Menu

None

Apostolaat en zending ten volle

Deze bijdrage is de uitgeschreven versie van een lezing, gegeven door Dorottya Nagy, bij de verschijning van Verzameld werk: deel 5-C van Van Ruler.

In 2021 heeft Dirk van Keulen zijn onderzoek gepubliceerd naar wie er allemaal op Van Rulers overlijden in december 1970 schriftelijk in kerkelijke en brede journalistiek gereageerd hebben.[i] Van Keulen geeft hiermee niet alleen een geordende aanzet voor de Van Ruler-receptiegeschiedenis, die veel breder is dan kerkelijk Nederland, maar construeert ook een momentopname van publieke theologie eind jaren zestig, begin jaren zeventig in Nederland.

Binnen de diversiteit van de stemmen begin jaren 1970 ontbreken teksten geschreven door vrouwen. De bijbehorende waaromvraag zou het onderwerp van een nieuw onderzoek kunnen zijn, want zoals collega Rinse Reeling het net liet zien: er werd veel naar Van Rulers radio-uitzendingen geluisterd door vrouwen. Zijn teksten, zeker in zendingsblaadjes, werden ook – misschien zelfs vooral – door vrouwen gelezen. Tegelijkertijd weerspiegelt de studie theologie en zeker ook theologisch onderwijs van de jaren zeventig een maatschappelijk segment waarin vooral mannen het voor het zeggen en schrijven hadden, zeker wanneer het over systematische theologie ging.

We zouden kunnen speculeren dat de meest uitgewerkte receptiegeschiedenis van Van Ruler in het werk van Betteke van Ruler,[ii] de dochter van de theoloog, vorm krijgt. Vanuit een specifieke lezing van Van Rulers zendingstheologie zou het werk van Betteke van Ruler als een voorbeeld genomen kunnen worden van hoe zending zich doorvertelt en doorvertaalt naar communicatiewetenschappen en naar leidinggeven en hoe zending en daarmee zendingstheologie daadwerkelijk interdisciplinair en op nieuwe wijze maatschappelijk relevant wordt. Zou dit, Betteke van Rulers werk, ook een voorbeeld kunnen worden van hoe Van Rulers idee/visie van kerstening van de cultuur in de praktijk werkt?

Hoe dan ook: er is nog steeds te weinig zichtbaar van hoe vrouwen met de theoloog Van Ruler in gesprek gaan. Het schijnt dat het team van het project ‘verzameld werk Van Ruler’ bewust omgaat met het gebrek aan vrouwelijke stemmen in gesprek met en over het werk van Van Ruler. In ieder geval spreken er tijdens de boekpresentaties van Van Rulers verzamelde werk ook vrouwen mee. Zo gaf collega Dr. Margriet Gosker een lezing bij de aanbieding van het Verzameld Werk 5b, kerkorde, kerkrecht en ambt van dr. A.A. van Ruler op 14 december 2018 in de Diependaalse Kerk te Hilversum.[iii]

Zo sta ik hier vandaag – zeer waarschijnlijk niet zozeer gevraagd wegens mijn kennis over Van Ruler (ik ben geen Van Ruler expert) en ook niet omdat de organisatoren zich een lezing van Van Ruler vanuit genderperspectief voorgesteld hebben (daarvoor hadden ze beter collega professor Heleen Zorgdrager uitgenodigd), maar vooral als een teken van bewustwording dat presentatie en representatie ook binnen theologie oud en jong, rijk en arm, autochtoon en allochtoon om een verbannen vocabulaire te gebruiken, mannen en vrouwen en nog veel bredere categorieën nodig heeft.

Waar collega Rinse Reeling zijn verbondenheid in zijn naar Van Ruler luisterende oma heeft, vindt Margriet Gosker haar aanknopingspunt met Van Ruler in haar eigen belevenissen van Van Rulers radio-uitzendingen. Vanzelfsprekend heb ik ook een aantal van de uitzendingen beluisterd. Echter in 1970 was ik nog niet eens geboren en mijn eerste kennismaking met Van Ruler kwam door de missioloog Jan Jongeneel en dat is ruim twintig jaar geleden. In die zin sprak Van Ruler mij aan als de jonge theoloog en vond ik het spannend hoe de theologische ontwikkeling van de jonge Van Ruler, zeer actief in de studentenvereniging, naar een hoogleraarschap leidt. Met de ervaringen van een communistisch systeem vond ik het ook spannend om Van Rulers ideeën over de rol van het christelijk geloof in de samenleving te verkennen.

Maar Van Ruler blijft voor mij nog steeds het meest spannend wanneer ik hem door de ontwikkeling van student naar predikant naar hoogleraar als door het leven gevormde christenmens zie. In deze ontwikkeling vind ik hem als gesprekspartner: in zijn worstelingen over de rol en de taak van missiologie binnen het systeem van hoger onderwijs, de taak van theologie-missiologie in de intellectuele en spirituele vorming van toekomstige predikanten, theologen in en vanuit de samenleving in Nederland. Ik vind Van Ruler als serieuze gesprekspartner wanneer het gaat over het ontwikkelen van een nieuwe theologische taal (we zijn uiteindelijk in Utrecht!), dat impliceert meteen theologische-missiologische praxis die de maatschappelijke context vanuit een uitgesproken christelijk (belijdend) perspectief beschrijft, analyseert en vormt.

Ik ga in gesprek met Van Ruler vanuit het perspectief van een theoloog die missiologie als een publieke en politieke theologie benadert. Het perspectief is ook van iemand die Nederlands met een accent spreekt, die het communistische systeem in Roemenië meegemaakt heeft en die de wereldwijde socio-politieke verbindingen door vele migratiedynamieken theologisch onder de loep neemt. Ook voor mij gaat het om de plek van de christelijke identiteit in al haar samenstellingen op deze aarde en ingebed in functionerende politieke systemen.

Vanuit dit perspectief nodig ik u uit om op drie begrippen die Van Ruler onder onze aandacht brengt samen te reflecteren. Ik plaats deze drie begrippen meteen in stellingen zodat we direct de scherpte van de theologie voelen. Door deze stellingen laat ik dan ook zien dat het de moeite waard is om Van Ruler te blijven lezen; zijn opvattingen hebben veel te zeggen voor het kerk-zijn hier en nu.

1.    Over de niet-maakbaarheid van de kerk wegens het apostolaat

De eerste luidt als volgt: Van Ruler, die nauwelijks genoemd wordt in de rij van de missional church/ missionair kerk-zijn theologen, heeft iets te bieden om de missionaire koorts, zeker in Nederland, te meten. Of anders gezegd: Van Rulers zendingstheologie bestrijdt door het begrip van apostolaat elke visie over de maakbaarheid van de kerk (ook) in Nederland.

De zendingstheologische Van Ruler teksten uit deze band bieden de lezer een grote stimulus tot nadenken over: Wat is zending? Wat is kerk? En op welke manier hebben deze twee iets met elkaar te maken? Zulke korte bijdragen als de mijne brengen altijd de luxe van ‘kort door de bocht uitspraken’ met zich mee. Van Rulers gedachten over de link tussen zending en kerk weerspiegelen de bredere oecumenische gesprekken over de link tussen kerk en zending, zoals die vanaf de Eerste Wereldoorlog, tijdens en zeker na de Tweede Wereldoorlog wereldwijd gevoerd werden. Het probleem van het loskoppelen van zending van de kerk, het bedrijven van zending naast de kerk als organisatie leidde tot kritische reflecties over de theologische scheefgroei, hoe een zendingsorganisatie zonder – wat Van Ruler noemde – organische inbedding in de kerk kan opereren en hoe de kerk als organisatie haar apostoliciteit vergeten was/is. Deze theologische vragen hebben directe consequenties voor hoe theologisch onderwijs vorm krijgt binnen het hoger onderwijs, maar ook voor wat er in de kerkorde ‘gebeurt’.

Van Ruler laat zien dat een kerk, de kerk die zijn missionair bestaan niet als existentieel beschouwt, geen kerk is. Daarom is het opvallend dat de stem van Van Ruler in de inmiddels verwilderde literatuur rondom de missional church beweging nauwelijks te horen is. Ik vraag me af, waarom er niet meer Van Ruler gelezen wordt bij het ontwikkelen van een contextuele vorm van missionair kerk zijn in Nederland? Is Van Ruler te direct en te kritisch, te kort door de bocht wanneer het over de maakbaarheid, respectievelijk niet-maakbaarheid van de kerk gaat?

Voor Van Ruler blijft, zoals het menselijke bestaan, de opstanding en de predestinatie, ook de kerk uiteindelijk een mysterie. Toch is het voor hem belangrijk om de theologie van de kerk met de kernnotie van apostolaat te verbinden: God handelt en de mens – let op! – de gemeenschap belijdt en de gemeenschap volgt God vanuit en door de belijdenis. Vanuit Van Rulers zendingstheologie zou geen pioniersplek als ‘nog niet volledige kerk’ te legitimeren zijn; voor Van Ruler ben je kerk en dus missionair of je bent geen kerk. Deze zendingstheologie heeft praktische consequenties voor kerkrecht, voor de kerkorde waarover anderen veel meer zouden kunnen zeggen dan ik.

Voor mij is het belangrijk om te noemen dat binnen de huidige discussie over kerk-zijn in Nederland, Van Ruler ons inspireert om niet alleen de kritische vragen over zending als bedrijf, los van een existentieel bestaan van de kerk, te stellen maar ook om kritische vragen te stellen over de ver-bedrijfelijking van de kerk als organisatie – en vanuit mijn positie als hoogleraar haast ik me meteen ook de kritische vraag over de verbedrijfelijking van het hoger onderwijs te stellen: op welke manier wordt spirituele/geestelijke vorming (kerk-zijn) en intellectuele vorming (universiteit zijn) in de samenleving als menselijke onderneming (business) verstaan en bedreven? Welke consequenties heeft de verbedrijfelijking van kerk en universiteit voor de christelijke identiteitsvorming? Wat doet dat met structuren en onderlinge verhoudingen? Wat gebeurt er met communicatie? Wat gebeurt er met hiërarchie? Welke leiderschapsmodellen worden gehanteerd? Hoe is kerk en theologie aanwezig in de samenleving? Deze vragen kunnen via de in deze band verzamelde Van Ruler teksten vandaag gesteld worden. En een kritisch gesprek met Van Ruler zal ons zeker verder helpen. Ik pleit ervoor om meer Van Ruler, en zeker altijd meer Van Ruler in gesprek met anderen, zoals Hoekendijk, in de huidige missionaire koorts in Nederland te gaan ‘opnemen’.

Ik spreek over een missionaire koorts in Nederland, want net als Van Ruler of Hoekendijk, ben ik kritisch over elke vorm van zendingspraktijk die zonder theologische verantwoording gebeurt. Van Ruler heeft het niet meer kunnen beleven hoe zending weer tot een centrale notie van het verstaan van de kerk in West-Europa en Noord-Amerika geworden is, maar ik vraag me af, of hij dit – en hoe dit in vele gevallen gebeurt – niet weer met een nieuwe zendingsvisie en programma zou willen bestrijden. Zoals koorts aan de ene kant een bestrijdingsmiddel van het lichaam is, maar tegelijkertijd ook bestreden moet worden. In dit geval gaat het om de missionaire koorts – door theologische verantwoording van de concepten, stellingen en praktijken wordt deze koorts zichtbaar.

Als de huidige missionaire koorts in Nederland en het bredere Europa tot een nieuwe en verdiepte reflectie over kerk-zijn hier en nu leidt, als de huidige missionaire koorts tot bekering vanuit het in-zich-zelf-gekeerd-zijn van de kerk(en) leidt, dan helpt deze koorts bij het herstel van het lichaam; dan zal het leiden tot het inzicht dat niet alleen de mens, maar ook de kerk niet maakbaar is – en daarin ben ik het met Van Ruler eens.

2.    A. A. van Ruler als theoloog van missio Dei par excellence

De tweede stelling die ik vandaag met u wil delen, groeit uit de eerste these over de onmaakbaarheid van de kerk; die heeft namelijk te maken met het Godsbegrip waardoor kerk en zending bij elkaar gebracht worden. Voor Van Ruler gaat het over de handelende God (de mens, de consciëntie en de confessie). Mijn stelling luidt: Hoewel Van Ruler nauwelijks in de lijst van de missio Dei theologen genoemd wordt, is hij de theoloog van missio Dei par excellence.

We voeren dit gesprek in een tijd waarin er talloze en verschillende theorieën gekenmerkt door de missio Dei formule hun werk doen, maar Van Ruler wordt zelden in verband gebracht met het ontwikkelen van een theologie van zending en kerk/missionaire kerk rondom het concept van missio Dei. Voor Van Ruler is er geen zendingsbegrip zonder een expliciete theologie, zonder het expliciet maken van het Godsbegrip waaruit men denkt en handelt. Van Rulers uitgangspunten om over God te spreken deel ik niet volledig (en dat is zeer positief gezegd), maar ik ga met hem mee in het stellen dat God het eerste Woord heeft (om bij de metafoor van taal te blijven). God is degene die eerst spreekt, handelt, en de rest volgt, zou Van Ruler zeggen – ik zou dan zeggen: de rest doet er aan mee; de rest spreekt mee!

Hoe dan ook, Van Rulers stellige theologie over God als de eerst handelende leidt tot het besef van relationaliteit binnen en voor een zendingstheologie; zo zegt hij dat in Gods handelen de kerk (de missionaire kerk) niet een doel op zich is maar een middel om Gods verlossing van het bestaan, bij Van Ruler vooral het menselijke bestaan, te bereiken. God heeft de kerk niet nodig, God kiest ervoor om met de kerk te handelen in deze wereld. Dat zijn nogal sterke theologische uitspraken die in mijn lezing van Van Ruler de huidige discussies over gemeenschap en individu, maar ook de gesprekken over individualisering, individualisme en egoïsme, egocentrisme als geestelijke praktijk aan de orde stellen.

De spanning bestaat dus niet tussen zendingsgenootschap en zendingsvereniging maar tussen het verstaan van zending buiten de kerk (de liturgische gemeenschap) – de vraag naar zending moet anders gesteld worden: missio Dei – dat God verbonden is met Gods schepping staat niet op gespannen voet met het zelf-verstaan van de christenen door de notie van de kerk als belijdende en liturgische gemeenschap, want deze gemeenschap – nogmaals een belijdende gemeenschap – is er een die vanuit het existentiële uitgangspunt van aan elkaar gegeven worden, leeft en ontwikkelt de taal over, worstelt met communicatie voor het aanduiden van een levensbeschouwing die het menselijke bestaan op deze aarde in de verwevenheid met alles en iedereen (eenheid) als schepping aanduidt.

Hier moet men oppassen dat de notie van missio Dei niet misbruikt wordt: de christelijke levensbeschouwing en existentiële aanduiding van het menselijk bestaan, van het leven is verbonden maar ook gebonden én vrij binnen de belijdende gemeenschap, dus binnen een hermeneutische gemeenschap.

3.    Van Rulers notie van kerstening als correctie voor reverse mission theorieën

De derde stelling die ik vandaag met u wil delen, groeit uit de twee eerste thesen en heeft te maken met het concept van reverse mission waarbij de koloniale zendingsgeschiedenis tot theorieën leidt die zich een herkerstening van Europa voorstellen door christenen, zendelingen vanuit landen waar christenen vanuit Europa en Noord-Amerika als zendelingen werkten. Van Ruler biedt met zijn notie van kerstening een correctie voor theorieën van reverse mission die vooral met de notie van her-kerstening werken.

Die theorieën rondom reverse mission kennen inmiddels een grote variatie: ze geven iets terug van de worstelingen van de zogenaamde migratiesamenlevingen gevormd door koloniale geschiedenis. Ook hier in Nederland komen theorieën over reverse mission in beeld, zeker in tijden van politieke verkiezingen, want dan kan er met aantal en identiteit van de over een kam geschoren migrantenchristenen gespeeld worden. In deze gesprekken en theorieën horen we weinig of niets over Van Ruler. Dus, tegen deze achtergrond volgt mijn derde stelling:

Van Ruler biedt met zijn notie van kerstening een correctie voor theorieën van reverse mission die vooral met de notie van her-kerstening werken. Van Ruler, met wiens theologie ik van tijd tot tijd grote moeite heb, en wegens wie ik steeds meer voor het belang van de zogenaamde spatial turn (het benadrukken van het belang van ruimte naast tijd) voor theologie-missiologie pleit, geeft genoeg stof tot nadenken over wat een voortgaande (ongoing) kerstening – waarbij God het eerste handelende subject is – betekent voor kerk-zijn in en voor de samenleving.

Voor Van Ruler is kerstening de ‘duurzame, ononderbroken taak; het is van cultureel perspectief’- tegenover de herkerstening die ‘iets romantisch-idealistisch (heeft): het droomt van een aurea aetas, toen alles goed was, en het wil deze aurea aetas weer tot stand brengen’.[iv]

Dus, kerstening in plaats van herkerstening – mission in plaats van reverse mission; en dat ook vanuit het cultureel perspectief – en daarmee ben ik bij het meest spannende van Van Rulers theologie aangekomen: de link tussen zending en theocratie, de link tussen zending en cultuur, de link tussen zending en volkskerk, zending en heil, multiculturele, multireligieuze samenleving en soteriologie, kerk en nationalisme… en dat in tijden van grote polarisatie in kerk en samenleving.

Hopelijk eindig ik deze korte bijdrage op het moment dat het echt spannend wordt – dat is ook mijn bedoeling – als Lutherse theoloog kan ik ook niet anders doen dan daar te eindigen waar het echt spannend wordt en hopen dat u, dat wij allen Van Ruler zelf gaan lezen en herlezen en met elkaar vanuit de verschillende lezingen in gesprek gaan – niet uit elkaar gaan maar bij elkaar komen ter wille van het apostolaat.

Dorottya Nagy is Hoogleraar Theologie en Migratie, Interculturele Theologie/Missiologie Protestantse Theologische Universiteit, PThU


[i] Dirk van Keulen (2021).  ‘Reacties op het overlijden van Arnold Albert van Ruler (1908-1970)’, DNK 44 (94): 25-50. DOI: 10.5117/DNK2021.94.002.VANK

[ii] Zie o.a. https://bettekevanruler.nl/

[iii] Zie: http://www.aavanruler.nl/bijdrage-dr-margriet-gosker/

[iv] A. A. Van Ruler ([1947-1950] 2023). ‘Het Apostolaat der Kerk’ in Dr. A.A. van Ruler, Verzameld Werk, Deel 5C, bezorgd, ingeleid en geannoteerd door Dr. D. van Keulen. Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers.656-699, 660.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken