Menu

None

De betekenis van de genezing van een blinde

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

4e zondag van de Veertigdagentijd (Johannes 9:1-13(14-25)26-39)

Johannes laat zich als verteller van zijn beste kant zien in deze lange perikoop, die het beste in zijn geheel kan worden gelezen. Net als in de uitvoerige dialoog in Johannes 4, waar een Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron langdurig met Jezus spreekt en de lezers (hoorders) van dit Evangelie geleidelijk aan met haar ontdekken wie Jezus is en voor iemand kan zijn, neemt de evangelieschrijver hier de lezer mee door eenzelfde soort proces, maar dan met de kernbegrippen ‘zien’ en ‘blind zijn’ in plaats van ‘water schenken’ en ‘dorstig zijn’.

Dit soort teksten zijn mystagogisch, ze leiden stap voor stap in in Jezus’ identiteit en zijn daarom lang en voor (post)moderne oren misschien wat langdradig. Precies dat langzame tempo echter biedt ook een kans voor onthaasting en een ontmoeting met Jezus.

Pervers godsbeeld?

De tekst zelf steekt in bij een cultureel probleem dat antiek lijkt, maar heel modern is. Als er iets mis is met iemand, in het bijzonder met een kind, dan is een eerste reflex zich af te vragen of daar niet een reden voor te vinden is.[1] Bijvoorbeeld in de ouders: waren die niet te oud en heeft een kind daarom het syndroom van Down? Of heeft de moeder niet te hard gewerkt tijdens de zwangerschap en is een kind daarom een beetje anders? Het antieke begrip daarvoor is ‘zonde’, in de zin van: iets fout doen, waardoor er goddelijke straf volgt. Jezus wijst deze samenhang af: blind geboren worden, en wellicht ook andere vormen van beperking, hebben lang niet altijd een echte oorzaak; ze zijn veel meer de plek waar Gods daden openbaar kunnen worden. Op het eerste gezicht betekent dat: deze man is blind geboren zodat Jezus hem kan genezen. Dat leidt tot een wat pervers godsbeeld: God laat mismaakte mensen geboren worden zodat Hij z’n Zoon kan langssturen om deze te genezen en zo te laten zien dat Hij, Jezus, Gods Zoon is. De tekst geeft wel enige aanleiding om dat te denken, want Jezus gaat inderdaad genezend aan de slag en smeert een modderpapje van spuug en aarde op de ogen van de blinde en draagt hem op om zich in het Siloambad te gaan wassen. Zo geschiedt natuurlijk ook; Jezus is een succesvol genezer. Dit is helemaal volgens de regels van de antieke geneeskunst in zijn meer magische gestalte.

Zou het verhaal hier gestopt zijn, dan zou het perverse godsbeeld inderdaad staan als een huis. Gelukkig gaat Johannes nog even door, juist ook in 9:14-25 (optioneel in het leesrooster). Precies hier komt het intensieve zoeken ter sprake: wat betekent zo’n ‘teken’ van Jezus (9:17) eigenlijk? Zeker wanneer het ook nog eens op de sabbat gedaan wordt – werken, dus ook genezen op de sabbat lijkt niet passend. De achterliggende vraag ‘Wat heeft zo’n genezing te betekenen?’ lijkt Johannes ook de lezer te stellen. Hij neemt zijn lezers (hoorders) mee in het zoeken van de mensen om Jezus heen. Dat is deel van zijn knappe vertelstijl.

Verschuiving van betekenis

Het antwoord op dit soort vragen relativeert Jezus’ geneeskunsten en verschuift de betekenis van blind zijn radicaal. Ten eerste gaat het bij Jezus’ optreden vooral om erkenning van zijn identiteit als de door God gezondene. Daarmee eindigt de perikoop ook in 9:39, waar Jezus zegt: ‘Een duidelijke scheiding ben Ik in deze wereld komen brengen: de niet-zienden zullen zien, en de zienden zullen blind worden.’ Wat Hij daar zegt, lijkt de genezing op een ander niveau te tillen. Het punt is niet langer primair het genezen van wie fysiek blind zijn, maar het verschuiven van wat blind zijn is. Het herkennen van God in Jezus is primair, gaat vooraf aan de vraag hoe je er fysiek aan toe bent. Tegelijkertijd komt het fysieke wel ruim aan bod: de blinde wordt wel degelijk genezen; een erkenning van lichamelijke zorg is er in deze tekst ook. Op een aantal niveaus heeft dit gevolgen. Ten eerste: fysiek blind zijn is geen achterstand, zelfs niet wanneer er de mogelijkheid is om te gaan zien; want wie ziet, kan op een fundamenteler niveau blind zijn dan iemand die fysiek niet kan zien. Ten tweede: Jezus’ optreden als Gods vertegenwoordiger op aarde heeft precies ook dat tot inhoud: het waarderen van wie, hoewel naar fysieke maatstaven blind, wel degelijk ziende is. Een ‘vanzelfsprekend’ denken over wie er wel of niet gezond is wordt hier op zijn kop gezet. En dat op een heel heilzame wijze, waarbij de weg van ook fysiek ziende worden nadrukkelijk open blijft en geen gebrek geromantiseerd wordt.

Omkering van perspectief

Voor wie homiletisch verder wil kijken dan blind zijn alleen: deze omkering van het perspectief op beperking is natuurlijk moeiteloos overdraagbaar op andere vormen van fysiek bestaan die als beperkt én vaak als minderwaard(ig) gezien worden. Niet welk lichaam je hebt telt uiteindelijk, maar dat dat lichaam door Jezus aangeraakt wordt en in Hem erkenning en waardigheid vindt. Het gaat om lichamen en mensen die op die manier leren zien, eerder dan een bestaan zonder bril of braille. Ten slotte nog kort iets over het antisemitisme dat in preken over deze perikoop op de loer ligt. Gaat het niet over blinde joden en ziende gelovigen? Jazeker, maar dan wel als een spanning binnen de joodse gemeenschap, waarbij allen eigenlijk aanspraak maken op een plek in de synagoge (9:22), terwijl blijkbaar juist ook degenen die in Jezus de Messias herkennen in de synagoge willen zijn (anders hoef je ze namelijk niet buiten te sluiten).

Deze exegese is opgesteld door Peter-Ben Smit.

Voetnoot

[1] Vgl. ook K. van der Ham, A. Hamberg, M.-J. Luteyn, G. Noort, P.-B. Smit (red.), Bijbel en ‘beperking’. Contextuele en Missiologische Perspectieven (NZR Cahier 4), Driebergen 2019

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken