Menu

Premium

Bevrijding van gespletenheid

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij 1 Koningen 18,20-40

‘Gij kunt niet twee heren dienen,’ zegt Jezus in de Bergrede (Mat. 6,24). Deze waarheid wordt dramatisch uitgebeeld op de Karmel. Tegelijk wordt op deze berg beslist ten goede. Het volk wordt bevrijd van de gespletenheid, uit de onmogelijke hinkdans die nergens toe leidt.

Hinken op twee krukken

De perikoop beschrijft een confrontatie tussen Elia en het volk. Hij verwijt hun dat ze hinken op twee krukken (letterlijk: takken). Dat werkwoord klinkt even verder opnieuw, als de profeten rondom het altaar hinken (18,26). Hinken is het tegenovergestelde van de rechte weg gaan. Zo gaat het met wie twee heren probeert te dienen. Jezus zegt niet dat het niet mag, maar dat het niet kan. Het leidt tot een gespleten levenspraktijk van lippendienst aan de ene heer, feitelijke dienst aan de andere. Want Israël gaat niet de weg van de HEER en ze hinken, vertegenwoordigd door de Baälsprofeten, wel in de rondte. Daarom heeft Elia het bitter over ‘jullie god’, als hij de Baäl noemt (18,24). Dat is jullie feitelijke heer, al denken jullie zowel de ENE als de andere te dienen! De spannende vraag is: doen wij dat ook? Proberen wij te combineren wat niet te combineren valt? Walter Brueggemann herinnert in zijn commentaar aan de theologische Verklaring van Barmen 1934 in Nazi-Duitsland, maar noemt ook meer alledaagse combinaties van ‘both faith and consumerism, both faith and capitalism, both faith and militarism, both faith and racism, etc.’.

W. Brueggemann, 1 & 2 Kings. In: Smyth & Helwys Bible Commentary, Macon (USA) 2000, 224.

[noot 1] Zijn wij schatplichtig aan meer heren? Hinken wij? Waar ligt onze praktische loyaliteit?

Water en vuur

Het volk wordt in de rol van jury gezet. Zij moeten uitmaken welke van de twee dé God is. Het zelfstandig naamwoord ba‘al betekent: ‘bezitter’. Baäl is de god van de gegevenheden die we bezitten en waarvan we bezeten zijn. Je kunt dat heel grof en stier-achtig invullen (vruchtbaarheid, economische groei), maar ook heel fijnzinnig-spiritueel (krachtbronnen in de mens). De Hebreeuwse Godsnaam jhwh is een vervoeging van het werkwoord hajah: ‘zijn’, ‘worden’, ‘geschieden’. Zijn naam werd bekend vanuit de brandende (!) doornstruik en kwam slaven bevrijden in Egypte. ‘Bezitter’ en ‘Ik-zal-er-zijn’ zijn water en vuur. Plaats van handeling is de Karmel, de spreekwoordelijk vruchtbare ‘boomgaardberg’; een plaats waar de Baäl zijn pretenties toch waar zou moeten kunnen maken. Eerst mogen de Baälsprofeten. Zij roepen, hinken, snijden zichzelf halfdood – maar het herhaalde resultaat is: ‘geen stem en geen antwoorder’ (18,26.29). Het manipuleren van de godheid mislukt. Dan is Elia aan de beurt. Totaal anders is zijn benadering. Waardig, sober, vertrouwend, in een gebeuren van ontmoeting, van woord en antwoord. Hij brengt een ‘brandoffer’ (18,34), oftewel een opgangsgave (Hebr.: olah). Dat offer lijkt een zondoffer te zijn. Regelmatig is in de Tora sprake van een ‘var ten zondoffer’ (zie bijv. Lev. 16,3). Het offer is niet bedoeld als omkoping. Tegen die gedachte sneert Psalm 50(,13): ‘Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?’ Het offer symboliseert de complete toenadering, het sursum corda. Dat het offer aangenomen wordt, blijkt uit het hemelse vuur. ‘Dán zult Gij behagen hebben in offers naar de eis, brandoffers in hun geheel gebracht; dan zal men stieren op uw altaar offeren’ (Ps. 51,21).

Heel Israël

Tegelijk wordt echter het altaar verteerd (18,38). De Karmel als offerplaats wordt daarmee geannuleerd. Jeruzalem is de plaats waar geofferd wordt. De verteller synchroniseert daar als het ware mee. ‘Op de tijd nu, dat men het avondoffer bracht (…)’ (18,36). De lezer weet dat Israël in tweeën gescheurd is, en dat het noordrijk zijn eigen plaatsen van aanbidding heeft gecreëerd. Maar het is Elia om heel het volk te doen. Vandaar dat het altaar uit twaalf stenen bestaat (18,31). Vandaar dat er vier keer drie kruiken water over de opgangsgave gaan (18,34). Elia lijkt op een schismatieke, bijna sectarische drammer tegenover de kamerbrede Baälcoalitie. Maar juist hij belichaamt de ware katholiciteit van de twaalf stammen Israëls. Om die eenheid te bereiken, moet een profeet de lieve vrede soms flink verstoren.

Geen antwoord?

Wat onderscheidt de HEER van de Baäl? Dat Hij antwoordt in vuur. Afgoden ‘hebben een mond, maar spreken niet’ (Ps. 115,5). Niet aanspreekbaar, niet ver-antwoord-elijk. Ze vormen de tot in het oneindige vergrote bureaucratie. Manipulatie, steekpenningen – misschien werkt het. Maar antwoord geven ze niet. De HEER daarentegen antwoordt. Onze woorden doen Hem wat. Hij antwoordt – in vuur. Vuur is een wonderlijk element: ongrijpbaar, vernietigend, reinigend, hartverwarmend, Pinkster-achtig. De vurige tong vertelt dat het offer is aangenomen. Ja maar, volgt het antwoord altijd zo direct op het gebed? Jezus aan het kruis, met de spotters rondom hem, krijgt geen antwoord (Ps. 22,1-3). Bidden tot de HEER kan lijken op bidden tot de Baäl: ‘geen stem en geen antwoorder’. Naastepad schrijft dat in de rechtvaardige het beeld van een voorzienige God en de idee van JHWH sterft.

Th.J.M. Naastepad, Elia. Verklaring van een bijbelgedeelte, Kampen z.j., 52. Vgl. ook: A. van Nieuwpoort, M. Visser, Tegengif , Vught 2013.

Het antwoord komt te laat, op de derde dag. Maar misschien wordt het juist zó recht gewaardeerd, als een antwoord na een lange stilte van nadenken?

De Baälsprofeten worden door Elia afgeslacht. De Statenvertalers tekenen aan dat dit werk ‘gans particulier is, en niet door navolging misbruikt moet worden’. Laten we bovendien bedenken dat we hier met profetie te maken hebben. De Goebbelsen, de gifmengers, ‘de zondaars zullen van de aarde verdaan worden, en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof den HEERE, mijn ziel! Hallelujah!’ (Ps. 104,35) Dat is toekomstmuziek. Maar zou niet elke kerkdienst iets Karmel-achtigs moeten hebben, waarin de gespletenheid aan het licht gebracht en genezen zou moeten worden?

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken