Menu

Basis

Corona – Zorg – God

Op verzoek van het Ouderlingenblad herschreef Anne-Claire Mulder haar lezing voor de studiedag Uit de greep van het virus, op 5 maart 2021, tot een artikel voor dit nummer. Wat leren we in deze coronatijd over de mens, over God en al het levende?

De golven van de coronacrisis zijn langzaam aan het wegebben. We horen en lezen nog over besmettingen, maar we zien geen beelden meer van vermoeide dokters of verplegenden. Ook kost het steeds meer moeite om te bedenken wat je aan het begin van de crisis voelde of deed. Toch herinner ik mij een gebeurtenis uit 2020 nog heel goed. Toen stond ik namelijk in een raamopening te klappen voor de zorg. Ik applaudisseerde voor alle mensen in de zorg, die zich op dat moment uit de naad werkten voor alle Corona-patiënten. Maar terwijl ik stond te klappen, dacht ik: ‘Waarom doe ik dit eigenlijk?’

Ja, waarom? Ik vermoed dat ik vooral klapte om te onderstrepen hoe belangrijk zorg en zorgen zijn. Dat belang was immers door Covid-19 heel goed zichtbaar geworden. De vlogs van Frontberichten versterkten dat beeld. Ze lieten de toewijding van zorgmedewerkers voor al die gevaarlijk zieke mensen zien. Ze maakten ook de complexiteit van zorg en zorgen zichtbaar.

En toch vroeg ik mij ook af: waarom wordt er nu ineens geklapt voor de zorg? We weten toch allang dat zorg belangrijk is? De feministe in mij mopperde dat dat klappen voor De Zorg met hoofdletters vooral een applaus was voor de zorgberoepen, terwijl zorg zoveel meer omvat dan verplegen. Het (menselijk) bestaan is immers niet mogelijk zonder zorg: zorg voor het zelf, zorg voor de ander, zorg voor de wereld. Dat laatste bleef volgens mij door dat applaus voor betaalde zorgarbeid in nevelen gehuld.

Onontwarbaar netwerk van relaties

Niemand is selfmade. Integendeel: alles en iedereen is met elkaar verbonden in een onontwarbaar netwerk van relaties van afhankelijkheid en zorg. Afhankelijkheid van zuurstof om te ademen, water om de dorst te lessen, vuur om ons te verwarmen en van de aarde voor voedingstoffen; van zorg voor de behoeften van anderen, en van toegewijd handelen om dit netwerk van relaties te onderhouden en te vernieuwen.

Het mensbeeld gaat uit van het individu: autonoom, zelfredzaam, kroon op de schepping

Deze gedachte van onderlinge afhankelijkheid en verbondenheid klinkt aan de ene kant vertrouwd. Het is het uitgangspunt van de ecologie. Het komt telkens terug in de berichten over biodiversiteit en klimaat. Aan de andere kant is dit een nieuwe gedachte in het westerse denken. Want als je goed kijkt, gaan we er wel degelijk vanuit dat iemand selfmade is. Ons mensbeeld gaat uit van het individu: autonoom, zelfredzaam, kroon op de schepping. Iemand die zelfstandig kan deelnemen aan de samenleving; iemand die dus helemaal niet afhankelijk is van anderen voor haar levensbehoeften.

Begin bij het begin

De gedachte dat alles en iedereen met elkaar verbonden is in een netwerk van relaties van afhankelijkheid en zorg lijkt dus nieuw. Toch hebben verschillende – vooral vrouwelijke – theologen dit idee de afgelopen vijftig jaar verwoord. Vaak beginnen ze bij het begin – niet bij een schepping uit het niets, maar bij het lichamelijke, materiële worden. In haar voetsporen begin ik ook bij het begin en wel bij de prenatale fase van menselijk worden.

Want ieder van ons is negen maanden in een zeer intieme relatie verbonden geweest met een ander. Die bood dit groeiende wezen – soms tegen wil en dank – een plaats, een ruimte in haar lichaam. Zo zorgde ze dat het kind alles kreeg wat het nodig had om te worden. Het is belangrijk om te bedenken dat het hier om twee wezens gaat. De zwangere en de foetus zijn immers van elkaar gescheiden (en verbonden!) door de placenta. Ze zijn dus niet symbiotisch verbonden of versmolten, ook al lijkt het van buiten wel zo. Want die placenta, waarin voedingsen afvalstoffen tussen beiden worden uitgewisseld, scheidt en verbindt hen dus.

Beginnen bij dit begin maakt duidelijk dat ons ‘zijn’ vanaf het begin een ‘zijn-in-relatie’ is. Na de geboorte wordt opnieuw duidelijk hoe belangrijk dit in-relatie-zijn is voor het leven en overleven van de borelinge. Want wanneer niemand dit kind voedt, warmt, kleedt of verschoont gaat deze boreling dood. Oftewel, door de zorg, de aandacht en bekommernis om dit nieuwgeboren wezen wordt nogmaals duidelijk dat menselijk bestaan altijd in relatie is.

Ons zijn is vanaf het begin een ‘zijn-in-relatie’

Huidhonger

De zorg voor de borelinge gaat echter verder dan het zorgen voor zijn natje en haar droogje. Het gaat ook om aandacht voor het gevoelsleven van dit mensenkind, om aanraken en aangeraakt worden. Het belang van aanrakingen is door het Covid-woord ‘huidhonger’ heel beeldend verwoord. Dat woord maakt duidelijk dat het gemis aan aanrakingen lijkt op honger naar voedsel. Daarom kunnen aanrakingen ook wel beschouwd worden als een levensbehoefte.

Ook de verhalen van verplegenden in Frontberichten onderstrepen dat. Die lieten zien hoezeer het verbod op het aanraken van de zieke of de stervende de verplegende raakte – als mens en professional. Ook dit onderstreept hoe fundamenteel het in-relatie-zijn is voor het menselijk bestaan.

Vernieuwde traditie

Ten slotte biedt het netwerk van relaties ook oriëntatie bij het worden. Borelingen worden immers niet alleen geboren in een netwerk van mensen die zich om hen bekommeren. Ze groeien ook op in een beweeglijk netwerk van woorden, gewoonten, verhoudingen, beelden, van tradities en verteltradities Al sprekend leren zij zich tot die tradities te verhouden: door ze voort te zetten, te vervormen, af te wijzen, te vernieuwen.

Betogen dat al het levende met elkaar verbonden is in een netwerk van relaties, is zo’n vernieuwing in de verteltradities van het Westen. Het biedt een andere manier van kijken naar het gebeuren in de wereld om ons heen: met aandacht voor onderlinge verhoudingen, verschillen, beweging, voor worden.

Al het levende is met elkaar verbonden in een netwerk van relaties

Godsbeeld in beweging

Dit beginnen bij het begin geeft ook andere richtingwijzers voor de vraag ‘hoe te leven’: meer gericht op het hier-en-nu, op beginnen, op dat wat er zich tussen alles en iedereen afspeelt. Ook het denken over God wordt hierdoor in beweging gebracht. Godsbeelden worden vaker gezien als voorlopig en in beweging, en dat leidt tot een veelheid van beelden. Veertig jaar geleden noemde de theologe Carter Heyward God ‘kracht-in-relatie’. Dat beeld is mij altijd bijgebleven, omdat ze God daarmee nadrukkelijk in ons midden plaatst en niet boven ons. Deze kracht-in-relatie presenteert ze als scheppende kracht, als de kracht die ‘vlees’ wordt in menselijke relaties die gericht zijn op gerechtigheid en bloeien.

Catherine Keller gaat een stap verder en spreekt over God als ingevouwen in al het levende, ja, in de kosmos. Niet de mens staat centraal noch de God-mensrelatie, maar de relatie met het hele materiële bestaan. Keller gebruikt mysterieuze taal, zoals dit ‘ingevouwen zijn’, om aan te geven dat ze niet met enige zekerheid over God kan spreken. Het goddelijk mysterie is niet vast te leggen, en dient zich desalniettemin aan als mee-geweven in deze wereld van relaties.

God is zorg…

Deze manieren van spreken over God brachten mij op de gedachte dat deze kracht, of dit goddelijk mysterie, ervaren kan worden in zorg, en als zorg en zorgen. Zorg is een vorm van handelen en oordelen met aandacht voor de ander, voor de situatie, voor de wereld om ons heen. Het is handelen dat antwoordt op hetgeen zich in een situatie aandient, dat geduld opbrengt in onbesliste situaties en het probeert uit te houden. Het is bovendien een handelen dat geworteld is in het besef dat je de zorg van een a/Ander nodig hebt, omdat je afhankelijk en begrensd bent. Dat maakt duidelijk dat handelen met zorg niet beperkt is tot de zorgsector of de zorgberoepen of tot wat we gewoonlijk ‘zorgen’ noemen. Zorg gaat om al het menselijk handelen in de wereld dat gericht is op het onderhouden en vernieuwen van het netwerk van relaties waarin alles en iedereen is ingebed.

Zorg is ook de manier waarop volgens de bijbelse traditie God aanwezig is in dit relationele bestaan. Die traditie is vol verhalen over een God die zich bekommert om mensen, die aandacht heeft voor wat er gebeurt en daarop antwoordt, die zorgt voor grazige weiden, die aanwezig is als vuur in de nacht en een wolk overdag, die ervaren wordt in en als het suizen van de wind – als een zachte streling. Het is een ‘er zijn’ dat al het levende omvat, dus niet alleen mensen.

‘God is zorg’: het is een variant op de woorden ‘God is liefde’. Het drukt uit dat zorg zo belangrijk, zo centraal is, dat ze met het ultieme, met God en het goddelijke moet worden verbonden – oftewel God is zorg en zorg is van God. ‘God is zorg’: die woorden geven richting aan het handelen en die richting is noodzakelijker dan ooit.

Zorg is aandacht voor de ander, de situatie, de wereld om ons heen

Amor Mundi

‘God is zorg’ is ook een interpretatie van de woorden ‘God is Liefde’.

De crises waarmee we nu te maken hebben, vragen om een handelen en oordelen met zorg, zorgzaamheid en zorgvuldigheid. Ik zou deze manier van doen een invulling van naastenliefde willen noemen, zeker als de opvatting van wie ‘de naaste’ is verder reikt dan de medemens. Het is amor mundi: liefde voor de wereld, voor al het levende, een liefde voor de ander en de anderen die tegelijkertijd een uiting is van liefde voor God.

‘God is zorg’ verwijst kortom naar een manier van handelen waardoor Gods toezegging ‘ik zal er zijn’, ‘ik zal bij je zijn’, ervaren en geloofwaardig kan worden in menselijke zorg – dus in zorg voor het verfijnde weefsel waarmee alles en iedereen met elkaar verbonden is.

Het werk van de volgende denk(st)ers inspireerden dit verhaal

Luce Irigaray
de ABC-Autorinnen
Emmanuel Larte
Carter Heywar
Catherine Kelle
Trees van Montfoort
Maaike de Haardt.

Deze tekst is met toestemming overgenomen uit Zijspiegel. Kwartaalblad van de Oecumenische Vrouwensynode, nummer 27.

Anne-Claire Mulder is universitair docente Vrouwen- en Genderstudies Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken