Menu

Premium

Dankdag – om een samenleving die inzet op werk én zorg

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Om een samenleving die inzet op werk én zorg

Bij Deuteronomium 24,14-16, Psalmen 65 en Matteüs 20,1-16

In de verzen uit Deuteronomium wordt met klem gesteld dat je geen profijt mag trekken van mensen die kwetsbaar en op anderen aangewezen zijn. Deze kwetsbare mensen worden nader geduid met de woorden ‘ani (= iemand die het toch al niet breed heeft en wie het bepaald niet meezit in het leven) en ’ebjon (= iemand die in de hoek zitten waar de klappen vallen).

Geen profijt willen trekken van kwetsbare mensen is één, ‘meer dan het gewone doen’ is twee. De kwetsbaarheid van mensen waarover Deuteronomium 24,14-16 verhaalt, raakt ook wel aan de spagaat die mensen nu soms ervaren: enerzijds blij dat ze nog werk hebben, anderzijds het gevoel klem te zitten tussen dat werk en de zorgtaken thuis of voor naaste familie. Dat roept de spannende vraag op of loon niet ook iets van een zorgpakket in zich zou moeten (kunnen) hebben. Daarmee worden zorgtaken die mensen thuis hebben niet los gezien van hun verantwoordelijkheid op de werkvloer. Is ook dat niet ‘participatiesamenleving’?

God verleent het land overvloed

Psalmen 65 is vooral een loflied op hoe het leven eruitziet wanneer het geschoeid is op de leest van God. Dat is een leest van toewijding en ontferming over, van recht doen (het beste in mensen naar boven roepen) en redden (uitkomst, perspectief bieden – 65,6). De wijze waarop de psalm Gods zorg voor onze bestaansgrond bezingt (65,10vv.), ook door te beteugelen wat ons bedreigt en verwart (65,7vv.), lijkt wel een scheppingsverhaal. En als dat lied uit is, hoe pakken wij dan in die schepping onze zorgende verantwoordelijkheid op?

Een verhaal om de vruchten van te plukken

Jezus’ parabel over de werkers in de wijngaard is een absurd verhaal. Het is bizar dat iemand die zich een uurtje heeft ingespannen net zo veel uitbetaald krijgt als degene die zich de hele dag heeft uitgesloofd. Die bizarre realiteit is blijkbaar aan de orde als het over het Koninkrijk van de hemel gaat. Gods economie is volstrekt ontoepasbaar op hoe het in deze wereld werkt. Toch waagt de econoom Arjo Klamer (in zijn ‘Preek van de Leek’) het om deze parabel met andere ogen te lezen. En dan gaat het niet over die wijngaard of over onze wereld, dan gaat het over hoe het bij jou thuis werkt. Krijgt het kind dat het beste gepresteerd heeft ook het meeste van de maaltijd, en meer zakgeld dan het kind dat nu eenmaal anders begaafd is? Nee, zo gaat het er thuis niet aan toe, zo doen wij dat niet. Thuis handelen we in liefde, aldus Klamer, je deelt wat je hebt met elkaar.

Een rechtvaardig loon…

Het loon dat met de werkers van het eerste uur afgesproken wordt, is één denarie. Dat is in die tijd het bestaansminimum, wat je nodig hebt om van te kunnen leven. Met de werkers die later erbij gevraagd worden, wordt een ‘rechtvaardig (Gr.: dikaios – 20,4) loon’ afgesproken. In de Bijbel is rechtvaardig een manier van omgaan met elkaar die passend is en recht doet aan wat nodig is. Een ‘rechtvaardig’ loon is dus een loon wat ten minste toereikend is om van te kunnen leven.

De heer van de wijngaard doet de werkers van het eerste uur niets tekort door hen die later erbij kwamen hetzelfde uit te betalen. Die uitbetaling gaat niet ten koste van de eersten, zij ontvangen conform de afspraak en dat is toereikend om van te kunnen leven. Die werkers van het eerste uur daarentegen vinden dat hun met terugwerkende kracht wel degelijk tekort gedaan wordt wanneer anderen hetzelfde loon krijgen voor minder verzet werk. Dat zet dit verhaal op scherp: hoe zit het met de ‘gunfactor’ in de samenleving? In het kader van Dankdag kunnen we de vraag stellen op wat voor manier dankbaarheid te maken heeft met wat je een ander gunt in het leven, zonder dat je het legt langs de meetlat van jouw eigenbelang. Zit in de dankbaarheid die wij ervaren ook ruimte om te zien wat een ander nodig heeft? Waren de werkers van het eerste uur aanvankelijk niet dankbaar dat ze meteen al gevraagd waren om in de wijngaard aan het werk te gaan? Daarmee waren zij verzekerd van ‘dagelijks brood’. Hun verontwaardiging en boosheid over wat de werkers van het laatste uur verdienen, bevreemdt daarom des te meer: verdienen zij soms geen ‘dagelijks brood’, wordt hun minder dan het bestaansminimum ‘gegund’?

… is ook een zorgzaam loon

De heer trekt op verschillende uren van de dag eropuit om werkers voor in zijn wijngaard te werven. Kan het ook zo zijn dat een maatschappij die inzet op werk én zorg, ook de ruimte creëert om die zorg te kunnen verlenen? Dan wordt het heel logisch dat bijvoorbeeld een mantelzorger niet bij het krieken van de dag, maar misschien wel pas later op de dag naar z’n werk gaat. Of misschien juist wel eerder thuis kan komen teneinde nog voldoende energie te hebben om daar zorgtaken uit te voeren. Is hij/zij dan nog in beeld, of ziet niemand hem/haar staan op de arbeidsmarkt? Zou maatschappelijk verantwoord ondernemen ook een ondernemen kunnen worden met zorg en aandacht voor wie naast het betaalde werk nog het nodige te doen heeft in de verzorging thuis?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken