Menu

Basis

Naschrift

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

De ene maaltijd is de andere niet

Hoe eten we eigenlijk? Dat wordt niet slechts bepaald door culinaire recepten en tafelmanieren, maar ook door economische en sociale aspecten. Economisch: de productie, de koop en de verkoop van voedsel – en sociaal: wie eet wat en wie geeft wie te eten?

Kan het zijn dat de christenen een nieuwe manier van eten hebben uitgevonden? Die vraag lijkt misschien absurd, maar als je drie vroege teksten uit min of meer dezelfde tijd naast elkaar legt, dan heeft de vraag wel degelijk relevantie, zegt Michel Clévenot in zijn boek ‘Les hommes de la fraternité’. Het gaat om teksten van Petronius, Plinius de Jongere en Marcus.

De tekst van Titus Petronius Niger komt uit het beroemde Satiricon, waarvan hij hoogstwaarschijnlijk de auteur is. Hij was gouverneur van Bitynië, consul en familie van Nero. Hij wijdde de dag aan de slaap en de nacht aan sociale contacten en plezier. Deze man beschrijft wat we voor ogen hebben bij een Romeinse orgie. De tekst van Plinius de Jongere beschrijft ook een maaltijd en benadrukt evenals Petronius het standsverschil van de gasten. Niet de kloof tussen arm en rijk, maar de kloof tussen rijk en (beduidend) minder rijk. De gastheer gaat berekenend te werk. De beste wijn is er bepaald niet voor iedereen. Zijn overvloed is sociaal en economisch begrensd.

Niet echter in de tekst van Marcus (6,30-44), bekend als ‘het teken van de broden’. Jezus onderwijst een grote menigte en het wordt al laat. Daarom stellen zijn leerlingen voor de mensen weg te sturen, zodat zij iets te eten kunnen kopen. Jezus echter stelt voor deze mensen eten te geven. Opvallend genoeg laat ook deze evangelietekst zich lezen vanuit sociaaleconomisch perspectief. Iedereen at en werd verzadigd (vers 42).

Wezenlijk in deze tekst zijn vijf werkwoorden: de broden nemen, opzien naar de hemel, de zegen uitspreken, breken en geven. Deze vijf werkwoorden komen veel verder in het Evangelie in dezelfde volgorde terug bij het laatste avondmaal. En hier belicht de eerste tekst dus de tweede. Het gaat om een nieuwe manier van leven!

Die nieuwe manier van leven is al heel vroeg ook verbeeld. Voorstellingen van de maaltijd behoren tot de vroegste in de christelijke kunst (derde eeuw) in catacomben en op sarcofagen. De schilderingen in de catacomben zijn grotendeels vergelijkbaar. Doorgaans zien we zeven personen om een sigmavormige tafel waarop een of twee schalen staan met een vis. Daarbij broden, drinkbekers en zeven of acht korven met brood. De zeven personen zullen symbolisch zijn, aangezien het getal zeven kan staan voor ‘volheid’. Om wat voor soort maaltijd het gaat is omstreden. Sommigen hebben gedacht aan de verbeelding van een eucharistische maaltijd, anderen denken, gezien de locatie in de catacomben eerder aan een dodenmaaltijd. Het voorbeeld hier is te vinden in de catacombe van Priscilla aan de Via Salaria in Rome. De voorstelling beantwoordt aan de hierboven genoemde overeenkomsten in verbeelding, zij het dat we hier uitsluitend vrouwen aan de tafel zien! Overigens vinden we in deze catacombe überhaupt meer vrouwen in beeld gebracht dan elders, hetgeen erop wijst dat hun rol in de vroege kerk groter is geweest dan lang werd aangenomen. Eucharistisch of niet, hier zien we dat ook een vrouw het brood kan en mag breken.

Is deze maaltijd christelijk? Ja, zolang hij (de maaltijd) relatief eenvoudig en altijd inclusief is. Waar deze eenvoud en inclusiviteit ontbrak, was dat voor Paulus reden om zich boos te maken als hij ziet dat maaltijden uit de hand beginnen te lopen. In zijn eerste brief aan de Korintiërs lezen we: ‘Van wat u hebt meegebracht eet u alleen zelf, zodat de een honger heeft en de ander dronken is’ (1 Korintiërs 11,21). Zo moet dat niet! Hoe dan wel, dat zegt hij leven later in vers 33: ‘Wees gastvrij voor elkaar wanneer u samenkomt voor de maaltijd’. De ene maaltijd is de andere niet en niet iedere maaltijd kun je zomaar christelijk noemen.

Literatuur

  • Michel Clévenot, Les hommes de la fraternité. Éditions Fernand Nathan, 1981, 176-183.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken