Menu

Basis

Bidden in een pastoraal gesprek

Pastorale medewerkers vinden het soms moeilijk om met iemand hardop te bidden. Toch kan een gebed heel heilzaam zijn. Je brengt levenservaringen van mensen onder woorden voor het aangezicht van God. En door God aan te roepen, breng je ook iets van Gods liefde en genade onder woorden. Die verbinding tussen het leven en het geloof verdiept het pastorale gesprek.

Prof.dr. F.G. Immink is emeritus hoogleraar Praktische Theologie van de Protestantse Theologische Universiteit

In een pastoraal gesprek komt het lang niet altijd tot een gebed. En dat hoeft ook niet per se. Maar soms doet de gelegenheid zich wel voor en kan het gebed een verdiepende werking hebben. We moeten nou ook weer niet denken dat het gebed iets vreemds is in een pastorale ontmoeting. Waar het geloof ter sprake komt – ook als het indirect en zijdelings gebeurt – daar mag de Naam van God aangeroepen worden.

Schroom om te bidden

De terughoudendheid om samen te bidden is heel begrijpelijk. Een pastorale ontmoeting vindt plaats in de vorm van een gesprek en je zit niet vanzelf op het spoor van wederzijds begrip. En het gebed is echt niet bedoeld om het gesprek vlot te trekken. Bovendien veronderstelt een gezamenlijk gebed toch wel een zekere intimiteit: je moet de dingen die gezegd zijn wel goed begrepen hebben en op waarde kunnen schatten. Meestal betreft het levensen geloofservaringen. Bijna altijd in de volgorde dat de dingen van het leven het eerst benoemd worden. Als je dan samen het leven voor Gods aangezicht brengt, is het wel zaak dat je dat trefzeker onder woorden brengt. En om dat te kunnen, moet je je in ieder geval op je gemak voelen.

De aarzeling bij de bezoeker (ouderling, pastoraal werker of andere bezoekmedewerker) is goed voorstelbaar. Niet iedereen heeft de gewoonte om zelf hardop te bidden. En je vreest dat je op dat moment de juiste woorden niet kunt vinden. Bovendien is het niet eenvoudig je erop voor te bereiden, want ieder gesprek is weer uniek en je weet van tevoren niet wat er aan de orde zal komen. Dat maakt onzeker. Uiteraard is het gebed persoonlijk en je houdt het dicht bij jezelf, maar je wil ook graag dicht bij de ander zijn. En dat vraagt best veel: de situatie goed inschatten, de ander begrijpen en dan ook nog de goede woorden vinden.

Je bent bang de juiste woorden niet te vinden

God aanroepen

Het grootste struikelblok is wellicht het gebed als ontmoeting met God. Komt daarmee het gesprek niet onder een te grote druk te staan? Als God er koste wat kost bijgesleept moet worden, dan is dat inderdaad niet goed. Dan wordt het gesprek geforceerd in een godsdienstige richting geduwd. En dat kunnen we maar beter niet doen. Degene bij wie we op bezoek zijn, moet er zelf van harte in toestemmen en het lijkt mij een vuistregel van goed pastoraat om dat ook eerst te vragen.

God is betrokken bij mens en wereld

Maar wat is er mis mee om concrete levens-en geloofservaringen in het gebed uit te spreken voor Gods aangezicht? Het zou kunnen dat het gesprek vooral over de alledaagse dingen van het leven is gegaan. Daar hebben we het nou eenmaal over in het pastoraat. Die alledaagse dingen nemen ons in beslag. En ze brengen vreugde en verdriet met zich mee. In het gesprek merken we hoe het iemand bezighoudt. Het mooie van het pastoraat is dat het menselijk verlangen en streven ter sprake komen. We hebben aandacht voor het innerlijke leven en het bedrukte gemoed. Ook al komt het geloof niet expliciet ter sprake, toch kan in de gemoedsgesteldheid het geloof wel meeklinken als een soort achtergrondmelodie. Soms komt het aan de oppervlakte, maar niet altijd.

De gemeente

Het pastoraat wordt verricht vanuit de christelijke gemeente. En dat is ook zo, als we op bezoek gaan bij mensen aan de rand of over de rand van de kerk. Dan is die gemeente wel verondersteld. Op zichzelf is het dan ook niet gek om de levenservaringen van mensen in het pastorale gesprek neer te leggen bij de God die we als gemeente belijden. Als pastoraal bezoeker ben je vertegenwoordiger van die gemeente. En als gemeente geloven we dat God betrokken is bij mens en wereld. Daar kom ik zo nog op terug. Hier wil ik alleen zeggen dat we de nood en de vreugde van het leven in het gebed bij God mogen neerleggen, ook als God in het gesprek niet expliciet ter sprake is gekomen. De reden om dat te doen is dat we als gemeente geloven dat God zelf zich met ons leven inlaat.

Hoe roepen we God aan?

Mensen bidden op verschillende manieren. Soms gebeurt het onverwacht, impulsief en uit de grond van je hart. Bij grote dankbaarheid of bij intens verdriet. Dan brengen de omstandigheden het als het ware met zich mee. Vergelijkbaar met een schietgebedje. Ik veronderstel dat meerdere mensen dat wel kennen. Bij ernstige ziekte of bij overweldigende vreugde. Het komt voor dat mensen in een pastoraal gesprek daar wel eens iets over vertellen. Maar dit type gebed ligt toch vooral in de persoonlijke sfeer. Als je samen met iemand bidt, vraagt dat om enige bezonnenheid. In de sfeer van de christelijke gemeente is het aanroepen van God tevens een belijdenis. Dat begint al met de aanroep zelf: barmhartige God, liefdevolle Vader, Eeuwige, almachtige Schepper, Onze Vader, enzovoorts. Met die namen en beschrijvingen duiden we aan wie God voor ons is.

God aanroepen in een pastorale situatie brengt wel iets specifieks met zich mee. Je spreekt met elkaar over dingen die iemand persoonlijk aangaan. De beleving van de persoon met wie je spreekt kleurt de gebeurtenissen en de ervaringen. Dat is juist het mooie van het pastoraat. Alles staat in verbinding met het leven hier-en-nu en met het innerlijk. In het gebed sluit je daar bij aan. En toch wordt het geen impulsief gebed dat zich uitsluitend laat meevoeren door dit moment en deze situatie. Degene die voorgaat in gebed brengt de bezonnenheid van de gemeente mee. Over de schouder kijkt zelfs de kerk der eeuwen mee. We roepen God aan in het licht van zijn openbaring. In dat spanningsveld tussen de persoonlijke betrokkenheid bij deze concrete medemens en het geloof van de gemeente mag de pastor vrij opereren. Nu eens helt hij of zij over naar de nood of de vreugde van dit moment, dan weer ligt de nadruk meer op het geloof van de gemeente of op de rijkdom van de Naam van God.

Wat zeggen we?

Wie bidt, roept God aan. De aanhef van een gebed kan geborgenheid uitdrukken, liefdevolle aandacht of vergeving, maar ook heilige afstand, afwezigheid, verlatenheid. De woorden ‘barmhartige God’ roepen iets anders op dan ‘Eeuwige’, of ‘Heilige God’. Hoe dan ook, wie hardop met iemand bidt, zal uitdrukkingen gebruiken om naar God te verwijzen. Trouwens, het aanroepen is meer dan verwijzen. We roepen God er bij. We verwachten zelfs iets van Zijn tegenwoordigheid te ervaren.

De Geest brengt onze gebeden wel op de juiste toonhoogte bij God

Na de aanhef is er alle ruimte om onze menselijke situatie tot uitdrukking te brengen. Wat iemand bezig houdt: de zorg, de vreugde, het verlangen, het gemis, de schuld, het verdriet. Iets daarvan kort onder woorden brengen voor het aangezicht van God – hoe gebrekkig ook geformuleerd – dat is op zichzelf al samen bidden.

Wie meer wil lezen over bidden tot God en over de Bijbelse achtergronden, kan terecht bij een recent boek van Gerrit Immink, Bidden in het besef van Gods tegenwoordigheid, Zoetermeer, Boekencentrum 2016.

Maar is dat niet te weinig? Bidden is toch ook vragen, of danken? En wat moet je precies vragen, of waarvoor danken? Laten we vooropstellen dat het uitspreken van de Naam van God in samenhang met onze menselijke nood of vreugde al een volwaardig gebed is. Toch mogen we het er best op wagen om iets meer te zeggen.

Wie bidt brengt de bezonnenheid van de gemeente mee

God drievoudig

Zelf vind ik de ruimte en veelkleurigheid in God een zegen voor het gebedsleven. Ik bedoel, dat we geloven in God drie-enig. Dat opent meerdere perspectieven.

Ten eerste belijdt de christelijke gemeente dat Jezus Christus onze Redder en Verlosser is. We bidden in zijn naam. Dan mogen we God toch ook vragen om ons iets van die redding en verlossing te laten merken? Tegelijkertijd mogen we ook bidden om geloof – dat we zelf blijven geloven in genade, vergeving en heling. Vragen om iets van God te mogen ondervin-den en de vraag om er zelf in te geloven – die twee dimensies vloeien in elkaar over. Ervaren dat God vergeeft en genadig is, gaat hand in hand met ons vertrouwen in God.

Een appel doen op God-in-Christus is niet het enige. De Heilige Geest en de Vader staan er als het ware om heen. Soms weten we niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, schrijft Paulus. En dan voegt hij eraan toe: ‘maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.’ (Rom. 8:26) Ik beluister daarin dat de Heilige Geest onze gebrekkig geformuleerde gebeden wel op de juiste toonhoogte bij God zal brengen. Dat geldt zeker in een pastorale situatie. We mogen er op vertrouwen dat de Geest wel raad weet met onze verlegenheid.

Het aanroepen van God in de naam van Jezus en in de kracht van de Geest staat tegen de achtergrond dat deze God de schepper is van hemel en aarde. Daarin schuilt zowel majesteit als verborgenheid. In een pastoraal gesprek stuiten we op de grenzen van ons menselijke bestaan. We spreken met elkaar over levens die getekend worden door zwoegen en zweten (Gen. 3:17 en 19). En we vinden lang niet altijd een antwoord op onze levensvragen. Besef van onze menselijke grenzen en oog voor de gebrokenheid van het leven brengen met zich mee dat we de verlossing en heling in-Christus wel in geloof omarmen, maar lang niet altijd vervuld zien in dit leven. Wel houdt het geloof in Christus de hoop levend, midden in de gebrokenheid van het leven. Op de een of andere manier zal die hoop doorklinken in een pastoraal gebed.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken