water dat uit de bron stroomt en zijn bedding vormt uit eigen kracht. Die diepste bron, die in elk mens aan het werk is, is onze ‘innerlijkheid’. Daar raakt God ons met zijn scheppende kracht – intens en voortdurend.

God is ons nabij, Hij woont en leeft in ons, als het hart van ons hart. Waarom Hem ver weg, hoog boven ons zoeken? De liefde van de Vader voor zijn Zoon ‘komt tot ons van binnenuit naar buiten’, merkte Jan van Ruusbroec op. Intimior intimo meo, zo zei Sint-Augustinus het. De mysticus is, volgens Thomas Merton, iemand die fully born, ‘helemaal geboren’ is. Het gaat dus om een ‘evangelisch genezingsproces’, zodat niets zijn actie en zijn vruchten in de weg staat’. (2003, 32)

Wedergeboorte

Doel van de geestelijke begeleiding is de ‘wedergeboorte’ van de begeleide, die zich in een overgangsproces van oud naar nieuw bewust wordt van zijn of haar ‘echte zelf’. Daartoe kiest hij of zij een begeleider en samen gaan ze een dialoog aan. De begeleide heeft een open en ontvankelijke houding, de begeleider treedt hem of haar liefdevol en accepterend tegemoet.

Onder liefde verstaat Louf de agapè die de apostel beschrijft in zijn eerste brief aan de Korintiërs: ‘De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig. Ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.’ (1 Korintiërs 13: 4-7). De begeleide persoon wordt talis qualis, precies zoals hij of zij is en zonder oordeel (negatief noch positief) ontvangen. Wat in de dialoog gebeurt, raakt beide partners. Ze evolueren en groeien samen en in die zin is er sprake van wederkerigheid. Wel is er een verschil van rol: van de begeleider wordt verwacht dat hij of zij het overgangsproces naar een vrijere en spontanere levenshouding – want dat zijn de vruchten van de Geest – ondersteunt en superviseert.

Overen tegenoverdracht

Volgens André Louf kunnen we bij die geestelijke ondersteuning en supervisie leren van de psychoanalytische begrippen ‘overdracht en tegenoverdracht’. Overdracht is het door Freud geïntroduceerde, onbewuste mechanisme waarbij de cliënt gevoelens, gedachten, houdingen et cetera uit de kindertijd projecteert op de therapeut. Tegenoverdracht – de reactie van de therapeut op de overdracht – is volgens Freud een hinder voor het welslagen van de behandeling. Inmiddels wordt binnen de psychoanalyse echter ingezien dat het spel van overdracht en tegenoverdracht ook een hulpmiddel kan zijn, mits het goed gespeeld wordt. Louf geeft daartoe een aantal aanwijzingen met betrekking tot de geestelijke begeleiding.

De positie van de begeleider is een paradoxale: enerzijds luistert die aandachtig en gaat hij of zij mee in het scenario van de begeleide. Anderzijds behoudt hij of zij de afstand die nodig is om niet verstrikt te raken in een schimmig spel van twee onbewusten die mogelijk elkaars oude wonden steeds verder openrijten, waardoor heling ver te zoeken is. De begeleider is volledig aanwezig, maar als ‘ander’. Distantie is nodig om de ‘derde dimensie’ (de term is afkomstig van de Engelse analist Fred Blum), die van Gods Geest, de ruimte te laten om in de begeleidingsdialoog haar geneeskrachtige werk te doen.

Ook wat zich in het binnenste van de begeleide zelf afspeelt, kan bevrijding in de weg staan of – in een goede ontmoeting – juist bevorderen. In Met Gods genade, de neerslag van een aantal gesprekken met interviewster Stépane Delberghe, legt Louf helder uit wat hij in dit verband bedoelt met de innerlijke ‘agent’ en de innerlijke ‘spiegel’:

De ‘innerlijke agent’ is de kristallisatie van de talrijke echo’s die de herhaalde tussenkomsten van het gezag in al zijn vormen in het onbewuste hebben nagelaten. Hij is tegelijk een kans en een gevaar. Een kans, omdat vroeger geregistreerde verboden en toestemmingen kunnen helpen bij het onderscheiden van een efficiënt handelen. Bovendien kunnen ze iemand helpen te komen tot zijn echte verlangens, om die te matigen en harmonieus te integreren. Maar de ‘innerlijke agent’ impliceert ook een gevaar. Want waar het verbod bovenmatig overheerst, wordt elk mogelijk verlangen verstikt en ontstaat een wedren naar morele perfectie, waarvan de ontsporingen bekend zijn. Een van de meest voorkomende is het obsessionele streven naar een geïdealiseerde perfectie, een uiterst narcistisch zelfbeeld, dat de rol speelt van een ‘spiegel’ waarin men zijn ingebeelde deugden bewondert. (2002, 120)

Het is zaak het volmaaktheidsschema dat zo kan ontstaan – de ideologie, filosofie, of zelfs ‘spiritualiteit’ – te herkennen en, meer nog, dat als het ware ‘op heterdaad’ te betrappen. Op die manier kan vermeden worden dat een roeping of geestelijke levensweg niet meer is dan het contempleren van die narcistische spiegel waarin de begeleide bewondert wat hij of zij zou willen zijn.

Een goddelijk Woord

Het fundamentele verschil tussen een psychologische reis en een spirituele dialoog is gelegen in het feit dat, na een tijd van systematisch stilzwijgen en non-interventie, de begeleider op het gepaste moment niet schroomt om in de traditie van de woestijnvaders een Woord te spreken: kort en sober, maar scheppend. Dat Woord was al slapend in de ander aanwezig, en wordt door de begeleider gewekt:

Op de gepaste tijd zal het Woord gegeven worden, dankzij de kwaliteit van de relatie. Die zal er haar echte daadwerkelijke vruchtbaarheid aan geven. Alleen de liefde baart en geeft leven. De begeleider zal des te beter in staat zijn een dergelijk Woord te spreken, als hijzelf er een ontvangen heeft van een ander. Het Woord ontspringt aan de bron van ons diepere zijn en bereikt de andere ook op dat niveau. Het lijkt zo evident, zo eenvoudig en uniek. Alle verdere uitleg is overbodig. (2003, 85)

Wil de geestelijk begeleider zo’n goddelijk Woord weten te ontwaren in de ander, dan is het naast het zelf ontvangen van begeleiding belangrijk dat hij of zij het meditatief bijbellezen, de Lectio Divina, beoefent en een biddend leven leidt. De rest is en blijft genade.

Barbara Zwaan is theoloog. Ze is geestelijk verzorger, redacteur van Herademing en docent aan de Academie voor Geesteswetenschappen. In 2017 publiceerde ze Een prachtige dans. De therapeutische afstemming van afstand en nabijheid in het werk van Carl Rogers, Martin Buber en Henri Nouwen, KSGV, Tilburg.

Literatuur

Literatuur André Louf, De genade kan meer. Spiritualiteit van de geestelijke begeleiding, Lannoo, Tielt, 2003.

André Louf, Met Gods genade. Een ontmoeting, Lannoo, Tielt, 2002.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken