Bomen en andere vegetatie in het boek Jesaja
In het boek Jesaja wordt geregeld gebruik gemaakt van beeldspraak met bomen en andere vegetatie ter ondersteuning van de profetische boodschap. Kerntekst daarbij is het parallellistisch opgebouwde Jesaja 6:13, dat als volgt vertaald kan worden: En verder: daarin (= in het land) is een tiende en het zal zich afkeren en zijn tot afweiding, zoals een eik en zoals een terebint waarvan bij het vellen een stronk is aan hen, is heilig zaad de stronk van het (= het land). De beeldspraak met de twee bomen wordt in dit vers tweemaal gebruikt, gelijk er ook tweemaal het woord zoals in dit vers klinkt. Allereerst staan de bomen ten dienste van de aanduiding van de totale verlatenheid en ondergang van het land. De boom wordt geveld, er blijft niets over, een stronk slechts. Van de andere kant wordt daarna de bomenbeeldspraak gebezigd om de nieuwe toekomst, hoe bescheiden ook, aan te duiden. Zoals een stronk uit kan lopen, zo is het restant van de gevelde bomen een heilig zaad van het eens verwoeste land.