Menu

Basis

De betekenis van het Onze Vader voor oecumene, geloofsgemeenschap en persoonlijk geloof

Inleiding

In zijn boek Onze Vader. Christelijk spreken over God gaat Jan Muis uit van het Onze Vader als startpunt van reflectie voor het ontwerp van een godsleer.[1] Het argument om deze tekst als uitgangspunt te nemen is dat het Onze Vader door alle christenen als gebedstekst gebruikt wordt en dat men zich dus niet voor kan stellen dat iemand christen zou kunnen zijn zonder deze tekst te bidden. Het gaat om de meest uitgesproken gebedspraktijk.[2] Daarmee is het een gebed dat bij uitstek te denken geeft. Muis heeft zich door de keuze van dit gebed als startpunt van zijn denken op voorhand al geplaatst in de grote oecumenische ruimte van de kerk. Ik heb als katholiek medechristen dan ook graag met hem meegedacht bij het lezen van zijn werk. Nu mag ik in deze bijdrage nadenken over de betekenis van het Onze Vader voor drie grootheden: voor de oecumene, voor de plaatselijke geloofsgemeenschap en voor het persoonlijk leven van de christen.

Dat betekent op de eerste plaats dat ik van de door Muis ontwikkelde godsleer terug moet naar het Onze Vader. Want de vraag is niet, wat Muis’ godsleer voor de oecumene, de plaatselijke geloofsgemeenschap en voor de christelijke persoon betekent, maar wat het Onze Vader betekent voor de genoemde instanties. Als het Onze Vader oecumenische betekenis heeft, betekent dat niet zonder meer dat alle keuzes die Muis in zijn godsleer maakt op algemene instemming kunnen rekenen.

Zo heb ik op een aantal punten vanuit de doordenking van het begrip van de schepping enige reserves. Wanneer Gods schepper-zijn inhoudt dat Hij de schepper van alles is, impliceert dat dat het onderscheid tussen God en alles anders is dan welk onderscheid binnen ‘alles’ dan ook.[3] Het scheppingsbegrip houdt een blijvende ‘eerstigheid’ van God in, zodat men het unieke van het onderscheid tussen God en ‘alles’ opheft, wanneer men God beïnvloed laat zijn door wat er vanuit onze wereld gebeurt. Daar roepen een aantal keuzes van Muis, bijvoorbeeld over Gods passieve emoties, grote vragen op.[4] Wanneer God veranderd wordt vanuit de geschiedenis van de mensen, is Hij even geen Schepper, geen Eerste.[5] Muis gaat ervan uit, dat de afweer van passieve emoties in de godsleer voortkomt uit een negatieve evaluatie van dit soort emoties[6], maar bij Thomas van Aquino, die overigens deze passieve emoties positief waardeert, gaat het eerder om het respecteren van het blijvend Schepper-zijn van God. Op dat argument gaat Muis helaas niet in. Maar dat maakt niet ongedaan dat zijn theologiseren zich, zoals gezegd, op voorhand in de oecumenische ruimte bevindt. Dat Muis dat ook echt als intentie heeft, weet ik vanuit de ervaring van onze gezamenlijke begeleiding van de promotie van Aaldert Gooijer over de pneumatologie van Karl Barth en Karl Rahner.[7]

Men kan de vraag naar de betekenis van het Onze Vader voor de oecumene, de plaatselijke geloofsgemeenschap en het gelovige individu opvatten als een empirische vraag. Voor een hoogleraar in de praktische theologie ligt die interpretatie van de vraag zelfs voor de hand. In dat geval zouden we waarschijnlijk moeten nagaan of er al kwalitatief godsdienstsociologisch of godsdienstpsychologisch onderzoek naar is gedaan en als dat niet het geval is, zouden we het moeten (laten) entameren. Mij is zulk empirisch onderzoek niet bekend en de tijdslimiet voor dit artikel is zodanig dat het ook niet meer kan worden uitgevoerd. Ik vat de vraag daarom op als een theologische vraag: welke inhouden van het Onze Vader lijken theologisch vruchtbaar voor oecumene, plaatselijk gemeenschappelijk geloven en voor het gelovige individu?

De functies van het Onze Vader in oecumene, plaatselijke geloofsgemeenschap en individueel gebed

Ik merk op de eerste plaats op dat het Onze Vader inderdaad bij de drie genoemde instanties functioneert. Muis merkt terecht op dat het Onze Vader gebeden wordt door alle christenen en dus een oecumenisch gebed is. Zo functioneert het in oecumenische diensten en ook wel aan het begin of eind van oecumenische vergaderingen.

Daarnaast functioneert het Onze Vader binnen de gemeentes en andere vormen van plaatselijke geloofsgemeenschap. De eerste blik valt daar natuurlijk op de verschillende vormen van de liturgie. Bij de functie binnen de geloofsgemeenschap hoort ook dat het Onze Vader vanouds thuis gebeden wordt, bijvoorbeeld in het gebed voor de maaltijden. Daar functioneert het in de ecclesia domestica, de kerkvorm van de familie of andere huiselijke gemeenschap, die als het ware tussen de plaatselijke geloofsgemeenschap en de individuele persoon in ligt.

Maar ook waar mensen op hun eentje bidden, wordt het Onze Vader gebeden. In de katholieke traditie zijn er ambtsdragers, religieuzen en leken die het getijdengebed thuis individueel bidden. Zij zullen in het morgengebed en avondgebed het Onze Vader bidden, wanneer zij het voorgeschreven ritueel volgen. Daar komt het derde onderdeel van de titel van deze bijdrage aan de orde: de betekenis van het Onze Vader voor het persoonlijk geloofsleven.

Bij alle drie instanties wordt het Onze Vader gewoonlijk uit het hoofd gebeden. Het wordt met name in het individuele gebruik soms zozeer op de automatische piloot gebeden, dat de vraag gesteld wordt, of het op die manier überhaupt wel spiritueel vruchtbaar kan zijn. Ook Muis suggereert dat, waar hij het Onze Vader een authentiek spreken tot God noemt, wanneer men het werkelijk bidt en niet alleen reciteert.[8] De achtergrond van deze gedachte is, dat men eventuele invloed van gebeden vooral via het bewustzijn laat verlopen. Nu wil ik niet voor oneerbiedigheid pleiten en de betekenis van ons bewustzijn verkleinen, maar ik denk toch dat we de invloed van het vaak herhaalde gebed dat bijna gedachteloos wordt gezegd niet moeten onderschatten. In de traditie van het Jezusgebed wordt verteld dat de voortdurend herhaalde formule gaandeweg in het hart gegrift wordt. Mij valt bij geloofsgesprekken in parochies over het Onze Vader op dat mensen heel zinnige antwoorden geven op de vraag, wat hun dierbaarste bede is uit het Onze Vader en met welke bede zij de meeste moeite hebben. Er is blijkbaar mee geleefd, ook al zijn de woorden waarschijnlijk vaak ‘gereciteerd’. Toen ik een tijd geleden gevraagd werd om voor een meditatief dagboek zeven korte meditaties te schijven over het Onze Vader en de erbij horende doxologie, werd mij gaandeweg bewust hoezeer het gebed mijn leven getekend had, maar ook dat ik over sommige beden nog nooit uitvoerig had nagedacht.[9]

Wat zijn de functies van het Onze Vader bij de genoemde instanties? Ik ga ter wille van het nadenken over de betekenis van het bidden van het Onze Vader voor een plaatselijke geloofsgemeenschap eerst in op de functie van het Onze Vader in de diverse vormen van liturgie. In de reformatorische traditie is het Onze Vader in de liturgie meestal de afsluiting van de voorbeden: alle gebeden tot dan toe worden als het ware samengebald en opgenomen in dat ene gebed dat de Heer zelf ons geleerd heeft. Deze plek heeft het Onze Vader ook in de Lauden (morgengebed) en de Vespers (avondgebed) van de kerkelijke getijden. In de eucharistie heeft het Onze Vader een andere functie. Daar is dit gebed geplaatst na het eucharistisch gebed en opent het de communieritus. Het functioneert dan als herkenningsteken van allen die aan de tafel van de Heer gaan deelnemen: wij zijn samen van Hem en spreken zijn woord. We zijn door Hem in dit gebed verenigd. Wie dit gebed niet kan bidden, moet waarschijnlijk ook niet aan de eucharistische maaltijd deelnemen. De afsluiting over de vergeving, die wij ook aan elkaar moeten geven, wordt onmiddellijk daarna in praktijk gebracht in de vredewens, die de gelovigen elkaar geven. Wie nog een conflict heeft lopen, moet dat in principe gaan bijleggen, als dat mogelijk is, voor hij of zij deelneemt aan het offermaal (vergelijk Mt. 5,23-24).

In de oecumene tussen de kerken maakt het gezamenlijk bidden van het Onze Vader ons meestal tegelijk bewust van de diepe eenheid die er nog steeds is en van het verschil dat er ook is. We bidden duidelijk hetzelfde gebed en bidden tegelijk verschillende versies. Nu vinden we dat laatste verschijnsel al binnen de eigen tradities.[10] Tot voor kort baden Vlaamse en Noord-Nederlandse rooms-katholieken verschillende versies van het Onze Vader. Sinds kort is er een nieuwe gezamenlijke versie ingevoerd. Nu worden er dankzij deze unificatie drie vormen van het Onze Vader gebeden. Binnen de reformatorische traditie kennen we de oude versie, waar gebeden wordt dat Gods wil geschiede ‘gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’ naast een nieuwere, die vraagt: ‘laat uw wil gebeuren op aarde zoals in de hemel’. Daarnaast is er ook het zogenoemde ‘oecumenisch Onze Vader’, dat bij oecumenische diensten vrijwel algemene aanvaarding heeft gevonden.

Het gezamenlijk bidden van eenzelfde versie van het Onze Vader is een groot goed en ik acht het zogenoemde oecumenisch Onze Vader een heel redelijke kandidaat als eenheidstekst. Toch zou ik de diversiteit van gebruikte versies niet alleen als een te betreuren gegeven willen beschouwen en zeker niet als een blokkade voor de eenheid. Dat er binnen de verschillende tradities afzonderlijk verschillende versies in de omloop zijn, toont al dat verschillen in deze niet onoverkomelijk hoeven te zijn. Ze kunnen zelfs een rijkdom heten, in zoverre ze de accenten iets anders zetten. Ik werd zelf door de versie, die vraagt om het geschieden van Gods wil ‘gelijk in de hemel alzo ook op aarde’ attent gemaakt op de neerdalende beweging, die in de tekst zit. Het modernere ‘uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel’ legt het accent vooral op de gelijkenis van de schepsellijke gehoorzaamheid aan die van de engelen. De oudere versie maakt van de gehoorzaamheid in de hemel als het ware het oerbeeld dat zich indrukt in de aardse werkelijkheid zodat het ook daar tot gehoorzaamheid komt.

De betekenis van het Onze Vader voor de oecumene

De vraag naar de betekenis van het Onze Vader voor de drie instanties lijkt samen te vallen met de vraag naar de functies van het Onze Vader. Ik onderscheid toch tussen die twee vragen: bij de vraag naar de betekenis van het Onze Vader gaat het meer om de inhoudelijke betekenis van het Onze Vader en wat dat impliceert ten aanzien van de drie instanties, terwijl het bij de functies meer ging om de betekenis van het gebruik van het Onze Vader.

Ik stelde dat het gezamenlijk bidden van het Onze Vader ons er vaak bewust van maakt, hoe diep de eenheid tussen de gelovigen van verschillende confessies is. Ik spreek over ‘diepe eenheid’, omdat in het gezamenlijk bidden van het Onze Vader het niveau geraakt wordt van de unio cum Christo, die de grondslag is van welk ander niveau van eenheid ook. Zonder die eenheid met Christus is elk ander niveau van eenheid slechte eenheid of schijneenheid. Om de unio cum Christo gaat het mijns inziens al, wanneer we het eerste woord van het Onze Vader uitspreken. Het gaat daar namelijk om Jezus Christus en wij, die samen ‘onze’ zeggen. Hij heeft ons immers zelf dit gebed geleerd. Tot Maria Magdalena spreekt Hij over ‘mijn en uw Vader’; dat wordt samengevat in ‘onze Vader’. Het Onze Vader lijkt heel zijn leven en zending samen te vatten. Wanneer zijn verrijzenis betekent dat zijn leven vereeuwigd is bij de Vader, betekent dit ook dat Hij nog steeds de bidder van dit gebed is als onze hemelse hogepriester bij God. Dat impliceert dat wij dit gebed niet anders kunnen bidden dan als mee-bidders van Jezus, ons Hoofd. Al biddend worden wij door Hem verenigd, zijn Lichaam.

Muis neemt in zijn boek enige afstand van het spreken in termen van eenheid en participatie.[11] Bij het spreken over eenheid tussen God en mens moet volgens hem gewaakt worden tegen een opgaan van de mens in God. Dan wordt immers het onderscheid tussen God en mens opgeheven. Bij de participatie vreest hij een denken, waarbij God een deel wordt van de mens of de mens een deel van God. Nu zullen ook mensen die deze termen graag bezigen deze waarschuwingen terecht vinden. Wanneer de evangelist Johannes spreekt in termen van eenheid tussen de leerlingen en Jezus en tussen de leerlingen onderling, moet er natuurlijk gewaarschuwd worden tegen eenheid als versmelting en eenheid als uniformiteit. Maar wie om die reden niet meer over eenheid zou willen spreken, droomt heimelijk dat een deel van onze taal schoon en niet mis te verstaan is. Voor God bestaat zo’n niet mis te verstane taal al helemaal niet.

In het ‘onze’ gaat het niet slechts om de diepste en meest fundamentele eenheid op kwalitatief niveau, maar ook om de extensie van de eenheid van het hele mensengeslacht. Dat hangt ermee samen dat het theologisch niet aan ons is, om de grenzen van het ‘onze’, het in het Onze Vader geïmpliceerde ‘wij’, te bepalen. Tot ‘ons’ behoort ieder met wie Christus verbonden is. Dat kunnen alle mensen van alle tijden zijn, omdat Christus’ liefde geen grenzen kent. Hij is gestorven voor alle mensen (bijvoorbeeld Rom. 5,12-20). Ik wil hier niet meteen de alverzoening tot nieuw dogma verklaren en zo de ernst van de mogelijkheid van het afwijzen van het ons aangeboden heil opheffen, maar wel vasthouden dat de beslissing over eventuele grenzen aan het ‘onze’ van het Onze Vader niet aan ons zijn. In dit biddend zich uitstrekken naar de hele mensheid wordt de kerk katholiek, wordt ze dus feitelijk wat ze van huis uit is. Daarin is zowel de voorbede als de zending tot verkondiging, dialoog en dienst geïmpliceerd.

In verband met deze oecumenische strekking staat ook het gegeven dat het Onze Vader een gebed is dat helemaal in de joodse gebedstraditie staat.[12] Dat is ook een belangrijke lijn in de gedachtegang van Jan Muis: met Jezus bidden we tot de God van Israël, ‘Ik ben die is’. Bij onze joodse broeders en zusters zijn we er zeker van dat we dezelfde God aanbidden, al verschilt de interpretatie. Bij de Islam vermoeden we dat, al stelt Muis er een aantal indringende vragen bij.[13] Maar ook als de uitkomst van verder onderzoek naar die vragen zou zijn, dat onze moslimbroeders en -zusters niet God zouden bedoelen, volgt nog niet dat ze niet tot het ‘ons’ behoren van het Onze Vader, omdat Jezus de broeder is geworden van ieder mens. Met deze opmerkingen heb ik de grenzen van het oecumene-begrip wijder opengetrokken dan gebruikelijk.

De betekenis van het Onze Vader voor de plaatselijke geloofsgemeenschap

Kerk-zijn is wezenlijk een gemeenschap die door Gods aanspraak geopend is naar God. Tegelijk is ze een gemeenschap die open staat naar onze wereld. Om het met Jan Hendriks te zeggen: de koinonia heeft drie dimensies, namelijk die van de omgang met God, van de gemeenschap onderling en van de dienst aan de samenleving.[14] Het Onze Vader is de uitdrukking van deze kerkelijke geest: het veronderstelt een gemeenschap van leerlingen van Jezus die zich biddend tot de Vader richten (de eerste helft), die elkaar dragen en verdragen (de tweede helft) en die open staan naar de wijde wereld van ‘ons’, van de mensen van God.

Geloven is altijd een gemeenschapszaak: wie God wil, krijgt broeders en zusters op de koop toe. En op die broeders en zusters rust de belofte, dat God in hun midden wil zijn. Wie leerling wil zijn van Jezus, maar van Hem eist dat Hij eerst de andere leerlingen uit zijn dienst ontslaat, kan erop rekenen dat Jezus hem of haar liefdevol aankijkt (zoals Hij het met de rijke jongeling deed), maar aan zijn of haar wil voldoet Jezus niet. God roept altijd mensen samen, zowaar als Hij liefde is. En dus doet de Zoon het ook. Er kunnen geduchte wijzigingen optreden in de heilsgeschiedenis: in Israël speelt afstamming een grote, zij het niet helemaal exclusieve rol in het samenleven, in de kerk gebeurt dat door afstemming, maar een groepsgebeuren blijft het. Het ‘onze’ uit het Onze Vader is wezenlijk.

De plaatselijke gemeenschap wordt in het Onze Vader eerst op God zelf gericht. Niet op een beeld van God of een leer over God, maar op God zelf. Het geloof richt zich door de geloofsuitspraken heen op Degene, over wie deze uitspraken gaan (Thomas van Aquino, Summa Theologiae II/II, q.1, a.2, ad 2). Dat wordt niet gezegd vanuit minachting voor de geloofsuitspraken of om aan hun waarheidsclaim af te doen, maar om te voorkomen dat we uiteindelijk idolen aanbidden en niet God zelf. Zelfs ware geloofsuitspraken kunnen een idool worden, een afgod. Muis beoogt hetzelfde, waar hij prioriteit geeft aan de directe geloofstaal over God en daarbinnen aan de directe geloofstaal tot God.[15] Wanneer de gerichtheid op God de mensen op hun plaats gezet heeft, ontstaat er voluit ruimte voor de vreugden en de noden van de mensen.

Nu valt het op dat in het Onze Vader de vreugden impliciet blijven. Misschien gebeurt dat omdat de vreugde bij mensen die een blijde boodschap ontvangen hebben vanzelfsprekend geacht wordt. Wie door God als een vader is aangesproken en nu antwoordend tot Hem als Vader bidt, weet dat hij/zij als verloren jongste zoon/dochter, maar ook als oudste, zich isolerende zoon/dochter altijd bij Hem terecht kan. Waar de voeten ook gegaan zijn, in het huis van de Vader is ons een plaats bereid door de Zoon. In dat huis is het feest, wanneer je er thuis komt. Precies om dat in herinnering te houden is het zo goed dat de kerk aan het Onze Vader de doxologie heeft toegevoegd. Wanneer daar gesproken wordt van Gods heerlijkheid, zijn glans, staat dat in verband met de schoonheid en dus met de vreugde.[16]

Wat zijn de belangrijkste noden van de mens? Het Onze Vader noemt onze nood aan brood, aan vergeving van de schulden en aan redding in de beproeving. De afhankelijkheid van brood, de realiteit van de schuld en de zonde en de mogelijkheid om te zwichten in de beproeving worden hier als kenmerken van ons gezamenlijke mens-zijn en dus ook van ons gezamenlijke kerk-zijn geschilderd. We delen ze ook met Jezus, met wie wij meebidden. Veel theologen hebben de neiging om meteen af te vliegen op het probleem, hoe Jezus kan bidden om de vergeving van de schulden, waar Hij toch zelf volgens de dogmatische traditie zondeloos is. Daar stoten we op het geheim van zijn solidariteit met de mens in de zonde: Hij wil onontwarbaar deel uitmaken van de kluwen van de menselijke geschiedenis en de zondaren transformeren door hen en hun kwaad te dragen, te verdragen, er liefdevol en rechtvaardig mee om te gaan. Maar daarmee zitten we meteen bij de betekenis voor de plaatselijke geloofsgemeenschap: wat een omweg lijkt ter wille van de theologen, blijkt geen echte omweg.

Want voor de plaatselijke geloofsgemeenschap gebeurt er ook iets, wanneer we bidden om ons brood, om vergeving van onze schulden en om redding uit onze beproevingen. We bidden daar als geloofsgemeenschap om. Bij de uitleg van het Onze Vader aan geïnteresseerde gelovigen blijkt hoe vaak hen het ‘onze’ in het hele gebed niet is opgevallen. Een priester-collega vertelde me dat hij dit gedeelte van het Onze Vader altijd correct gebeden had, maar toch beleefd had als ‘vergeef mij mijn schuld, zoals ik aan anderen vergeef’. Ook dat is een goed gebed, maar er wordt dan over het hoofd gezien, dat onze problemen gezamenlijke problemen zijn. Dat besef kan zelf al deel uitmaken van de verlossende werking van dit gebed en van de Heer die het met Zich laat meebidden. We zijn met elkaar in de schuld verwikkeld. Aan de ene kant natuurlijk, omdat ieder van ons zondigt en we op die manier allemaal zondaars zijn. Maar ook op de manier dat onze zonden mee tot stand gekomen zijn door de zonden van anderen en onze zonden op hun beurt die van anderen uitlokken. Dit sociale aspect van de zonde wordt vanouds behandeld, wanneer we spreken over de erfzondige situatie van de mensheid.[17] De natuurlijke neiging is daarbij, om vooral de schuld op de ander te schuiven. Als ik al iets fout heb gedaan, komt dat van mijn voorouders en van mijn omgeving. Met dit zwartepietenspel houden we samen de zonde in stand. De enige manier om de zonde onschadelijk te maken is, dat we haar bij onszelf erkennen en van elkaar dragen en vergeven. Dat kan alleen, omdat we samen gedragen zijn door onze Heer, die ons en onze zonden heeft gedragen en eraan gestorven is. In zijn Geest gaan we als gedragenen zelf ook elkaar dragen en door elkaar gedragen worden. Dan ontstaat de ruimte voor het belijden van de eigen zonde, voor de biecht.

Maar we bidden ook om het dagelijks brood. Daar komen we in de concrete sfeer van de economie en het dagelijks levensonderhoud. Als we eerst het Koninkrijk Gods zoeken, mag daarna ook deze sfeer rustig aan bod komen. Het hoort bij ons schepsellijke wezen. Natuurlijk moeten we bij deze bede denken aan het manna, dat aan het volk Israël in de woestijn werd gegeven, telkens voor een aparte dag (behalve op vrijdag omdat er dan ook voor de sabbat gegeven werd). Daar wordt aan ieder van ons ook de vraag gesteld, waarom wij gemiddeld voor jaren brood en andere noden op onze spaarrekeningen hebben staan, terwijl elders in de wereld en ook in ons eigen land mensen honger kennen. Is dat er niet een teken van dat we toch eigenlijk ieder apart voor ‘mijn brood’ bidden? Brood is alleen menselijk voedsel, als het gedeeld brood is. De kerk moet een huis van gedeeld brood zijn, Bethlehem dus. Ook ten aanzien van het brood lijkt het zaak, dat we beseffen dat de grenzen van ‘ons’ slechts door God bepaald worden, niet door ons. In veel gemeentes en parochies is juist dit besef op zijn minst bij een groep levend. In mijn eigen praktijk maak ik het met regelmaat mee, dat er bij de collecte ook een inzameling plaats vindt voor de plaatselijke voedselbank. Trouwens, dat er ook informele boodschappentassen gereed staan voor mensen aan wie de voedselbank vanwege de samenwerking met de overheid niet mag leveren, maar die het wel nodig hebben.

Ten slotte bidden we tegen onze beproevingen. Of beter: we bidden dat God ons in de beproevingen niet loslaat. Dat is nodig, omdat zonder zijn bijstand de beproevingen tot bekoringen of verzoekingen worden en wij ons te zwak weten om daar weerstand aan te bieden. Ook hier staat voorop dat beproevingen deel uitmaken van de gemeenschap. Soms is de gemeenschap zelf deel van de beproeving voor de enkeling of de enkeling voor die van de gemeenschap. Soms wordt de gemeenschap als zodanig beproefd door vervolging, bespotting, andere bedreigingen van buitenaf of krimp. In alle gevallen moet de geloofsgemeenschap een huis voor de ziel worden, waar van Gods trouw iets merkbaar wordt via menselijke trouw aan elkaar. We bidden ons de solidariteit in. Dan worden de beproevingen geen bekoringen of verzoekingen. De Schrift spreekt namelijk gemiddeld positief over beproeving, wanneer ze spreekt over God die mensen beproeft. Wanneer God mensen beproeft, gaat het erom dat zij beproefde vrienden en vriendinnen van God worden. In de beproeving komt aan het licht, wie we zijn. In die zin is de beproeving iets goeds. We worden getoetst, gepeild, uitgeprobeerd en uitgezuiverd.[18] Het probleem ontstaat, waar we niet alleen voor de keuze staan tussen goed en kwaad, maar het kwaad ons als een goed voorgespiegeld wordt. De apostel Jakobus zegt dat dat niet door God gebeurt, maar door onze begeerte (Jak. 1,13-15) of door de duivel. Vandaar dat na de bede over de beproeving meteen de bede volgt om de verlossing van de boze. De vragen die deze beden aan de geloofsgemeenschappen stellen betreffen het ontwikkelen van een spirituele en morele cultuur, waarin we elkaar bijstand en begeleiding bieden die de vrijheid die beproefd wordt niet wegneemt, maar de krachten om te kiezen voor het goede ondersteunt.

De betekenis van het Onze Vader voor de individuele persoon

Met de betekenis van het Onze Vader voor de oecumene en de plaatselijke geloofsgemeenschappen is de betekenis voor de gelovige enkeling grotendeels al gegeven. In het christelijke sociale denken wordt de verhouding tussen persoon en gemeenschap immers niet als een tegenstelling gedacht, waarbij meer persoon minder gemeenschap zou inhouden en omgekeerd. Persoon en gemeenschap gaan gelijk op. In een goede gemeenschap wordt de eigen vrijheid van de personen gekoesterd en ontwikkelen personen zich door wat de gemeenschap hen aanreikt en door op hun beurt de kwaliteit van de gemeenschap te dienen. Wanneer de gemeenschap totalitaire trekken krijgt en de personen verdrukt, wordt ook de gemeenschap zelf uitgehold. En waar individuen egoïstisch gaan leven, hollen zij de gemeenschap uit, maar richten zij ook zichzelf te gronde.

Het Onze Vader dient de persoon doordat Jezus Christus ons om Gods aanwezigheid in de gemeenschap laat bidden en om zijn koninkrijk. Zo wordt die gemeenschap op het goede gericht. Het Onze vader bewijst zijn eerste dienst aan de enkeling, door deze bij het bidden direct in een gemeenschap te plaatsen, ook als de enkeling dit gebed op zijn eentje bidt. Binnen die gemeenschap mag de bede dan telkens zeker persoonlijk worden. Onze Vader is ook mijn Vader. Zijn Naam mag ook geheiligd worden, doordat ik vertrouw op de belofte dat Hij er zal zijn voor ons en dus ook voor mij. Zijn heerschappij mag ook over mijn bestaan beschikken. Ik mag delen in het brood dat aan ons gegeven wordt. Mijn priester-collega, die gebeden had om vergeving van zijn schuld, zoals ook hij aan anderen hun schuld vergaf, had gelijk, toen hij het gebed om vergeving zo betrok op zijn eigen schulden en zich geroepen voelde om zo aan anderen hun schuld te vergeven. Waar de persoon mag delen in de goederen van de gemeenschap en zelf de gemeenschap dient met de eigen gaven, heersen liefde en gerechtigheid en wordt God verheerlijkt. En zo hoort het ook, want van Hem is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. En zo is er vanwege de schoonheid in God ook schoonheid op aarde. Ook Muis, protestantse broeder in Christus, geeft er blijk van dit soort verbanden te zien.[19]

Noten

[1] Jan Muis, Onze Vader. Christelijk spreken over God, Zoetermeer: Boekencentrum 2016.
[2] Muis, o.c., 62.
[3] Voor een uitvoerige uitleg van deze zogenoemde ‘christian distinction’ zie: Jozef Wissink, Thomas van Aquino. De actuele betekenis van zijn theologie. Een inleiding, Zoetermeer: Meinema 1998, 24-25.
[4] Zie Muis, o.c., 241-244.
[5] Zie J. Wissink, ‘“De sacramenten geven de kruisgenade, die zij betekenen.” Over het verband tussen het heilswerk van Christus en de sacramenten’ in: A.H.C. van Eijk en H.W.M. Rikhof, De lengte en de breedte, de hoogte en de diepte. Peilingen in de theologie van de sacramenten, Zoetermeer: Meinema 1996, 234-261, m.n. 246.
[6] Muis, o.c., 242.
[7] Aaldert Gooijer, De Geest in schepping en verlossing. De betekenis van Pinksteren in de theologie van Karl Rahner en Karl Barth, Zoetermeer: Boekencentrum 2016.
[8] Muis, o.c., 62.
[9] Het gaat om week 44 in: Wim Dekker (red.), Verborgene die bij ons zijt. Dagboek, Zoetermeer: Boekencentrum 2004, 308-314.
[10] Voor de verschillende versies die in het Nederlands in de omloop zijn, zie http//wikipedia.org/wiki/ Onzevader.
[11] Muis, o.c., 68.
[12] Dat is de centrale stelling in het boek van Marcel Poorthuis en Theo de Kruijf, Avinoe. De joodse achtergronden van het Onze Vader, Baarn: Advenat 2016. Muis deelt deze opvatting, getuige Muis, o.c., 62: ‘een jood zou dit gebed ook kunnen bidden’ en ‘Het Onze Vader is diep geworteld in het Oude Testament.’
[13] Muis, o.c., 56-57. Kerk en Theologie 68 (2017), 273-283.
[14] Bijvoorbeeld Jan Hendriks, Gemeente als herberg. Een concrete utopie, Kampen: Kok 2001. 36-46.
[15] Muis, o.c., 48-51.
[16] Vergelijk Karl Barth, K.D. II/1, 733-764 en Muis, o.c., 279-280.
[17] De klassieke tekst, waarin de erfzonde op deze wijze geïnterpreteerd wordt is P. Schoonenberg, ‘Der Mensch in der Sünde’ in: Johannes Feiner und Magnus Löhrer, Mysterium Salutis. Grundriss heilsgeschichtlicher Dogmatik. II, Die Heilsgeschichte vor Christus, Einsiedeln-Zürich-Köln: Benziger 1967, 845-938. Boeiend is ook de behandeling van deze zaak in verband met seksueel misbruik en de Holocaust bij Alistair McFayden, Bound to Sin. Abuse, Holocaust and the Christian Doctrine of Sin, Cambridge: Cambridge University Press 2000.
[18] Zie Kees Waaijman, Spiritualiteit. Vormen, grondslagen, methoden. Gent-Kampen: CarmelitanaKok 2000, 505-507.
[19] Muis, o.c., 384.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken