Menu

Premium

De accessoires van de Herder-Koning

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

De accessoires van de Herder-Koning

Bij Jesaja 11,1-10 en Matteüs 3,1-12

Riemen en gordels verbinden de lezingen van deze zondag met elkaar: in Jesaja zien we de gordel (Hebr.: ’ezor) van gerechtigheid en trouw (Hebr.: tsèdèq en ’amoenah – Jes. 11,5). In Matteüs (3,4) heeft Johannes de Doper een eenvoudige lederen gordel (Gr.: zoonè): de accessoire bij zijn kamelenharen herdersmantel. Hij kondigt op zijn beurt iemand aan, wiens ‘schoenriem’ (Gr.: himas) hij niet waardig is los te maken (Marc. 1,7 – NBG ’51).

In beide perikopen gaat het om de aankondiging van de messiaanse Herder-Koning, een belangrijk thema in de Adventstijd. Als lezing uit het Oude Testament op deze tweede Adventszondag is niet de keuze gevallen op de Jesajatekst die door Johannes de Doper wordt geciteerd (40,3-4 – NBV): ‘Hoor, een stem roept: ‘Baan voor de HEER een weg door de woestijn, effen in de wildernis een pad voor onze God. Laat elke vallei verhoogd worden en elke berg en heuvel verlaagd, laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige dalen.’’

Maar we lezen Jesaja’s profetische visioen van de messiaanse tijd, waarin wilde dieren en huisdieren samen zullen weiden, en een kleine jongen ze zal hoeden. En waarin zelfs een zuigeling kan spelen bij roofdieren, en daarbij ongedeerd blijven.

Visioen van de messiaanse tijd

Het visioen van de herdersjongen die het kalf en de leeuw samen laat weiden roept associaties op met een reeds bekende herdersjongen uit het geslacht van Isaï, David, die met herderswapens zelfs Goliat versloeg. Maar als zelfs huisdieren met wilde dieren in vrede leven, dan is elke rechtvaardiging voor oorlog verdwenen. In het beeld van de zuigeling bij het nest van de slang, in de framing van Advent, ligt een zinvolle, intertekstuele relatie met het kind Jezus. Dat kind heeft in Matteüs en Lucas een geboorteverhaal meegekregen, dat de hoogste machthebbers onzeker moest maken. Zo steekt ook dit kind zijn hand uit naar het slangennest en speelt ermee. Hoewel het in Jesaja 11,8 niet om hetzelfde Hebreeuwse woord ‘slang’ gaat (tsèfa‘ = giftige slang, adder) als in Genesis 3,1 (nachasj), kleeft het dier in beide gevallen toch een kwaadaardige, godverstorende reputatie aan.

De wereld op zijn kop

Toelevend naar Jezus’ geboorte wordt de wereld dus al een beetje op zijn kop gezet. De tot nu toe heersende machten worden ontmaskerd als corrupt en partijdig door de aankondiging van een alternatief bestel, dat wordt gepersonifieerd door een mens die wél kennis (Hebr.: da‘at) van en ontzag (Hebr.: jir’at) voor de Heer heeft (Jes. 11,2). Die kennis is vooral erkenning: het gaat immers om de erkenning van de God van Israël als Heer en koning van je leven. Deze erkenning moet de hele aarde bedekken, zoals het water de bodem van de zee bedekt (11,9). En ook op de bergen die daarboven uitsteken wordt geen onheil meer gesticht. Het beeld van het water dat de zeebodem bedekt, kan ook worden ingevuld met het visioen van Johannes de Doper: een bergachtig land wordt vlak, en de weg wordt recht (Mat. 3,3). Zo ontstaat er een vrije blik op de horizon waarvandaan de komst van de Heer wordt verwacht.

Nieuw reinigingsritueel?

Dit hoopvolle perspectief trekt nogal wat volk. Matteüs vermeldt dat er vanuit de hele omgeving velen op afkwamen: mensen die hun zonden beleden en vergeving zochten, maar ook farizeeën en sadduceeën, representanten van de religieuze en maatschappelijke elite. Zij kwamen, op hun hoede voor ‘nieuwe geestelijke stromingen’, slechts kijkend wat die doop die daar werd bediend, precies betekende. Om te kijken of Johannes de Dopers vrije – maar niet vrijblijvende – reinigingsritueel, dat buiten elke religieuze structuur om werd aangeboden, misschien een bedreiging vormde voor hun macht. Want die berustte immers bij hun exclusieve expertise op het gebied van de reinheidswetten en de daaruit voortvloeiende sociale controle.

Hij die komt zal schoon schip maken

Deze farizeeën en sadduceeën worden door Johannes de Doper uitgescholden voor ‘adderengebroed’. Zie hier weer de kwalijke reputatie van de gifslang. Op dat moment representeren ze alles waar de mens die serieuze zaak wil maken van zijn geloof als woord-handeling in plaats van woord-alleen, voor op zijn hoede moet zijn. Niet de religieuze staat van dienst van de voorvaderen telt, maar vooral de actuele vruchten van hún geloof. Ook deze strenge vermaning grijpt Johannes de Doper aan om wederom de komst van de Verwachte te verkondigen. Hij doopt met water, maar Hij die komt, doopt met vuur. Johannes zegt dat hij het niet waard is om Hem de sandalen (Gr.: hupodèmata, letterlijk: onderbindselen, riemen zijn daarbij verondersteld) na te dragen. Hij zal dopen met de heilige Geest en met vuur. Kortom: als de farizeeën en sadduceeën deze waterdoop van Johannes al afkeuren, terwijl hij nog met één been in het oude bestel staat, zullen ze nog wat beleven met Hem voor wie hij de weg bereidt. Deze zal pas echt schoon schip maken: met de wan in zijn hand het kaf scheiden van het koren. Hij zal alles pas echt op zijn kop zetten.

Riemen zijn dus letterlijk een samenbindende factor. Het zijn de accessoires van de Messias, de tsaddiq, de rechtvaardige, die ook trouw is, én eerbied voor en erkenning van God heeft. De eenvoudige leren gordel van Johannes en de nederige schoenriemen van de Komende zijn uiteindelijk de gordel van gerechtigheid en trouw van de langverwachte nazaat van Isaï. Deze nieuwe koning zal heersen zonder aanzien des persoons. Er zal geen klassenjustitie meer zijn; wie schuldig is zal zijn oordeel niet ontlopen.

De kennis van de Heer, die de aarde vervult en de bodem van de zee bedekt, vernieuwt onze visie op wat hoog en belangrijk is. Niet de kroon en schitterende wapenrusting van een super-koning, maar de leren riemen van de Herder-Koning.

Matthijs de Vries

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken