Biddag voor gewas en arbeid
Bij Prediker 3,1-13, Psalm 126 en Marcus 4,1-9
De tekst van de hoofdlezing uit Prediker is stof geweest voor een muzikale klassieker, tenminste in termen van populaire muziek. De popgroep The Byrds had er in de jaren zestig een wereldhit mee, die begon met het volgende refrein:
‘To everything (turn, turn, turn)
there is a season (turn, turn, turn)
and a time to every purpose, under heaven.’
Het lied volgt vrij letterlijk de tekst van het derde hoofdstuk van Prediker tot en met het achtste vers en eindigt met de woorden: ‘A time for peace, I swear its not too late’. Het lied van The Byrds stemt vredig en hoopvol, voor alles is een tijd onder de hemel, zelfs voor vrede!
Het is de vraag of deze toon volledig recht doet aan het tekstgedeelte. In ieder geval doet hij geen recht aan het vervolg in de verzen 9 tot en met dit vervolg klinkt een meer verontrustende toon die betrekking heeft op de moeite die de mens heeft bij het ontfutselen van zin aan de scherven waarin het menselijke bestaan zo dikwijls uiteenvalt. Het ‘gezwoeg’ uit vers 9 slaat dan ook niet zozeer op lichamelijke arbeid, als wel op de menselijke worsteling om zin aan de wereld te ontdekken. In vers 11 klinken de woorden dat God de mensen inzicht in de tijd heeft gegeven. Letterlijk staat er dat God de mensen een besef van eeuwigheid in hun harten heeft gegeven. Hetzelfde vers vervolgt echter met de woorden dat de mens het werk van God van begin tot eind niet begrijpt.
‘Slechts’
De mens rest ‘slechts’, volgens vers 12, zich te verheugen en goed te doen in zijn/haar leven. De vertaling waar de NBV voor kiest, ‘vrolijk te zijn en van het leven te genieten’, klinkt als een wat afgeplatte versie van deze woorden. De zin van het menselijk leven ligt volgens Prediker in goeddoen en in het goed te hebben. Elke andere zin is voor de mens in ieder geval verborgen. De wisselingen in het bestaan zijn bepaald en bestemd door God. De herhaalde aanduiding van ‘er is een tijd’ heeft van hieruit dan ook de betekenis van ‘de tijd is er rijp voor’. De mens vermoeit zich volgens Prediker nodeloos met zijn/ haar zoeken naar zin. De uiteindelijke zin van de gebeurtenissen is verborgen bij God, die als het ware het geheel overziet waar de mens geen zicht op heeft. De gebeurtenissen vallen de mens ‘slechts’ in de schoot als rijpe vruchten.
Loofhuttenfeest
Het boek Prediker is gekoppeld aan Soekkot, het Loofhuttenfeest. Oorspronkelijk was dit een inzamelingsfeest, een dankfeest na de oogst. Het feest herinnert aan de bescherming door God tijdens de omzwervingen in de woestijn. Tijdens dit feest wordt de maaltijd gebruikt in hutten die afgedekt zijn met looftakken. Door dit dak heen kunnen de bewoners de lucht en de sterren zien. God houdt hun letterlijk de hand boven het hoofd. Het is een vrolijk feest, waarbij men geniet van het goede dat het leven/God hun te bieden heeft. Dit goede wordt genoten, in het besef dat het mogelijk is om een crisis, letterlijk een woestijnervaring, te boven te komen door het goede gezamenlijk te genieten. De vrolijkheid van dit feest vinden we terug in psalm de vreugde over het keren door de HEER van het lot van Sion en in de vreugde over het doen weerkeren van water in de woestijn.
Biddag
De tekst van Marcus 4, over de gelijkenis van de zaaier, past qua moment in het jaar bij het voorjaar van de biddag. De zaaier waar in de gelijkenis echter over gesproken wordt, lijkt in de verste verte niet op een verstandige agrariër. De zaaier strooit met royale hand zijn zaad op onvruchtbare grond (op de weg, op rotsachtige grond en temidden van distels) waarvan hij kan weten dat het niet veel kans heeft om wortel te schieten, laat staan vrucht te dragen. De gelijkenis legt niet uit waarom de zaaier dit royale gedrag vertoont. De zin van de royaliteit van het koninkrijk van God blijft voor de mens verborgen. Het valt hem/haar als zaad ‘slechts’ toe en … er is ook vruchtbare grond.
Deze tijd van crisis, van voorzichtig herstel na de crisis en een nog steeds dreigende financiële crisis in de Europese Unie, lijkt op onvruchtbare grond voor wat betreft het woord van verandering, gericht op sociale en ecologische duurzaamheid. De bezuinigingen ademen een sfeer van houden wat we aan materiële welvaart hebben. Daarbij gaat het niet om het behoud van welvaart voor degenen die zich bevinden aan de onderkant van de arbeidsmarkt of in andere kwetsbare posities. Mensen worden opgeroepen om zelfredzaam te zijn en niet te leunen op de overheid of op anderen. Nu is er niets mis met zelfredzaamheid. Het is goed wanneer mensen zichzelf kunnen redden. De mens is echter niet bij voorbaat een zelfredzaam wezen. Juist voor zijn/haar zelfredzaamheid is de mens afhankelijk van anderen. Zelfredzaamheid en afhankelijkheid zijn ademende en elkaar veronderstellende begrippen. Wij mensen zijn zoals Prediker het laat zien kwetsbaar voor de onontkoombare wisselvalligheden van het bestaan. Temidden van die wisselvalligheden kan zelfredzaamheid ons gemakkelijk ontvallen. Tijdens deze biddag mogen we stilstaan bij de gedachte, bij de bede, of we deze crisis te boven zullen komen door het goede te doen, opdat we met elkaar het goede leven zullen kunnen genieten. Op deze wijze zijn we dan wellicht ook vruchtbare grond voor het zaad van de heerschappij van God.