Menu

Premium

Consolidatie van het heil

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 26,1-13 en Johannes 20,(19)24-31

Deze zondag staat ook bekend als ‘Beloken Pasen’ omdat er iets wordt afgesloten. Vandaag gaan de luiken dicht, de luiken van het Paas-octaaf. Het is de achtste dag van het Surrexit Dominus Vere. De juichstemming van Pasen klinkt bij Jesaja door in het danklied vanwege de redding en de vrede voor het rechtvaardige volk. In de stad van God (26,1-6) wordt stem gegeven aan het verlangen naar zijn nabijheid (26,9) en aan het vaste vertrouwen op Hem (26,12vv.).

Van oudsher leest de kerk in deze periode van het jaar de verhalen uit de evangeliën waarin verteld wordt hoe de opgestane Heer aan zijn leerlingen verschijnt. Gaandeweg ontdekken ze dat Jezus hun nabij blijft na zijn opstanding uit de dood.

Opdat u gelooft en leeft

Zoals bekend heeft het Johannesevangelie een dubbel slot. Hoofdstuk 21 is duidelijk later toegevoegd, het maakte geen deel uit van de oorspronkelijke tekst. Het vierde evangelie eindigde met het vers waarin nog eens tot uitdrukking wordt gebracht wat de intentie van heel dit evangelie is: ‘opdat u gelooft dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam’ (Johannes 20,31 – Nieuwe Bijbelvertaling). Hier staat onmiskenbaar het kerygma centraal zoals dat feitelijk geldt voor alle evangeliën. Het kan in dit verband natuurlijk geen toeval zijn dat in 20,30 sprake is van vele andere semeia (tekenen) die Jezus verricht heeft, want bij Johannes zijn het juist de tekenen die een indicatie vormen voor een goed begrip van het kerygma in Jezus Christus. Zo is reeds in Johannes 2,11 sprake van het ‘begin van zijn tekenen’, bij de bruiloft te Kana in Galilea. Het tekenkarakter van de verschijning aan de leerlingen, inclusief de verschijning aan Tomas, mag ons daarom niet ontgaan met de opmerking over deze ‘vele andere tekenen’. Het verwijzende karakter komt meer centraal te staan. De werkelijkheid áchter de vertelde historie vraagt om aandacht.

Op dezelfde dag

Anders dan Lucas in zijn Evangelie en in de Handelingen laat Johannes Pasen en Pinksteren op dezelfde dag vallen. Bij Lucas wordt de Geest pas op de vijftigste dag ná Pasen geschonken (Handelingen 2,1); bij Johannes vindt de eerste verschijning van Jezus aan zijn leerlingen plaats op de avond van de eerste dag van de week, de dag van de opstanding. Dan ontvangen zij van Hem ook de heilige Geest nadat Hij over hen geademd heeft (Johannes 20,22), onmiskenbaar een verwijzing naar Gene- sis 2,7 (God blaast de mens de levensadem in de neus). Aansluitend op het ontvangen van de heilige Geest ontvangen de apostelen de ‘sleutelmacht’: de volmacht om zonden te vergeven. De latere kerkelijke traditie heeft in dit vers een aan- knopingspunt gevonden voor het sacrament van de verzoening. In Johannes 1,29-33 wordt reeds een verband gelegd tussen het wegnemen van de zonden der wereld en het ‘dopen met heilige Geest’.

In dubio

De tweede verschijning, na acht dagen (Johannes 20,26), staat in het perspectief van de ontmoeting van Jezus met Tomas omdat hij er op die avond van de eerste dag niet bij was geweest. Naar de reden van zijn absentie kunnen we slechts gissen, maar misschien is zijn afwezigheid te duiden als een kleine daad van verzet tegen de angstgevoelens van de leerlingen (Johannes 20,19). Tomas wilde er blijkbaar niet aan toegeven. Hij wordt hier Didymus genoemd, meestal weergegeven met ‘tweeling’, of in ieder geval iets met ‘twee’. In het evangelie komt hij naar voren als een dubbelzinnige, een mens in tweespalt. Hij verkeert hier ogenschijnlijk ‘in dubio’, waar hij openlijk zijn twijfels uitspreekt over de beweringen van de andere leerlingen: ‘We hebben de Heer gezien.’ O ja, geloof je het zelf? Tomas is te kenschetsen als een man met ten minste twee gezichten. In een spontane opwelling wilde hij Jezus zijn adhesie betuigen met de uitroep: ‘Laten ook wij maar gaan om met Hem te sterven’ (Johannes 11,16). Een grotere vastberadenheid kun je je nauwelijks voorstellen. Maar hier ontmoeten we een heel andere kant van dezelfde Tomas, waar hij de twijfel in zichzelf durft toe te laten. Het is zijn alter ego. In plaats van hem te stigmatiseren als ‘de ongelovige’ mo- gen we hem wel dankbaar zijn voor de moed die hij toonde om uiting te geven aan zijn twijfels en aanvechtingen. ‘Mijn dagen zijn door twijfel overmand, ik ben gevangen in mijn onvermogen’ (Nieuw Liedboek voor de kerken 2013, 942:2). Door zijn openhartige en kwetsbare opstelling kan Tomas een identificatiefiguur zijn, iemand in wie je veel van jezelf kunt herkennen.
Misschien doen we hem meer recht als we hem nu eens een tijdje de ‘kon-gelovige Tomas’ zouden noemen. Hij wilde zó ontzettend graag solidair zijn met zijn Heer, kón hij dat diepe verlangen nu ook maar in alle omstandigheden waarmaken! Over willen en kunnen gesproken. Ook Paulus herkende deze dubbelheid in zichzelf: ‘Ik begrijp mijn eigen daden niet (…) want ik doe niet wat ik wil’ (Romeinen 7,15).

Niet zien en toch geloven

Je mag het opmerkelijk noemen dat dit verhaal ongecensureerd in de Bijbel voorkomt, dat het er staat zoals het er staat, inclusief twijfel en onvermogen. Zoals Jezus de leerlingen bij zijn eerste verschijning (Johannes 20,19-23) geen enkel verwijt maakt over hun gedrag en handelwijze toen Hij zijn lijdensweg moest gaan, zo maakt hij nu, acht dagen later, ook Tomas geen verwijt. Uiteindelijk komt deze Tomas tot een indrukwekkende geloofsbelijdenis: ‘Mijn Heer en mijn God!’ (Johannes 20,28). Jezus wendt Tomas’ aanvankelijke onvermogen tot geloof aan om zich over diens hoofd heen uit te spreken over allen die tot geloof kunnen komen zonder dat de zintuigen eerst het overtuigende bewijs van de waarheid geleverd hebben. Niet zien en tóch geloven – daar gaat het Jezus blijkbaar om. Zo veel eeuwen later verkeren wij feitelijk in dezelfde positie.

Jesaja 26:1-13, Johannes 20:19-31, Johannes 20:24-31

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken