Menu

None

De authenticiteit van de prediker

Paul Visser over C.H. Spurgeon

Wil de prediking vandaag overkomen, dan moet een dominee authentiek zijn. Een bevlogen en bewogen prediker. Is dat het geval, dan vind je een breed gehoor. Ontbreekt het daaraan, dan lopen de mensen bij bosjes weg. Vaak wordt dit verschijnsel verbonden met onze tijd. Het zou een vrucht zijn van een postmodern levensgevoel die de geestelijke kick verwart met zegen. Ik zal de laatste zijn om dit gevaar te ontkennen. Tegelijk vind ik het veel te gemakkelijk als het daarmee wordt afgedaan. Meer dan eens zit er volgens mij ook een oprecht verlangen achter. Naar een woord dat er echt toe doet. Beproefd en doorleefd is. En zodoende het kenmerk van het ‘ware’ draagt, omdat het ontsproten is aan de omgang met God zelf. En het in die ernst en hartstocht verkondigd wordt. Met zo’n verlangen lijkt mij niks mis. Integendeel. Goed dat onze postmoderne tijd daar weer om vraagt! Niet allen maar iets om beducht voor te zijn. Net zo goed iets om bedacht op te raken. In principe is het ook niets nieuws. Spurgeon, de prins der predikers, spoorde zijn studenten hier al meer dan 100 jaar geleden toe aan. En dat niet om de show te stelen. Maar om zielen te winnen. Treffend zijn de geestelijke én nuchtere adviezen in zijn boek Zielen winnen voor het Evangelie (Kampen, De Groot Goudriaan, 1999; vert. van Soul Winning). Wat hij schrijft laat zien dat het ‘postmoderne’ verlangen heel nauw aansluit bij wat er van predikers in alle tijden zowel geestelijk als communicatief verwacht mag worden. Graag haal ik ze hier voor het voetlicht.

Vereisten vanuit God gezien
‘Als eerste vereiste moet de prediker een man zijn met een geheiligd karakter.’ Geen wijs man zal de wijn in vuile flessen doen. Zo zal God geen instrumenten gebruiken die Zijn eigen karakter niet vertonen. Onheilige predikers zijn niet alleen een schande voor God maar ook een aanfluiting voor de mensen. Roept hij “Bekeer u!” dan zullen de mensen zeggen “Geneesheer, genees uzelf!”

In samenhang hiermee wijst Spurgeon op het nauwe verband tussen persoonlijke heiliging en zegen op de prediking. ‘Leef voor God . Als u dat niet doet, dan zal God niet met u zijn. U mag dan erg goede preken houden, maar als u zelf niet heilig bent, zullen geen zielen gered worden.’ Velen hebben er geen erg in en zoeken de oorzaak van het gebrek aan zegen elders. ‘U zult een blaam leggen op het volk; u zult een smet werpen op de tijd waarin u leeft; u zult alles de schuld geven behalve uzelf’. Waar denkt Spurgeon aan? Hij noemt drie concrete dingen: een werelds leven, uit zijn op gewin en niet correct zijn in je werk. Andersom werkt het ook. Nadat hij een zekere George Müller gehoord had, schrijft hij: ‘Hij preekte alsof hij een zondagsschoolklas toesprak, zo eenvoudig, maar nooit eerder hoorde ik een preek die mij zo goed deed en tot zegen was voor mijn ziel.’ Het geheim? ‘Het was in de preek George Müller zelf die deze zo zegenrijk maakte. Hij was daar als getuige van de waarheid. En preekte op zo’n manier dat je alleen maar kon zeggen: “Deze man preekt niet alleen wat hij gelooft, maar ook wat hij leeft.” In elk woord dat hij sprak schitterde zijn geloof en leven, waardoor het als vanzelf in oor en hart viel. Heiligheid was zijn kracht en als u wilt dat uw preek ook zo gezegend zal worden, dan moet u dezelfde kracht hebben.’ Een dergelijke authenticiteit heeft blijkbaar een eigen communicatieve betekenis!

In het licht van bovenstaande somt Spurgeon dan een aantal belangrijke kenmerken op.

Ten eerst is een nederige houding van belang. Want God gaat de hoogmoedige voorbij. Maar ook bij mensen werkt een trotse predikant afstotend. Hoogmoed blijkt op twee manieren. Enerzijds door steeds te vissen naar een compliment (‘prijs me alsjeblieft, prijs me!). Anderzijds door zo met zichzelf ingenomen te zijn dat het je niet interesseert wat anderen denken. De laatste is de gevaarlijkste vorm. Ze kijkt op iedereen neer en veracht de hoorder. Trots bedreigt vooral goede predikanten. Door hun populariteit verworden ze van trouwe knechten tot kleine koningen….

Ten tweede gaat het om een geloof dat leeft. Dat overtuigd is van Gods roeping, dat vrij en frank spreekt en God houdt aan de beloofde zegen dat bergen in zee worden geworpen. ‘Zo gebruikt God het geloof van zijn dienaren om het geloof bij anderen voort te brengen.’

Ten derde wijst hij op de nodige ernst. Er zijn preken waar zo weinig kracht in zit dat zij nog ‘geen spin of kakkerlak zouden doden’, laat staan dat ze ‘een dode ziel tot leven verwekken’. Wie versluierend spreekt of alleen ‘keurig’ preekt zal weinig bereiken. In principe, zegt Spurgeon, zijn we dan bezig de tijd van de hoorders te verspillen.

Ten vierde is eenvoud van hart belangrijk. Wie met veel kunstgrepen de show wil stelen zal ook niet veel meer dan dat bereiken. Wie consequent de aandacht richt op Christus, zal boven bidden en denken tot zegen zijn.

Ten vijfde gaat om een totale overgave om instrument te zijn waardoor God spreken wil. Een goede voorbereiding is onmisbaar, maar dit moet niet leiden tot het ‘opzeggen van een geleerd verhaaltje’. Door overgave aan de Geest worden vaak de punten op de i van het evangelie gezet.

En ten zesde geeft hij nog een heel nuchter advies. Maak de preek niet te vol en te lang. Met een knipoog verwijst hij naar de geschiedenis van Gideon. ‘Toen twintigduizend mannen werden weggezonden, sprak de Here tot Gideon: “het volk is nog te veel.” En pas toen, behalve driehonderd man, alle anderen ook naar huis waren gezonden, zei de Here: “Sta op en ga, want Ik heb hen in uw hand gegeven.” Zo zegt de Here van sommige preken: “Ik kan door die preken geen goed doen, want zij zijn te lang.” Als u een preek hebt met veertien onderverdelingen, laat er dan zeven weg; dan zal de Here deze misschien zegenen…’

Vereisten vanuit de mens gezien
Dit gedeelte sluit direct aan bij het voorgaande. Nog meer echter dan in het voorgaande blijkt uit dit gedeelte dat de regels van de communicatie ook gelden in de kerk en dat de Geest daar gebruik van maakt. De toon is beslist. Niet om daarmee anderen af te schrijven. Wel om zijn studenten op te scherpen. We luisteren:

Ten eerste moet het uw hoorders volkomen duidelijk zijn dat u vast gelooft wat u preekt. Anders zal er van uw preek geen kracht uitgaan. Wij kunnen de boodschap nooit scheiden van de persoon die deze uitspreekt.

Ten tweede gaat het om een oprechtheid waarbij inhoud en toon één geheel zijn. U kunt de ernstigste vermaningen en mooiste beloften op zo’n harteloze toon uitspreken dat niets en niemand daardoor wordt aangeraakt. ‘Wij gooien op zondag niet met sneeuwballen (..) Wij moeten handgranaten in het leger van de vijand werpen.’

Ten derde is liefde tot de hoorders van beslissende betekenis. Als hoorders niet ervaren dat de prediker hart voor hen heeft, zullen ze hem in de regel laten praten. Er zijn heel goed predikers die weinig tot stand brengen, omdat het schort aan liefde. ‘Kom onder de mensen, maak contact met hen, behandel hen met sympathie en geef hun het gevoel dat u voor hen het goede wilt.’

Ten vierde komt het aan op onbaatzuchtigheid. ‘Een mens houdt op om zielen tot Christus te brengen, zodra hij een zelfzuchtig wordt.’ Wie zichzelf zoekt, hoe dan ook, verspreidt geen zegen.

Ten vijfde is er de noodzaak van de tederheid. ‘Als u preekt, spreek dan recht toe recht aan, maar juist wanneer u een onaangename zaak te melden hebt, doe dit dan op de meest vriendelijke manier.’ Een onhebbelijke toon stoot af, waardoor er geen oor is voor de boodschap. ‘Niemand haalt het toch in zijn hoofd om een stier in een porseleinwinkel te laten om de kopjes recht te zetten. Zo zal geen prediker met een verkeerd humeur in staat zijn dingen bij zijn hoorders recht te zetten.

Spurgeon besluit zijn uiteenzetting met de volgende woorden: ‘Ik geloof broeders, dat het winnen van zielen door mensen van karakter moet gebeuren. Moge u allen daarom gelijk zijn aan het beeld dat ik geschetst heb, om Jezus’ wil!’

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken