< Terug

Bibliografie J.H. Gunning Jr. (1829–1905)

Een overzicht van zijn correspondentie en publicaties

In dit artikel presenteren wij een overzicht van de briefwisseling (I) en de publicaties (II) van J.H. Gunning Jr. (1829-1905) en een keuze uit zijn lezingen, preken, colleges en catechisaties (III). Wij hopen daardoor het onderzoek naar de (nog steeds actuele) theologie van Gunning te dienen en te bevorderen.

De drie paragrafen zijn de vrucht van de jarenlange samenwerking tussen ons beiden. Talrijke personen en instituties hebben ons bij de speurtocht naar de talloze brieven van en aan Gunning en diens publicaties ondersteund. Daarvoor onze hartelijke dank.

De feitelijke bibliografie vind je als PDF-document hier: https://www.theologie.nl/bibliografie-gunning/.

I. Correspondentie

In december 1896, enkele jaren voordat hij met emeritaat ging, schreef Gunning ‘enkele uiterste beschikkingen’. Daarin bepaalde hij de vernietiging van alle brieven die men na zijn dood in zijn studeerkamer zou aantreffen. ‘Zij hebben geen belang voor iemand anders dan voor mij.’[1] Het merendeel van de brieven werd nog door hem zelf verbrand.[2]

Gunnings oudste zoon, Johannes Hermanus Gunning J.Hzn.,[3] voerde deze beschikkingen uit en liet in de loop van de tijd de meeste overgebleven brieven en manuscripten vernieti­gen.[4] De brieven aan Johannes Hermanus Gunning Jr. zijn daardoor grotendeels verloren gegaan. Slechts schamele resten van de rijke correspondentie van Gunning overleefden en maken nu deel uit van het Gunning-Archief in de Universiteitsbibliotheek Utrecht[5] en van de collectie van Paleis Het Loo in Apeldoorn.[6]

Beter staat het met de brieven van Gunning. Hiervan zijn enkele grote verzamelingen bewaard gebleven, zoals zijn brieven aan G. Groen van Prinsterer, A. Kuyper, A.F. de Savornin Lohman en O.W. Star Numan. Daarnaast bestaan er tal van kleinere verzamelingen, onder anderen in het Gunning-Archief,[7] en komen ook hier en daar afzonderlijke brieven voor.

In de navolgende brievenlijst volgt na de naam van de adressant en/of geadresseerde eerst het aantal der brieven en het tijdsbestek waarbinnen zij geschreven zijn.

Vervolgens wordt vermeld in welke bibliotheek of archief deze correspondentie bewaard wordt (zie de lijst van afkortingen aan het slot van deze uitgave). Als vindplaats wordt meestal alleen de naam van de verzameling aangegeven, waarin deze brieven zich bevinden; in die gevallen, waarin dat noodzakelijk is, volgt ook de signatuur. Wanneer onbekend is, waar de brieven zich bevinden, wordt dat aangegeven met: Ms?

Het merendeel van de brieven aan en van Gunning zijn niet in druk toegankelijk. Waar dit wel het geval is, worden de naam van de uitgever en de titel verkort opgegeven. Tenslotte volgt in enkele gevallen een korte toelichting.

De onderstaande correspondentielijst is ten opzichte van de lijst, die verscheen in De Lange, Een leven in zelfverloochening, dl. 1 (1995), 251-261, bijgewerkt en aangevuld. Waar mogelijk zijn de signaturen geactualiseerd.[8]

II. Publicaties

Johannes Hermanus Gunning Jr. werd in 1829 in Vlaardingen geboren, groeide op in Leeuwarden, studeerde in Utrecht (1846-1851), was hervormd predikant in Blauwkapel (1854-1857), Hilversum (1857-1861) en Den Haag (1861-1882), daarna in 1882-1889 kerkelijk hoogleraar aan de Gemeente Universiteit Amsterdam en in 1889-1899 hoogleraar van staatswege aan de Faculteit der Godgeleerdheid in Leiden. Hij stierf in 1905 in Arnhem.

Gunning was een leerling van de hervormde predikant Daniël Chantepie de la Saussaye (1868-1874), die in de jaren 1872-1874 hoogleraar in de godgeleerdheid in Groningen was. Samen legden zij de grondslag voor de ethische richting, die tot aan de Tweede Wereldoorlog een grote invloed in hervormd Nederland zou uitoefenen.

Gunning was een uiterst productief schrijver. Er verschenen talloze brochures en artikelen van zijn hand, zodat al snel de behoefte ontstond aan een bibliografie van zijn publicaties. Een eerste aanzet daartoe gaf A. Pijnacker Hordijk in zijn ‘Aanteekeningen betreffende het leven en de werken van prof. dr. J.H. Gunning’ uit 1907.[9] Tussen 1922 en 1924 publiceerde Gunnings zoon, J.H. Gunning JHzn. in Rotterdam een zeer uitvoerig driedelig boekwerk (in vijf banden) onder de titel: Prof. dr. J.H. Gunning. Leven en werken (voortaan geciteerd als GLW). Het merendeel van de 2300 pagina’s zijn gevuld met uitvoerige samenvattingen van Gunnings boeken, brochures en langere artikelen, maar men vindt ook de volledige tekst van vele kortere artikelen en ingezonden brieven.[10]

In 1925 verschenen de Registers bij GLW, uitgegeven door A. Brom Jr. en E.A.J. Plug. Dit supplement bevat onder andere[11]de door Brom vervaardigde ‘Titellijst’ (p. 17-70), die de vrucht was van een jarenlange speurtocht (voortaan geciteerd als Brom).[12] De lijst telt 978 nummers, in hoofdzaak publicaties van Gunning, maar men vindt er ook geschriften over Gunning (met name de nummers 905-936, 941-943) en de titels van lezingen van Gunning. Brom ordende alle publicaties naar het jaar van uitgave en daarbinnen naar de alfabetische volgorde van de titels (vanaf 1905 naar de alfabetische volgorde van de auteurs).

De volgende bibliografie is enigermate anders opgezet.[13]De titels zijn niet chronologisch naar het jaar van uitgave, maar zoveel mogelijk naar de datum van schrijven geordend.[14] Bovendien is elke titel, wanneer mogelijk, voorzien van gegevens over het ontstaan van de publicatie en over de reacties die erdoor zijn opgeroepen.[15] Daardoor kan deze bibliografie behulpzaam zijn om zich in het leven en werk van Gunning te oriënteren.

De bibliografie is als volgt opgebouwd:

a. Eerst volgt het nummer van de titel. De titels zijn voor elk jaar opnieuw genummerd vanaf 1.
b. Tussen haakjes volgt het nummer dat deze publicatie (indien vermeld) heeft in de ‘Titellijst’ van Brom.
c. Als derde volgt de datum van de publicatie. In het geval dat deze zonder haakjes is vermeld, stamt de datering van Gunning zelf. Wanneer er meer dan een publicatie uit hetzelfde tijdvak ongedateerd is, wordt de volgorde van publicatie aangehouden.
d. Alleen in die gevallen dat Gunning zijn publicatie niet heeft geschreven in zijn toenmalige woonplaats, is de plaatsnaam toegevoegd.
e. Hierna volgen: Titel,[16] plaats van publicatie, naam van de uitgever, jaar van publicatie, aantal pagina’s (bij boeken), resp. paginering (bij artikelen).
f. Bij publicaties waarvan slechts één of twee exemplaren bekend zijn, zijn de bibliotheek en de signatuur vermeld.
g. Commentaar.

Aan het slot van deze bibliografie zijn twee korte lijsten toegevoegd. De eerste bevat publicaties van Gunning, waarover geen nadere gegevens bekend zijn; de tweede publicaties, die Gunning ten onrechte toegeschreven worden. Publicaties van fragmenten uit Gunnings werken zijn in deze bibliografie niet opgenomen.[17]

III. Lezingen, preken, colleges en catechisaties: een keuze

Deze lijst bevat een keuze uit de lezingen, preken, colleges en catechisaties van Gunning, die door anderen meegeschreven en gepubliceerd zijn, zonder dat Gunning daarvoor expliciete toestemming had gegeven, of die eerst na zijn dood verschenen zijn. De titels zijn chronologisch naar de datum van schrijven geordend.

De lijst is als volgt opgebouwd:

a. Eerst volgt het nummer van de titel
b. Dan volgt tussen haakjes het nummer dat deze publicatie (indien vermeld) heeft in de ‘Titellijst’ van Brom.
c. Als derde volgt de datum van het gesproken woord.
d. Hierna volgen de titel en verdere gegevens met betrekking tot het handschrift, resp. het verslag. Vaak is de naam van de medeschrijver of verslaggever niet bekend of niet vermeld. Vele verslagen van Gunnings lezingen, die verschenen zijn in het Dagblad van Zuidholland en ʼs Gravenhage, stammen van de ‘bekwame verslaggever’ J. Visser Jr. (GLW II, 814), maar het is niet bekend welke.
e. Tenslotte volgen de gegevens omtrent de druk.

Na de dood van Gunning in 1905 publiceerde zijn zoon J.H. Gunning J.Hzn. talrijke meditaties en preekexcerpten van zijn vader in het door hem uitgeven weekblad Pniël. Gunning J.Hzn. heeft de herkomst van deze stichtelijke teksten vrijwel nooit aangegeven en de datering ontbreekt eveneens meestal. Deze meditaties en preekexcerpten zijn op 15 uitzonderingen na niet in onze lijst opgenomen. Wanneer Gunning J.Hzn. teksten heeft herdrukt, die zijn vader zelf al had gepubliceerd, dus al voor 1905 al een keer verschenen waren, zijn de vindplaatsen vermeld in paragraaf II.

Albert de Lange is zelfstandig theoloog en kerkhistoricus; hij promoveerde in 1987 op J.H. Gunning Jr. aan de Theologische Universiteit Kampen. Leo Mietus is docent en onderzoeker aan het Seminarium van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten; hij promoveerde in 2006 op J.H. Gunning Jr. aan de Theologische Universiteit Kampen.

Noten

[1] ‘Enkele uiterste beschikkingen’, in: De Lange, J.H. Gunning Jr. (1995), 270.

[2] J.H. Gunning J.Hzn. schreef op 18-3-1905 aan M. Kähler: `Ihre Briefe […] sind von meinem Vater alle eigenhändig zerrissen und verbrannt kurz vor seinem Tode. Er hatte das lebhafte Gefühl dass Niemand recht hatte Briefe von Anderen zu lesen außer dem Adressirte. So sind alle Briefe von Ihnen, von prof. Delitzsch, von Königin Sophie, und von zahllosen Anderen, Tage, Tage lang von Ihm selber vernichtet worden’ (Halle, Frankesche Stiftungen, Kähler-Archiv, nr. 869).

[3] Over Gunning J.Hzn. (1858-1940) zie BLGNP III, 156-159. Hij was van 1891-1894 predikant te Leiden (waar toentertijd zijn vader hoogleraar was), van 1894-1913 te Utrecht en van 1920-1924 te Serooskerke.

[4] GLW III, 533 noot 1, 728v. Gunning J.Hzn., Herinneringen uit mijn leven, 14. J.H. Gunning Jr., Op Nebo’s top (1879), 5.

[5] UBU, Gunning-Archief, 21 F 3. Onder 2 E 9 zijn ongeveer 70 deels onvolledige brieven bewaard gebleven, doordat Gunning op de achterzijde ervan preekschetsen schreef. De belangrijkste daarvan zijn hierna in de lijst opgenomen. Vermeldenswaard zijn verder de (onvolledige) brieven van A. Roëll-Collot d’Escury (100, 110),W.H. Stegenga (121), L.D. van de Berch van Heemstede (124), H. van der Leeuw (126), N. Söderblom (127), G.A. Swart (128), D.G. Fijnvandraat (144), G. van Malsen (154), W.G. Dedel (156), J. Zijnen van Ham (s.p.), M. Blunk (173), P. Huet (174), J. Offerhaus (176), K. Mijnssen (179, 217), K.T. Creutzberg (188), J. Klein (201), J.P. Rosel (192), M. van Boetzelaer van Schuylenburch (212), H.B. Breijer (233, 272), J. Wintzen (248), G.H. Lamers (265), G. Schimmelpenninck van der Oye-Labouchere (268), J.F.W. Donath (274), O.M. Verschuer van Balveren (283), A.P. Staalman (288), H. Post (293), V.J. Verkoren (308), M. van Empel (311). P.G.C. van Bruchem (313).

[6] Deze brieven zijn door diens achterkleinzoon, de predikant Willem Jacob Gunning (1917-2009), deels aan Paleis Het Loo geschonken. Wij danken Otto S. Lankhorst (Nijmegen), dat hij op dit brievenalbum heeft gewezen, en A.D. Renting (Apeldoorn) voor de bereidwilligheid, waarmee hij het ter beschikking heeft gesteld. Vgl. Jaarverslag 1994. Paleis Het Loo, Nationaal Museum, 36v.

[7] UBU, Gunning-Archief, 21 F 2. De brievencollectie met de signatuur 38 C 50is afkomstig van de in noot 6 genoemde Willem Jacob Gunning, die deze verkregen had uit de nalatenschap van zijn oom Hein Visser (1870-1941) die met Arnoldine Pauline, dochter van J.H. Gunning Jr., getrouwd was. Leo Mietus kreeg deze bescheiden van W.J. Gunning en droeg ze in september 2009 over aan de Universiteitsbibliotheek Utrecht.

[8] Wij danken A.D. Renting van Paleis Het Loo Nationaal Museum, E.J.G. Reker van de UB Groningen, dr. B. Jaski van de UB Utrecht en K. van der Hoek van de UB UvA, die hebben bijgedragen aan de actualisering van de signaturen van Gunnings brieven.

[9] Pijnacker Hordijk, ‘Aanteekeningen’.

[10] De Lange, J.H. Gunning Jr. (1995), 14.

[11] Dit deel bevat ook een alfabetisch geordend ‘Register op Personen, Geschriften, Zaken en Begrippen’ (71-121), waarin ook de titels van alle publicaties te vinden zijn, die in GLW samengevat of weergegeven zijn.

[12] Al te bescheiden sprak Brom zelf van een ‘poging’ (Brom, 17).

[13] Een aantal moeilijke gevallen zijn als volgt opgelost: a. door Gunning medeondertekende adressen en circulaires zijn alleen opgenomen, wanneer zij door hem zijn (mede)opgesteld; b. door anderen meegeschreven en uitgegeven verslagen van preken en lezingen van Gunning zijn alleen opgenomen, wanneer hij zijn fiat aan de uitgave had gegeven (vgl. de speciale lijst in deel III, die een keuze uit de gedrukte meegeschreven lezingen, preken, colleges en catechisaties van Gunning biedt, die hij niet geautoriseerd heeft); c. anonieme publicaties zijn alleen opgenomen, wanneer bewezen kan worden dat zij van Gunning zijn; d. alle persoonlijke brieven van Gunning, die (soms tegen zijn zin) voor zijn overlijden werden gepubliceerd, zijn opgenomen; e. advertenties van Gunning zijn niet opgenomen (vgl. GLW II, 595v.).

[14] Vgl. Gunning J.Hzn.: ‘Vooral bij een zoo impressionabel en alles in zich opnemend man als Gunning was, moet men steeds vragen: “Wanneer en wáár schreef hij een en ander?”ʼ (GLW II, 36).

[15] Hierbij hebben wijniet naar volledigheid gestreefd, maar ons over het geheel beperkt tot de uitvoerigste reacties en tot die reacties, waarop Gunning heeft gereageerd.

[16] In het geval dat het om een boekbespreking door Gunning gaat, is kortheidshalve alleen de hoofdtitel van het besproken boek vermeld, niet de ondertitel.

[17] Kortere of langere fragmenten verschenen bijv. in tijdschriften zoals Nederlandsche Kerkbode en Pniël;in bloemlezingen zoals: F.J. van der Tak, Blijft op de hoogte!, Utrecht 1907, en in dagkalenders als W.J. van Ravesteijn, Manna voor elken dag, Leiden z.j. (ca. 1911).

< Terug