< Terug

Crying in the Chapel: een reflectie op popmuziek in de liturgie

Een reflectie op popmuziek in de liturgie. Fred Omvlee

Popmuziek in de liturgie is voor veel voorgangers, pastores en predikanten iets als ‘vloeken in de kerk’. Bezwaren zijn er legio al naar gelang de kerkelijke ligging. Vanuit hoog-liturgische hoek wordt popmuziek als banaal of niet sacraal genoeg bezien. Vanuit orthodox protestantse hoek is popmuziek niet Bijbels genoeg en vanuit evangelisch of charismatische hoek is popmuziek te werelds.  Toch zullen de meeste voorgangers, geestelijk verzorgers en pastores buiten de kaders van de reguliere liturgie met popmuziek te maken hebben: bij uitvaarten, huwelijken, of in de setting van ziekenhuis, verzorgingshuis, gevangenispastoraat of zoals ik in het krijgsmachtpastoraat. Ik ben een liefhebber van popmuziek uit de jaren 50 tot heden en een liefhebber van mooie liturgie. Sinds 2002 ben ik actief met de gospels en hits van Elvis Presley in de kerk. In 2012 lanceerde ik het idee van Top2000-kerkdiensten: een kerkdienst samengesteld rond een aantal inspirerende nummers uit de volle breedte van de popmuziek. Beide type diensten voorzien in een behoefte bij mensen die zich hierdoor aangesproken voelen. Binnen de Protestantse Kerk zijn er veel predikanten die geregeld of incidenteel met popmuziek in de kerk bezig zijn. Dominee Jan Andries de Boer houdt al jarenlang thema-diensten rond het werk van U2 en Bløf. Dominee Piet van Die doet hetzelfde rond het werk van Johnny Cash. Samen met hen schreef ik op verzoek van een uitgever het boek ‘Van Elvis-viering tot U2-dienst’. Daarin haalt Piet van Die de Australische theologen Michael Frost en Allan Hirsch aan. Zij gebruiken in hun boek ‘The Shaping of Things to Come’ – dat gaatover de missionaire kerk van de 21ste eeuw – intrigerende beelden voor de kerk van de oude en die van de nieuwe tijd. De kerk van de oude tijd is die van een boerderij waar de boer een hek om heeft gezet. Het hek is bedoeld om het eigen vee binnen te houden en het vee van de buren buiten. De kerk van de nieuwe tijd lijkt op hoe boeren in Australië met z’n uitgestrekte vlaktes de zaak aanpakken. Ze bouwen geen hek, maar boren ergens in het landschap een gat in de grond waardoor er water opwelt. Ze creëren een bron. Het vee kan vervolgens vrij rondlopen en zelfs uitzwermen, maar de bron zorgt ervoor dat er water is waardoor het vee blijft terugkomen.

Top2000-kerkdienst met band Major Seventh in Grote Kerk Apeldoorn dec 2018

Buiten de hekken van de kerk zijn er religieuze bronnen – ook in de popmuziek. Maar je moet ze vinden en aanboren. Popdiensten zijn als bronnen waar een uiteenlopend publiek op afkomt: gelovig, half-gelovig, ongelovig, kerkelijk en niet-kerkelijk. Wij kennen, afgezien van doop-, trouw- en rouwdiensten, geen kerkdiensten waar zoveel mensen komen die nooit of niet meer een kerk van binnen zien. De hekken zijn verdwenen. En hoewel deze diensten meestal plaatsvinden in kerkgebouwen, voelt dat niet als een belemmering. Het is een vorm van kerk-zijn over grenzen heen.

Voor veel gelovige oren klinkt dat verdacht: religieuze bronnen in popmuziek. Wanneer religie op één lijn gezet wordt met muziek of kunst in het algemeen, is er doorgaans sprake van de ‘hoge’ kunst. Kerk en klassieke muziek zijn al eeuwen een gelukkig getrouwd stel. De beeldende kunst is honderden jaren lang de leverancier geweest van sculpturen en schilderijen die de christelijke boodschap vertolkten en ondersteunden. Dichters hebben zich in dienst gesteld van een liturgie die de gelovigen wil geleiden naar een transcendentie die het dagelijks leven overstijgt. Kortom, kerk en ‘hoge’ kunst houden van elkaar. Voor velen doet de popcultuur daarbij vergeleken ‘laag’ en zelfs vulgair aan. Ze zou commercieel zijn, een poel van hedonisme en narcisme, gericht op verstrooiing, of getuigen van slechte smaak.

      Toch is dat een te generaliserend oordeel. De werkelijkheid zit rijker en ingewikkelder in elkaar dan een gemakkelijk of-of-denken voor waar wil houden. Popmuziek omvat veel meer dan rijmelarij gezet op gemakkelijke deuntjes. Binnen de popcultuur zijn er veel musici die hun artistieke integriteit scherp bewaken tegen commerciële invloeden of dwang. Dan is er ook dit: popmuziek wordt steeds meer gezien als een nieuwe kunstvorm. Het is veelzeggend dat popmuziek inmiddels ook zijn plek heeft verworven op conservatoria. De hekjes zijn daar allang weggehaald. Klassiek, jazz of pop – het wordt er even serieus genomen. Nu door de kerk en de theologie nog.

      Want daar is reden genoeg voor. Het concept van ‘The Passion’ toont aan dat zelfs niet-expliciet religieuze songs een spiritueel potentieel hebben dat binnen een dramatisch-liturgische setting vrijkomt en de zeggingskracht van het evangelieverhaal ondersteunt. Het spiritueel tegoed in veel popsongs wordt als bron in hun diensten aangeboord en herkend door de vele bezoekers.


Maar popmuziek kent ook expliciete religieuze inhoud. Sterker nog, je zou het standpunt kunnen verdedigen dat de popmuziek haar wortels heeft in de (Afro-)Amerikaanse kerkelijke traditie. De gospel en de spiritual vormen de oervorm van de popsong. Veel popartiesten zijn begonnen in de kerk. Sister Rosetta Tharpe (1915-1973), die haar gospelmuziek in kerken en daarbuiten zelf begeleidde met de elektrische gitaar, geldt als een van de eerste beoefenaars van rock ’n roll en werd voor veel rockgitaristen een voorbeeld. Andere rock ’n roll-pioniers zoals Jerry Lee Lewis, Carl Perkins en Elvis Presley kwamen uit evangelische kerken en hebben dat nooit verloochend. Beluister bijvoorbeeld eens ‘The Million Dollar Quartet’ waarop opnamen te beluisteren zijn van de drie sterren aangevuld met Johnny Cash: in de SUN-studio troffen ze elkaar bij toeval en maakten er samen spontaan een muzikale middag van, met voor een groot deel liederen die ze geleerd hadden in de kerk. Toen Aretha Franklin (1942-2018) overleed, postte Mick Jagger namens The Rolling Stones op Facebook meteen de tekst: ‘Very sad to hear the news about Aretha, she was so inspiring and wherever you were she always brought you to church.’ In ons boek beschrijven we behalve diensten rond Elvis, Johnny Cash, U2 en Bløf ook Bob Dylan, Paul Simon, Leonard Cohen, Santana, Nick Cave, Neil Young en stippen Todd Rundgren, Patti Smith, Nina Hagen, Prince, Van Morrison en Bruce Springsteen aan. Maar het rijtje van artiesten dat in dit boek besproken wordt, zou met gemak uitgebreid kunnen worden. Om een willekeurige greep te doen: Madonna, Moby, Creed, Prince, Al Green, Bob Marley, Kanye West, Sufjan Stevens, Vampire Weekend, Lauryn Hill – hun werk kent expliciete religieuze inhoud. Kortom, midden in een seculier ogende maatschappij welt er religieus water op uit onverwachte bronnen. Je ontdekt het als je buiten het jouw vertrouwde hekje stapt.

De Amerikaanse theologen Craig Detweiler en Barry Taylor ontdekten het ook. Zij pleiten in A Matrix of Meanings: Finding God in Pop Culture voor een theologie die de popcultuur serieus neemt. Ze denken bij die popcultuur niet alleen aan muziek, maar onder andere ook aan films, reclame, mode en sport. Maar dus óók aan popmuziek. Hun stelling luidt dat we een poëtische theologie nodig hebben, die de religieuze tendensen, uitingen en verlangens serieus neemt – een theologie die gestript is van alle overbodige bagage en de rede niet inzet ten koste van een creatief gebruik van taal en kunst.

      Ze zijn daarin niet de enigen. John S. McClure, hoogleraar in Nashville, betoogt in zijn Mashup Religion: Pop Music and Theological Invention dat er een vorm van theologie nodig is die zelf geschoeid is op de leest van het maken en uitvoeren van popsongs. Die theologie kan van de popmuziek leren om vrijuit en speels traditionele elementen te mengen met nieuwe ideeën.

Uit alle reacties van kerkgangers blijkt dat mensen deze popmuziek koppelen aan hun levensverhaal: ze voelen zich muzikaal ‘gehoord’ door de kerk.  De liturgie wordt voor hen een bron om naar terug te keren.

Ontleent aan h.2 in Van Elvis-viering tot U2-dienst, geschreven door Piet van Die.

Fred Omvlee (1965, gestudeerd aan VU Amsterdam, hoofd geestelijke verzorging koninklijke  marine) is auteur van ‘Van Elvis-viering tot U2-dienst.


Over Van Elvis-viering tot U2-dienst

Van Elvis-viering tot U2-dienst van Fred Omvlee, Jan Andries de Boer en Piet van Die beschrijft hoe je een kerkdienst rond popmuziek inricht en voorbereidt. Veel popsongs bevatten een religieuze laag. Geen wonder dat popmuziek steeds vaker een plek krijgt in kerkelijke vieringen. Bekend zijn de Top2000-diensten en de Elvis-vieringen. In dit boek gaan de auteurs dieper in op de religieuze inhoud van popmuziek en de waarde daarvan voor de kerk. Er blijken veel artiesten te zijn van wie de muziek een plek kan krijgen in kerkdiensten, zoals BLØF, U2, Johnny Cash en Bob Dylan. Het boek sluit af met een kleine theologie van de popmuziek.

< Terug