Menu

Basis

‘Daarom heeft God Hem hoog verheven’

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij 4e zondag van Veertigdagentijd (2 Kronieken 36:14-23, Psalmen 34:1-11, 2 Korintiërs 5:14-21 en Lucas 15:11-32)


We komen dichter bij het lijden, het sterven en de opstanding van onze Heer. We bedenken hoe wij graag doodlopende wegen gaan, niet achter de Heer aan naar het leven. Vandaag mogen we al over de dood heen de verrezen Christus zien. Wij hoeven niet meer voor onszelf te leven, ‘maar voor Hem die voor de levenden is gestorven en opgewekt’ (2 Korintiërs 5:15). In 2 Kronieken gaan Juda en Jeruzalem ten onder, maar de gedeporteerden zullen terugkeren en Jeruzalem wordt hersteld. Psalmen 34, een acrostichon met het hele ABC van het geloof, zingt: ‘de Heer laat mensen veilig bij zich schuilen.’ De synagoge bidt het wekelijks. De verloren zoon mag schuilen bij zijn vader.

Verloren en teruggevonden

Sinds Lucas 9:51 is Jezus met zijn gezellen op weg naar Jeruzalem. Daar zal Hij ‘van de aarde worden weggenomen’ door lijden, sterven en opstanding uit de dood (9:18-22,43b-45). Onderweg spreekt Hij met talloze mensen. Ook ‘alle tollenaars en zondaars’ komen naar Hem luisteren. Tot ongenoegen van de farizeeën en schriftgeleerden. Die doen nauwgezet alles (613 geboden!) om ‘het eeuwige leven te beërven’. Ze verwijten Jezus dat Hij spreekt met wie allang verloren zijn voor dat eeuwige leven, ja, met hen eet (15:2) en drinkt (5:30; 7:34). Bij de synoptici spreken alleen farizeeën en schriftgeleerden over ‘het eeuwige leven’, Jezus nooit. Hij verkondigt consequent: ‘Het Koninkrijk van God is gekomen.’ Jezus vertelt: In de hemel zijn ze blij als één zondaar tot inkeer komt! Kijk maar naar mensen die een schaap of een penning terugvinden (15:1-10) en hoe het een vader in het diepst van zijn ziel raakt (Gr.: splanchnizomai – 15:20) als zijn jongste zoon totaal berooid terugkomt. Hij is alleen maar blij dat hij terug is: ‘Deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.’ Ook tegen de broer die mokkend aan de zijlijn blijft zegt hij: ‘Je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.’

Grote blijdschap

De jongste zoon had zijn vader om een grote schenking gevraagd: zijn rechtmatig erfdeel. Dat was niet ongebruikelijk, een vader was heer over zijn bezit. Hij kon beslissen om het bij testament te vermaken of bij leven te schenken. De vader geeft een groot deel van het bedrijfsvermogen waarvan de familie en de slaven moeten leven (Gr.: bios; Gr.: zooè = ‘biologisch’ leven: bios is nodig voor je zooè – vgl. 15:12). Met één paar handen minder komt er voortaan minder binnen. Er is één mond minder om te voeden, maar veel minder om samen van te leven. De jongeman verandert zijn bios in geld; hij vertrekt naar een ver land. De vader verliest één van zijn twee zonen. Die leeft erop los tot zijn geld op is. Dan heeft hij niets meer om van te leven (bios), en niemand in het vreemde land zorgt voor hem. Dagloner op het bedrijf thuis is beter dan dit. Als dagloner weet je ’s morgens of je werk en een inkomen voor die dag hebt. Een vermogen wordt het nooit en beslissen mag je niets. Terug naar huis – een heel waagstuk! Zal zijn vader hem dagloner maken? Of hem van het erf af jagen? Voor de jongen iets kan zeggen, heeft zijn vader hem al in de armen gesloten. Hij wordt weer als zoon bekleed met een feestkleed en een zegelring – en krijgt daarmee zeggenschap over het vermogen – en er komt een groot feest.

Als de oudste broer hoort wat al dat tumult betekent, blijft hij weg van het feest. Hij voelt zich zwaar benadeeld en laat zich minachtend uit over ‘die zoon van u’. Vader benadert ook hem vol liefde: ‘Kind’ (Gr.: teknon – 15:31). Hij houdt van zijn beide kinderen. Hij wil hen allebei omhelzen, levend en vrolijk om zich heen hebben. De liefdeband van de vader met zijn zonen is beslissend; vermogen, geld of armoe door verkwisting tellen niet. Dit (spiegel)verhaal van Jezus heeft een open einde. Zal de oudste zoon zich mee in het feestgewoel, de familie en het bedrijf storten – of distantieert hij zich van zijn vader en zijn broer?

Tollenaars en zondaars, farizeeën en schriftgeleerden

Tollenaars onttrokken veel van de bios aan de bewoners van bezette gebieden, maakten er geld van om de pracht van het Imperium Romanum te vergroten. Zondaren en hoeren ontwrichtten de verhoudingen in families en in de gemeenschap. In de context waarin het verhaal verteld wordt, ligt het voor de hand dat de tollenaars en de zondaars zich bij Jezus blij zullen herkennen in de jongste zoon. De farizeeën en schriftgeleerden voelen wel verwantschap met de oudste: altijd trouw en nauwgezet bezig met het kostbare erfgoed dat Israël is toevertrouwd. Ook zij blijven welkom in Gods Koninkrijk. De kerk, uit heidenen en joden, herkende zich al vroeg in de jongste zoon. Er was geen open einde voor de afzijdige oudste zoon; zijn plaats kreeg de jongste. En het open einde dan? Binnen de kerk blies men met deze gelijkenis wel zichzelf en de eigen waarheid op, ten koste van ‘ketters’, onzuiveren en ‘dwalenden’ in geloof en leven. Waren ze Filippenzen 2:3 vergeten: ‘Acht de ander uitnemender dan jezelf’? In deze dagen, zo kort voor het Paasfeest, zo kort voor de vernedering, de dood en de opstanding van onze Heer, dringt de Christushymne uit de Filippenzenbrief zich steeds aan mij op. De Heer koos ervoor nog veel dieper te zinken dan de verloren en gevonden zoon ooit gezonken was. ‘Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat (…) Jezus Christus is Heer’ (Filippenzen 2:5-11).

Deze exegese is opgesteld door Hans Fortuin.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken