Menu

Premium

De belijdenis en bestraffing van Petrus

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 51,1-6, Romeinen 11,25-36 en Matteüs 16,(13-20)21-27

Hoewel het Oecumenisch Leesrooster Matteüs 16,13-20 overslaat, betrek ik dat gedeelte toch in deze exegese. Zonder vers 16-20 zijn de verzen 21-27 namelijk niet te begrijpen. Omgekeerd vormen de verzen 16-20 zonder het vervolg een tekst die eenzijdigheid oproept.

Roept Jesaja (51,1) ons op de rots te zien waaruit we zijn uitgehakt, die andere rotstekst (Mat. 16,18) uitgehakt in de koepelrand van de Sint Pieter in Rome richt onze aandacht wat te nadrukkelijk op de paus die daaronder mag celebreren. Ontelbare keren is deze tekst in Rome en daarbuiten alleen maar gelezen als een overduidelijke bevestiging van het apostolische ambt zoals dat op dat moment vorm had gekregen. Petrus zou ervan staan te kijken als hij kon zien hoe er in latere eeuwen over deze rotstekst gediscussieerd zou worden.

‘Zalig zijt gij, Simon Barjona’

Toch is deze tekst (Mat.16,13-20) een fraaie toelichting op de mogelijkheid tot voortgang van het werk van leraar Jezus in de gemeenschap van zijn leerlingen. Een goed joodse gedachte. Iedere leerling, ieder mens is een schakel in de keten van de geschiedenis van God met de mensen. Iedere leermeester is erop uit dat zijn leer vaste voet krijgt in zijn leerlingen, die zijn leer verder de toekomst in zullen dragen. Steeds meer verantwoordelijkheid wordt op hun schouders gelegd. We hoorden op de achtste zomerzondag hoe Jezus’ leerlingen zelfstandig in het schip de overtocht moesten maken zonder Heer (Mat. 14,22). Een beeld van de situatie van de messiaanse gemeenschap na Jezus’ hemelvaart, die zelf koers moest zetten naar een nieuwe toekomst.

In de Talmoed wordt de lofspraak ‘zalig zijt gij’ gewoonlijk door meesters uitgesproken, wanneer de leerling een goede oplossing van een religieus probleem gevonden heeft, of wanneer de leerling hemelse mysteriën heeft ervaren. ‘Zalig zijt gij.’ Zo’n woord van lof is ons trouwens ook door de evangeliën overgeleverd: ‘Zalig de schoot die U heeft gedragen, en de borsten die Gij hebt gezogen’ (Luc. 11,27). Deze formule en parallellen ervan in de Talmoed gewagen steeds van de ouders die zo’n zoon hebben voortgebracht. Vandaar ook dat Jezus in zijn woorden de vader van Petrus gedenkt en hem Petrus ‘Simon Barjona’, ofwel ‘Simon, zoon van Jona’ noemt (Mat. 16,17); ook hier wordt de vader van de geprezene erbij betrokken.

‘Op deze rots zal Ik mijn ekklèsia bouwen’

De rots als onbeweeglijk middelpunt der kerkgemeenschap wordt niet meer zo gewaardeerd. Het zal meer een rots mogen zijn zoals Jezus zelf was: een rots die meetrok door de woestijn, waaruit levend water kwam (zie 1 Kor. 10,4). Met het beeld van de gemeente die op een rots is gebouwd, heeft men terecht een belangrijke parallel uit het Psalmenboek (6,26-36) van de sekte van de Dode Zee in verband gebracht. Daar wordt de gemeente vergeleken met een belegerde stad die op een rots gegrondvest is en die standhoudt tegen de bestorming van demonische legerscharen, die uit de hellepoort losbreken. Matteüs wacht tot in dit zestiende hoofdstuk met de Petrusbenoeming van Simon. Waarom? Omdat nu pas duidelijk gaat worden wat Jezus en de zijnen te wachten staat. De eerste lijdensaankondiging van Jezus zal dan ook onmiddellijk volgen. Petrus’ uitverkiezing wordt gekoppeld aan Jezus’ lijdensweg.

‘Ga weg, achter Mij, satan’

Matteüs 16,21-26 is de eerste van vier lijdensaankondigingen van Jezus in het Matteüsevangelie. De andere drie vinden we in Matteüs 17,22-23, 20,17-19 en 26,1-5. Het evangelie van deze zondag is een onmisbare aanvulling op de eerdere verzen van hoofdstuk 16 over Petrus’ primaatschap. ‘Ga weg, achter Mij, satan’ (16,23) wordt tot dezelfde mens gezegd die steenrots (Gr.: petra) wordt genoemd (16,18). De lijdensaankondigingen vormen telkens de inleiding van een confrontatie van Jezus met de leerlingen als groep of met één van hen, Petrus.

In Matteüs 16 wordt de lijdensaankondiging (vs. 21) gevolgd door een heftige woordenwisseling met Petrus (22-23) en meer algemene uitspraken van Jezus over de navolging tot de leerlingen als groep (23-28). Bij de tweede lijdensaankondiging vinden we eenzelfde volgorde: eerst een discussie met Petrus over de betaling van belasting (17,24-27) en dan een meer algemene toespraak tot de leerlingen naar aanleiding van de vraag wie de grootste is in het Rijk der hemelen (18,1-10), waarvan de inhoud – de prioriteit van de geestelijke integriteit van de mens boven de fysieke integriteit – overeenkomt met die van 16,23-28. Na de derde lijdensaankondiging ontbreekt een confrontatie met Petrus, maar daarvoor in de plaats staat de discussie over de vraag van de moeder van de zonen van Zebedeüs, die haar zonen aan Jezus’ rechter- en linkerhand wil doen plaatsnemen (20,20-23). Deze discussie wordt opnieuw gevolgd door woorden van Jezus tot de leerlingen als groep over de navolging (20,24-28).

Is Petrus nu in de loop van het verhaal een verachtelijke figuur geworden? Allerminst. We komen de kern van het geheim van het evangelie op het spoor: God en zijn Messias zijn geen keurkorps aan het vormen, maar een groep mensen die verantwoordelijkheid durven dragen door alles heen. De mislukking maakt hen rijper, de verootmoediging maakt hen wijzer. Was Petrus niet, net als Mozes, ‘uit het water getrokken’ (Mat. 14,31) en was hij niet zalig ‘omdat niet vlees en bloed dit hadden geopenbaard, maar de Vader die in de hemel is’ (16,17)? God werkt met gewone, kwetsbare mensen zoals Petrus en zijn opvolgers, zoals u en ik.

Paulus houdt ons vandaag voor dat het oude verbond met Israël de basis hiervan is. De genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk (Rom. 11,29, vert. NBG ’51)!

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Blijf in mijn liefde’

De zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag: in de ‘oude bedeling’ (waar zijn al die mooie, veelzeggende Latijnse zondagsnamen toch gebleven?) heet deze zondag Rogate, bidt! Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Nieuwe boeken