Menu

Premium

De dood in de pot

Bij 2 Koningen 4,38-41

Met andere wonderverhalen rond Elisa (2 Kon. 2,19-22; 4,1-7) doet de tekst van vandaag denken aan sommige sprookjes van Grimm. Het verhaal wordt ultrakort verteld en sommige passages blijven ook na herhaald lezen raadselachtig. Laten we trachten enkele van die raadsels op te lossen door de tekst wat nauwkeuriger te lezen.

Nadat Elisa in Sunem de gestorven zoon van een voorname vrouw tot leven heeft gewekt, ‘keert hij terug’ naar Gilgal (2 Kon. 4,38). Vlak voor Elia’s hemelvaart te Betel is hij daar geweest, want Elia en Elisa gingen toen ‘weg uit Gilgal’ (2 Kon. 2,1). De plaatsnaam gilgal kan ‘(stenen)kring’ betekenen en zo vertaalt Buber het: der Ringwall, maar ook: ‘rollende’ (Hebr.: galal = rollen). Dan verwijst de naam naar de uitspraak van JHWH, nadat het volk bij Gilgal werd besneden: ‘Vandaag wentel Ik (Hebr.: galloti) de schande van Egypte van jullie af’ (Joz. 5,9). Dat gebeurde nadat Israël na veertig jaren in de woestijn de Jordaan was overgestoken (Joz. 4,19). Gilgal werd toen Israëls thuisbasis: er werden twaalf herdenkingsstenen opgericht (Joz. 4,20), het eerste Pesach in Kanaän werd er gevierd en het manna hield er op (Joz. 5,10-12). Zo werd het een herdenkingsplaats van Gods bevrijding uit Egypte, en nu speelt dit wonderverhaal van Elisa zich daar af.

Schraalhans keukenmeester

Er was (weer) honger in het land en ‘de profetenzonen zaten voor zijn aangezicht’ (2 Kon. 4,38). De NBV vat dit nogal plechtig op: ‘Toen hij een keer met de leden van de profetengemeenschap bijeen zat, (…)’, terwijl Buber het meer als een leraar-leerling-situatie omschrijft: ‘Als die Jungkünder vor ihm saßen, (…)’. Uit wat volgt, blijkt dat ze ‘niet wisten’ (4,39), dus waarschijnlijk waren ze inderdaad nog jong en onwetend. Elisa zegt dan tot zijn ‘jongen’ (Hebr.: na‘ar): ‘Zet de grote pot op en kook een gerecht voor de profetenzonen.’ De ‘pot’ (Hebr.: sir) is een motiefwoord in dit verhaal: het komt er vijf keer in voor. Hetzelfde woord wordt gebruikt voor de ‘vleespotten van Egypte’ waar Israël in de woestijn naar terugverlangde (Ex. 16,3), alleen wordt er nu geen vlees, maar nazid in gekookt. Dit woord, hier meestal vertaald met ‘soep’, betekent letterlijk ‘gekookt eten’; het wordt ook gebruikt voor het linzengerecht dat Jakob aan Esau voorzet (Gen. 25,29.34). Vanwege de honger in het land wordt het een vegetarisch gerecht en worden de groenten niet op de markt gekocht, maar trekt een van de profetenzonen uit naar het veld om ’orot te verzamelen. Koehler-Baumgartner vertalen dit woord, dat verder alleen nog voorkomt in Jesaja (26,19) met: ‘lichtkruid’, malve, kaasjeskruid. Het wordt vaak met ‘groenten’ vertaald (NBG ’51; NB), maar ook met ‘moeskruiden’ (SV 1977) of ‘eetbare planten’ (NBV).

Kolokwinten, springkomkommers of pompoenen

De profetenzoon vindt een ‘slingerplant’ (Hebr.: ghèfèn) van het veld (SV 1977: ‘wilde wijnstok’; NB: ‘veldwingerd’; NBV: ‘wilde kruipplant’) en ‘leest daarvan veldkolokwinten bijeen’ (NB), zijn kleed vol, komt, snijdt ze in stukken in de soeppot ‘want ze wisten niet’. Dan scheppen ze op voor de mannen om te eten, maar het geschiedt zodra ze van de soep eten, dat ze het uitschreeuwen en zeggen: ‘De dood in de pot, man Gods!’ en ze kunnen niet eten (4,39-40). Wat zijn dat voor vruchten, die zo’n reactie oproepen?

Het zijn waarschijnlijk kolokwinten, van de Citrullus colocynthis, een slingerplant die lijkt op een komkommer, waarvan de bladeren op die van de meloen en de wijnstok lijken.

Vgl. V. Møller-Christensen, K.E. Jordt Jørgensen, Plantenleven in de Bijbel, 1957, 69-70.

De bloemen zijn geel en de vrucht is zo groot als een appel, bijna rond en geel-bruin. Het vlees is vochtrijk en zacht en het sap heeft een sterke, bittere smaak. Het is giftig en sterk laxerend. In de geneeskunde wordt het toegepast als laxeermiddel. Ook de Arabieren gebruiken het daarvoor. De bedoeïenen bij de Jordaan hollen kolokwinten uit, vullen ze met melk en gebruiken ze als medicijn; het sap alleen zou al te drastisch werken. In Palestina groeit de plant in dorre streken, onder meer bij Engedi en Jericho.

Het zouden ook springkomkommers, van de Echallium elaterium, kunnen zijn. De vingerlange duimdikke groene vruchten daarvan, bekleed met vele stijve haren, springen als ze rijp zijn open bij de minste aanraking van de steel, zodat het sap en de zaden uitspringen. Dat zou kunnen kloppen met de Hebreeuwse naam: pakkoe‘ot, afgeleid van het werkwoord paka‘, dat ‘splijten’ betekent. Het woord komt alleen op deze bijbelplaats voor. Volgens Koehler-Baumgartner zijn het echter ‘kolokwinten’, ‘kalebassen’, ‘pompoenen’, van de Colocynthis vulgaris, een plant met eveneens een sterk purgerende werking.

Eten

Elisa reageert kortaf. Hij zegt: ‘Neemt meel!’ en gooit het in de pot. Het meel roept de herinnering aan de weduwe van Sarefat op die enkel een ‘handvol meel in de pot’ (Hebr.: kad) had, tegen wie Elia zei: ‘het meel in de pot zal niet opraken’, waarop dat ook gebeurde (1 Kon. 17,12.14.16). Dan vervolgt hij: ‘Schept op voor het volk, dat ze eten.’ Ook ‘eten’ is een motiefwoord in deze tekst: het komt er vier keer in voor. Als je de wonderbare spijziging van het volk met de gerstebroden (2 Kon. 4,42-44) meeleest, komt dit woord in beide verhalen samen acht keer voor, daarmee verwijzend naar de achtste dag, de eerste dag van de nieuwe schepping.

‘En er was geen kwaad woord in de pot’, zo eindigt dan de tekst letterlijk (4,41). De NBV vertaalt weer heel vrij: ‘En inderdaad, de bittere smaak was volkomen verdwenen.’

Volgens een populaire overlevering in Palestina zou Elisa na zijn belevenis met de kolokwinten zo verbitterd zijn geweest, dat hij alle komkommerachtigen vervloekte. Een paar ronde stenen op de top van de Karmel zouden door Elisa vervloekte meloenen zijn.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken