Menu

Premium

Bijbelse dialoog: Kaïn

Een verhaal bij Genesis 4:1-16

De bewoners van een vergrijsd Frans dorp moeten tot hun leedwezen onder ogen zien dat de leefbaarheid steeds meer in het geding is. Er worden wel kinderen geboren, maar die vertrekken na de middelbare school naar de grote stad voor studie of werk, om vervolgens niet meer naar het dorp terug te keren. Jean en Alain, twee broers uit het dorp, vormen op deze jongeren een uitzondering. Zij willen van de grote stad niet weten en zien voor zichzelf een toekomst in de bergen. De oude dorpsbevolking koestert hen. Er is alleen één probleem: de jongens kennen onderling een enorme rivaliteit. Hun karakters botsen en het leidt regelmatig tot heftige ruzies. Op een dag loopt het uit de hand. Het komt tot een hevige ruzie tussen de jongens in de kerk van het dorp. Jean verwondt Alain zodanig dat hij sterft. Jean vlucht de bergen in, het dorp is gechoqueerd… Na de begrafenis van Alain besluiten de bewoners een wacht in te stellen in de kerk… Misschien keert de moordenaar terug naar de plaats van het delict? Op een avond, terwijl de 74 jarige Madame Millet de wacht heeft, gebeurt waarop de dorpelingen hopen: Jean keert terug.

Een kleine kerk. Romaans. Sober. Een aantal kapot geslagen beelden. Er zit een vrouw, halverwege de zeventig. Ze loopt rond, kijkt naar de resten van de kapotte beelden en steekt een kaars op.

Romein (recht) = Madame Millet
Cursief = Jean

  • Je bent teruggekeerd.
    Instinct. Overwinningsroes. Een dier keert terug naar zijn prooi.

  • Je broer een prooi…

    Nee, ik ben een dier.

  • Waar was je?

    Buiten.

  • Wat heb je gedaan?


    Interesseert het je?

  • Ja.

    Geloof ik niet.

  • Toch wel.

    Razen, door het bos trekken, rotsen beklimmen, konijnen villen. Bomen omzagen, vechten met de wind, trappen tegen de regen. Is dat een beetje een antwoord?

  • Het is ongekend voor dit dorp wat je hebt aangericht.

    Ga me niet vertellen wat ik al weet.

  • Een moord.

    Ik wil het niet horen!

  • Dat is nog nooit gebeurd hier.

    Stop.

  • Je broer…

    Zwijg of ik ga weg.

  • Je hebt je broer vermoord.

    Ik was er bij ja.

  • De eerste moord.

    Vast niet de laatste.

  • En nog wel hier in de kerk.

    Maakt dat uit? Is dood hier meer dood?

  • Nee.

    Het leven is hier meer waard?

  • Dat zeg ik niet.

    Zeur dan niet.

  • Het bloed is van het altaar geschrobd. De oude Legras heeft het cement tussen de vloertegels weggeschuurd.

    Hij heeft het netjes gedaan. Zoals hij is. Netjes. Opgeruimd.

  • De beelden zijn voorgoed kapot.

    Ze zijn niet erg sterk die beelden.

  • Ze stonden hier al honderden jaren.

    Daar is geen kunst aan: staan. Terugslaan, dat hadden ze moeten doen.

  • De vroomheid van jaren had je verpletterd.

    Wat interesseert mij de vroomheid.

  • Ze is kwetsbaar, ze kan kapot.

    Dat weet je dan nu. Doe er je voordeel mee. Zet betonnen beelden neer. Beton! Waar is mijn broer?

  • We hebben hem begraven. Zaterdag.

    Mooi.

  • Verdrietig.

    Dat jullie dat gedaan hebben. Opgeruimd.

  • Zo spreek je niet over een dode.


    Ik wel.

  • De mis was mooi en verdrietig.

    Jullie hebben mij werk uit handen genomen.

  • Jij hebt ons werk bezorgd.

    Gaan we vervelend doen?

  • Nee.

    Het was goed om te doen toch zo’n mis? Het geeft een goed gevoel! De pastoor zal een mooi verhaal hebben gehouden.

  • Monsieur Dardenne heeft gesproken.

    Dardenne! Het schoolhoofd! Dat moet ik bij mij nog maar zien gebeuren.

  • Hij zal dood zijn als jij dood gaat.

    Wat weet jij daarvan?

  • Laten we het hopen. Hij is veertig jaar ouder. Je hebt nog een leven voor je.

    Dardenne weet niets van me.

  • We hebben bloemen op het graf gelegd.

    Netjes. Heel netjes.

  • Wat heeft jou doen terugkeren?

    Nou dit: kijken of hij hier nog ligt. Het was slordig om hem hier achter te laten.

  • Je weet dat wij hier niemand dood laten liggen.

    Natuurlijk weet ik dat. Ik weet alles van dit dorp. Er is niets wat ik niet weet. Rust, kalmte, reinheid en goedheid. Zelfbeheersing ook. En liefde. Begrip! Oneindig begrip. Alles is hier in oneindige hoeveelheden aanwezig. Als het maar goed is.

  • Ik hoor dat er geen groot verlangen was om terug te komen.

    Wat wil je weten?

  • Waarom je dat wel hebt gedaan.

    Je wilt de handen van een moordenaar zien?

  • Nee.

    Jawel, dat wil je wel. Kijk dit zijn ze. Niet wezenlijk anders dan de jouwe. Alleen: jonger. Krachtiger nog.

  • Het zijn dezelfde handen als die van vorige week.

    Dat dacht je. Dat zou je willen. Maar dat is niet zo. Dit dorp heeft een stel andere handen gekregen.

  • Dit dorp heeft jou teruggekregen.
    Dat is niet waar.

  • Van jongs af aan zijn je broer en jij rivalen geweest.

    Dat is niet waar. Rivalen meten zich aan elkaar. Ik kon mij niet aan mijn broer meten. Hij was van een andere soort. Een soort die niet wil vechten. De soort die geen weerstand biedt, die wijkt. Die vlucht. Hier in de kerk komt. Bidt. Kaarsen brandt. Zijn eigen onderonsjes heeft met God. En het gevoel heeft dat God hem ziet.

  • Geloofde je dat?

  • Hij geloofde het.

  • Heb je spijt van je daad?

    Stomme vraag. Is het daarom dat je hier zit?

  • Wat bedoel je?

    Voor het stellen van stomme vragen? Wat doe je hier eigenlijk?

  • Wachten.

    Op wie?

  • Op jou.

  • Op mij? (achterdochtig) Je bent alleen?

  • Ja.

  • Dat is niet waar. Dit is een val. Jij bent hier als lokaas neergezet. Oude vrouw. Zal hij niets aandoen. Jullie willen me pakken. De moord op mijn broer moet worden gewroken. Waar zijn de anderen?

  • Er zijn geen anderen.

    Jawel, ze verschuilen zich.

  • Er zijn geen anderen.

  • Geloof ik niet. (grijpt haar bij de keel) Ik laat je de handen van een moordenaar voelen. Merk je het verschil met vroeger? Ze zijn minder zacht. Minder onschuldig. Ze weten hoe ze een einde aan een leven moeten maken. Dat wisten ze nog niet. Niemand wist dat hier, in dit afgelegen gat in de bergen. Nu wel. Ik denk dat het bij de tweede keer makkelijker gaat dan de eerste. En dat het bij de derde routine wordt. Dat je niet meer hoeft na te denken. Wees gerust: Ik denk nog. (roept) Kom tevoorschijn. Als jullie willen dat ze blijft leven.

  • Laat los! Doe niet zo stom. Er zijn geen anderen!

    Die zijn er wel. Alleen laten ze zich niet zien. (schreeuwt) Nog niet.

  • Bega geen tweede stommiteit!

    Je denkt dat ik dat niet kan?

  • Je hoeft niets te bewijzen.

    (laat haar los) Ik vertrouw je niet.

  • Kijk me aan!

    (negeert haar)

  • Kijk me aan!

    (kijkt)

  • Je moet me op mijn woord geloven.

    (woedend) Wat doe je hier?

  • Dat heb ik gezegd, wachten!

    Waarom?

  • Ook dat heb ik gezegd: We wachten op jou!

    Jullie willen mij dood hebben!

  • Nee.

    Wat dan wel?

  • We zitten hier per toerbeurt.

    Kan mij dat schelen.

  • Luister!

    Per toerbeurt ja! Ik heb je gehoord.

  • Ik ben hier twee uur nu. Ik heb Monsieur Graille afgelost.

    Je hebt Graille afgelost.

  • Iedereen wacht hier acht uur. Madame Lefevre en Dugrand komen samen. Zij durven niet alleen.

    Het is ook niet ongevaarlijk.

  • En Duchamps vindt vier uur voldoende.

    Tot zover het rooster.

  • Ze houden allemaal van je.

    Oh ja?

  • Ja.

    Omdat ze het willen of omdat ze niet anders kunnen?

  • Omdat ze het willen.

    Onzin. Omdat ze niet anders kunnen. Dit is een dorp van slaven. Van de liefde. Van de goedheid. Van de braafheid. Van het pas op en kijk uit. Blijf binnen de lijnen. Ga niet alleen de bergen in. Zoek dekking bij onweer. Daag elkaar niet uit. Wees vriendelijk voor een ieder. Doe geen gekke dingen. Tart het lot niet. Het is er ingeramd van jongs af aan.

  • Zolang je nog niet terug was hebben we een kaars voor je broer gebrand.

    Dat bedoel ik.

  • We vonden het zinvoller een dode te eren dan een levende te vermoeden.

    Over die zin is nagedacht. En waarom hier?

  • (neigt naar cynisme) Omdat je in de kerk zo mooi kaarsen brandt. Omdat je daar zo fijn aan de doden kunt denken.

    Hoor ik een cynische toon?

  • Dat is dan nieuw. Dat leer ik. Van jou. Het kleeft aan je nu je uit de bergen bent teruggekeerd.

  • Ik ben veranderd.

    Ongetwijfeld.

  • Wijzer.

    Dat zou ik niet direct zeggen.

  • Een wijsheid die je niet wilt weten.

    Waarvoor we je hebben gewaarschuwd deze niet te verkennen.

  • Ik weet niet waar mijn moordlust vandaan kwam. Verschuilt de woede zich in het gras, drukt hij zich als een dier onzichtbaar tegen de grond, azend op een prooi die nietsvermoedend van de dag geniet? Woont hij in de bomen en bespringt hij mij bij verrassing? Of leent de woede mij zijn instinct, de gedachteloze kracht om te doden en te overleven? Of is het de maan die de woede als het water doet rijzen en in golven over mij heen slaat, mij geen verweer laat zoals het land geen weerstand heeft tegenover oprukkend water?

  • Ik geloof niet in je onschuld. Het spijt me.

    Veroordeel me dan. Straf me. Dood me.

  • Nee. Er zijn genoeg stemmen die je willen straffen. Er zijn er in het dorp die pleiten voor je dood.

    Nou dan. Onderneem actie. Stel een daad.

  • Je broer en jij waren onze hoop. De enige twee jongens nog te midden van grijze hoofden. Speels. Verknocht aan de bergen. Jonge wilden.

    Dit dorp was van ons.

  • Het zou van jullie worden.

    De ene helft van de hoop is dood. De andere helft kapot.

  • We hoopten op vrouwen voor jullie. En kinderen.

    Wat wil je hier mee zeggen?

  • Dat we met jou die hoop niet moeten doden.

    Je bedoelt dat ik de toekomst van het dorp moet fokken? Is het daarom dat je me wilt laten leven?

  • Dat zeg ik niet.

    Dat zeg je wel. Jullie zijn bang in de vergetelheid te raken, jullie zijn bang dat jullie graven zullen overwoekeren, jullie namen zullen verdwijnen en er niets, maar dan ook niets zal overblijven van jullie geschiedenis. Jullie zijn bang te verdwijnen in het grote vergeten.

  • We houden van al het goede dat we voortbrengen.

    Maar leg het voortbestaan daarvan niet op mijn schouders. Dat is te zwaar.

  • We hebben geen keuze.

    Het is wanhoop om je toekomst in handen te leggen van een moordenaar.

  • Je kunt die wanhoop ook liefde noemen.

    Ik begrijp het niet.

  • Kom eens hier.

    (komt)

  • Je ruikt naar zweet. Je ruikt naar de bergen.

    Ik ruik naar mijn broer.

  • Wil je dat?

    Ja.

  • Doe je hemd uit.

    (trekt hemd uit)

  • (gaat achter Jean staan, raakt hem voorzichtig aan, zoekt met haar handen over zijn borst naar zijn hartstreek) Niemand mag je nog aanraken.

    En waarom jij wel?

  • Stil! Niemand mag je pijn doen.

    Niet doen. Niet doen. Niet doen!

  • Jawel. Niemand mag jou doden.

    Blijf van mij af!

  • Nee. Blijf staan. Niemand mag de dood van Alain op jou wreken.

    Wie zegt dat?

  • Ik. Wij. God.

  • God! Niet doen. Veroordeel me. Sla me dood. Help me naar mijn broer.

  • Nee. Ik raak je nog één keer aan. Daarna niet meer. Daarna ben je vrij. Draai je om.

    (Draait zich om)

  • Blijf staan (pakt rode aarde en wrijft de borst rondom zijn hart rood) Getekend ben je. En ieder zal het teken begrijpen. Je bent vrij. Ga maar.

    Naar het dorp?

  • Waar je maar wilt. Ga de bergen in. Verken het land. Zwerf. Zwerf! Niemand zal je doden.

  • Niemand?

  • Niemand.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken