Menu

Basis

Begeleiding buiten de kerk

De huidige situatie

Gemeenten en pastores zien om hen heen ritueelbegeleiders, vrijgevestigde geestelijk verzorgers en theologen die buiten de kerkelijke structuur om worden gevraagd voor begeleiding, rouw-en trouwdiensten. Hoe kunnen plaatselijke gemeenten zich ertoe verhouden?

Mw. A. Nijland MA is als kerkelijk werker verbonden aan de Protestantse Gemeente Ulrum-Niekerk-Vierhuizen en als zzp’er op het gebied van jongeren-en opbouwwerk actief voor verschillende protestantse gemeenten in de provincie Groningen. Zij is lid van de redactie van Ouderlingenblad

Uit de vier interviews blijkt dat aanbieders van rituelen ook mensen vinden die zich door hen willen laten begeleiden. Wat zijn dat voor mensen die verlangen naar rituelen en niet naar de pastor of dominee gaan? Ik noem enkele voorbeelden die ik de afgelopen tijd heb meegemaakt. Het blijkt dat ook mensen die niet regelmatig naar de zondagse kerkdienst komen of sterker nog, zich uit hebben laten schrijven van hun kerk, nog steeds gelovige mensen zijn met religieuze verlangens. De namen van de voorbeelden zijn fictief.

Voorbeeld 1: Mevrouw de Roode, senior van 70+, heeft er geen behoefte aan naar kerkdiensten te gaan en heeft weinig contact met de gemeente. Ze is wel bewust lid van een PKN-gemeente. Ze kent de predikant en ze weet dat hij het druk heeft, omdat hij een grote stadsgemeente runt met een onoverzichtelijke kaartenbak en zijn collega is wegbezuinigd. Mevrouw de Roode wil tijdens haar ziekteproces en naderende dood geen beroep doen op deze predikant, om de reden dat hij druk is en zij de kerk niet trouw is geweest. Maar zij hecht wel belang aan begeleiding op religieus niveau. Haar geloof is deel van haar en daarmee deel van haar situatie. Ze vraagt en betaalt een geestelijk verzorger (zonder ambtelijke binding) voor stervensbegeleiding.

Voorbeeld 2: Joke en Herman, een jong stel, gaan nooit naar de kerk, maar ze zijn beiden wel kerkelijk opgegroeid. Zij staat ook ingeschreven en heeft belijdenis gedaan, hij is alleen gedoopt en heeft zich uitgeschreven. Ze hebben echter niets met de PKNgemeente waar zij ingeschreven staat, noch met de betreffende predikant. Toch hechten ze wel belang aan een ritueel, waarbij ze Gods zegen vragen over hun huwelijk, geleid door een geestelijke (een predikant/geestelijk verzorger/kerkelijk werker/voorganger). Ze vragen (en betalen) hiervoor hun middelbare school-docent Godsdienst, van wie ze weten dat hij inmiddels predikant is.

Voorbeeld 3: Jordi en Anna willen gaan trouwen. Jordi staat ingeschreven bij een PKN-gemeente en is daar ook actief, maar Anna niet, hoewel ze wel kerkelijk is opgegroeid. Ze heeft zich eerder laten uitschrijven. Ze is wel gelovig maar de gemeenschap van de kerk zegt haar niets. Ze willen graag in de kerk trouwen, zelfs in het kerkgebouw van de gemeente waar hij actief is. Omdat ze vrienden hebben, die theoloog en voorganger zijn (de één is geestelijk verzorger zonder ambtelijke binding, de ander kerkelijk werker), willen ze graag de inzegening door hen laten doen, ook al zijn zij hiertoe niet bevoegd (geen van beiden heeft de kerkelijke opleiding gedaan die nodig is om als predikant bevestigd te worden). Ze zien geen meerwaarde in een inzegening door de predikant boven die van hun eigen (theologen-)vrienden. Die vrienden doen het pro Deo.

Een veranderende tijd

Uit deze voorbeelden en uit de interviews blijkt dat er steeds meer mensen zijn, die wel een band hebben met de Bijbel en het geloof, maar het niet zoeken in een kerkelijke gemeenschap. Zij gaan hierin hun eigen weg. Bij scharniermomenten van het leven komt bij hen wel het verlangen die momenten meer diepgang te geven aan de hand van rituelen die bij de kerk zijn ontstaan. Een huwelijk wil je graag laten inzegenen, je laatste levensfase wil je graag delen met en begeleid worden door iemand die daarin is gespecialiseerd. Op verschillende plekken worden mensen opgeleid om de rituelen vorm te geven, zonder dat dat gebeurt binnen een kerkelijke setting en een plaatselijke gemeente.

Conclusie: Geloof en kerkgang dan wel -lidmaatschap zijn in onze huidige moderne tijd niet één en hetzelfde. In de praktijk hebben we te maken met mensen die geloven maar niet kerkelijk zijn. Zij houden zich niet aan de standaarden en gebruiken van een plaatselijke gemeente, waarin het vrijwel vanzelfsprekend is dat de eigen predikant de huwelijksdienst of het stervensproces en de rouwdienst van het gemeentelid verzorgt.

Ze is wel gelovig maar de gemeenschap van de kerk zegt haar niets

Hoe kan een gemeente op zulke situaties reageren?

Een kerkelijke gemeente zal zich hiertoe moeten verhouden en kan er op verschillende manieren op reageren.

Er zijn gemeenten die vasthouden aan de bovengenoemde standaarden. Zij zullen mevrouw de Roode, Joke en Jordi melden dat ze toch niet zomaar zo’n actie kunnen uitvoeren. De eigen predikant heeft de taak van stervensbegeleiding of de inzegening van het huwelijk. Ook zullen ze dan proberen hen meer te betrekken bij de gemeente door hen uit te nodigen voor een gespreksgroep, huwelijksvoorbereiding of hen adviseren naar de zondagse eredienst te gaan Ze zullen ook grenzen stellen: als je je niet houdt en conformeert aan onze regels, dan pas je niet in onze gemeente. Dat is één manier.

Bij die manier staan de kerk en haar tradities voorop.

Een andere manier is dat de kerkenraad erkent dat de Geest waait waarheen zij wil, en misschien ook werkzaam is buiten de kerk. Deze kerkenraad zal soepel omgaan met de keuzes van mevrouw de Roode, Joke en Herman, Jordi en Anna. Hij beseft dat in de huidige tijd veel mensen doe-het-zelvers zijn en gaat uit van wat een gelovige aangeeft ook al gaat dat tegen de standaard in.

Welke stappen zijn gezet in de drie voorbeelden?

Bovenstaande voorbeelden zijn waar gebeurd, al heb ik de namen verzonnen. En zo is het verder gegaan:

Voorbeeld 1: Mevrouw de Roode ontvangt stervensbegeleiding van een vrijgevestigd geestelijk verzorger en komt te overlijden. Omdat ze lid is van de stadsgemeente krijgt de predikant bericht. Hij is echter met vakantie en zijn invaller, een vrouwelijke collega van een andere wijkgemeente, doet de afscheidsdienst. Dat gaat op routine. De geestelijk verzorger en de predikant ontmoeten elkaar wel, maar de geestelijk verzorger wordt buitengesloten.

Hem wordt niet om informatie gevraagd en hij is ook niet betrokken bij de dienst.

Voorbeeld 2: Joke en Herman voeren huwelijksgesprekken met hun oude godsdienstleraar die nu predikant is in een andere gemeente. Hij doet zijn best om de waarde van een kerkelijk huwelijk uit te leggen, maar hij geeft ook aan dat wat ze ook beslissen (wel of geen kerkelijk huwelijk), hij de inzegening zoals gevraagd zal doen. Goede geloofsgesprekken volgen en de predikant zegent hun huwelijk in, zonder dat het om een kerkelijk huwelijk gaat. Dit heeft het stel erg goed gedaan. Ze houden (app-)contact met de betreffende predikant.

Voorbeeld 3: Jordi en Anna laten hun huwelijk inzegenen door hun theologenvrienden in de kerk waar Jordi actief is, het is geen officieel kerkelijk huwelijk. De predikant van die gemeente steunt hen en is als bezoeker aanwezig bij de dienst. Anna besluit zich weer in te schrijven bij de PKN.

Hoe kan een kerkelijke gemeente zich hiertoe verhouden en erop reageren?

Suggesties voor de toekomst

De voorbeelden tonen aan dat:

• De praktijk leidend is: we kunnen nog zoveel willen als gemeenten op grond van theologie en theorie, maar dat weegt niet op tegen de invloed van de praktijk. Elk voorbeeld is weer anders, zoals elk mens en elke situatie anders is. De kunst is om in gesprek te gaan met de praktijk, met de gelovigen en met de gevraagde geestelijken van buitenaf.

• Daar waar het lukt om in gesprek te gaan met de praktijk, liggen kansen voor de kerkelijke gemeente. Als de gevraagde predikant uit voorbeeld 2 had geweigerd om het stel te trouwen, omdat ze niet per se een kerkelijk huwelijk verlangden, dan waren er geen geloofsgesprekken gevoerd, had het stel een teleurstelling moeten verwerken en had mevrouw zich misschien ook wel uitgeschreven. Nu kijken ze terug op een goed (geloofs)proces en is er nog steeds contact met de predikant.

• Als de predikant van de betreffende kerk uit voorbeeld 3 afwijzend was geweest over de gang van zaken of er zelfs een stokje voor had gestoken, had Anna waarschijnlijk geen reden gezien om zich weer in te schrijven bij de PKN.

• Als een kerkenraad niet in gesprek gaat met de praktijk, worden kansen gemist.

• Als de invallende predikant uit voorbeeld 1 het gesprek was aangegaan met de geestelijk verzorger, dan had ze niet alleen haar voordeel kunnen doen met de verkregen persoonlijke informatie ter voorbereiding op en invulling van de dienst, maar had ze misschien ook tot de conclusie kunnen komen dat het gepast was geweest als de geestelijk verzorger de dienst had verzorgd (in overleg met de nabestaanden uiteraard). Dat had de invaller werk gescheeld, helemaal gezien het feit dat er veel uitvaarten plaatsvinden en om die reden de predikanten van de betreffende stad eerder al aan de bel getrokken hadden dat ze de vraag niet aan kunnen. De kaartenbak is simpelweg te groot en het aantal fte’s te weinig.

Kort gezegd: als kerkenraad kun je er een probleem van maken dat mensen rituelen verlangen buiten de standaarden van een kerkelijke gemeente om, maar het kan ook als kans gezien worden. Voor de kerkenraad is het zaak breder te kijken dan de eigen gemeente. De predikant kan bijvoorbeeld in gesprek komen met gemeenteleden of ex-gemeenteleden die nog niet eerder in beeld waren. De geestelijk verzorgers en ritueelbegeleiders kunnen ook ondersteunend werken in grote gemeenten waar te weinig pastores werken. In de voorbeelden was het positief om hulp te krijgen van buitenaf, mensen werden op weg geholpen in hun geloof en hebben zich zelfs weer aangesloten bij de kerkelijke gemeente.

Wat ook belangrijk is je te realiseren: ritueelbegeleiders en vrijgevestigde geestelijk verzorgers hebben hun eigen expertise. Zij verzorgen meer rouw-en trouwdiensten verhoudingsgewijs dan de gewone gemeentepredikant. Hun expertise kunnen ze delen, en hun creativiteit kan een gemeenschap verrijken. Het is een spannende tijd voor de plaatselijke gemeenten. Mijn eindconclusie is: uitgaan van de praktijk en kansen zien, helpen iets mogelijk te maken in plaats van beren op de weg te zien. ■

Voor de kerkenraad is het zaak breder te kijken dan de eigen gemeente

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken