Menu

Premium

De doop van Jezus door de R/roepende

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 40,1-11 en Lucas 3,15-16.21-22

In Lucas 3,1-20 gaat het over de roeping in de woestijn van Johannes, de zoon van Zacharias en Elisabet. Johannes gaat daarna op weg naar het gebied rondom de grensrivier de Jordaan. Hij geeft antwoord op het appèl dat door de Roepende op hem wordt gedaan. De woestijn is andermaal de plaats van het spreken van God.

Johannes aanvaardt zijn roeping en brengt zo een nieuwe geschiedenis op gang, die uiteindelijk de einden der aarde zal raken. Zijn verkondiging houdt de oproep in om zich te laten dopen in de rivier de Jordaan, ‘een doop van omkeer tot vergeving van zonden’ (3,3).

Lucas beschrijft Johannes’ werkzaamheid als een voortzetting van wat in Tora en Profeten geschreven staat. Hij bereidt de komst van Jezus voor die op zijn weg geheel en al waar gaat maken waar heel het volk Israël in de wereld toe geroepen is. De radicale doop die Johannes praktiseert, is het ondergaan in het water van de rivier, volkomen gereinigd worden, weer opstaan en een nieuw leven beginnen. De met deze doop verbonden ‘vergeving van zonden’ maakt zo’n volstrekt nieuw begin mogelijk. Het maakt de weg vrij voor herstel van verhoudingen en heelt de gemeenschap. Want dat is in de geest van de profetie het ultieme doel: het universele herstel, het universele heil. Om met de woorden van de profeet Jesaja te spreken: ‘onthuld wordt dan de glorie van de Ene, – alle vlees tezamen, zij zullen zien dat de mond van de Ene heeft gesproken!’ (Jes. 40,5 – NB).

Doel: het universele heil

Jesaja 40,1-11 is de proloog van wat wel genoemd wordt het ‘boek van de vertroosting van Israël’. Met de woorden van Jesaja 40,3-5, geciteerd in Lucas 3(,4-6), wordt onthuld dat het komen van God heelheid, genezing, redding, bevrijding, verlossing zal betekenen, niet alleen voor Israël, maar voor ‘alle vlees tezamen’, dat wil zeggen voor heel het kwetsbare, vergankelijke mensengeslacht. Jesaja meldt in zijn troostboek dat de ballingschap (de Babylonische) voorbij is. Er klinkt een stem van een roepende in de woestijn, een oproep de weg van de Ene te bereiden. Daartoe moeten alle hindernissen worden weggenomen. Alles moet worden geëgaliseerd: heuvels moeten worden ‘vernederd’, dalen moeten worden ‘opgetild’. Alles wat scheef is gegroeid moet rechtgetrokken worden. Alles wat vernield is en tot puin geslagen moet worden hersteld. Bij het komen van de Ene horen werkwoorden als helen, genezen, herstellen, redden, bevrijden, verlossen. De weg die geschetst wordt is de weg van de radicale ommekeer. Vandaar dat krachtige appèl dat in Jesaja 40 wordt gedaan: ‘bereidt de weg van de Ene’ (40,3).

Nu volgt er een tegenwerping. Is dit alles wel reëel? De profeet, die de stem hoort,vraagt zich af: wat zal ik roepen? Hij wijst op de vergankelijkheid van de mens, op de eindigheid van het bestaan (40,6-7). Hier wordt tegenovergesteld dat het Woord van onze (!) God, van de Ene niet onderhevig is aan de wetten van de vergankelijkheid: het Woord van onze God houdt tot in eeuwigheid stand. Dan volgt de climax, het komen van de Ene: zie, hier is uw God! Dit is het ultieme beeld dat wordt aangereikt: God die als een herder zijn schapen weidt en zijn lammeren vergadert (40,9-11).

De geroepenen

De roep die klinkt in Jesaja 40 wordt steeds opnieuw gehoord en doorgegeven. Zo ontstaat er een eeuwenlange stoet van geroepenen, die zich aangesproken weten door de Roepende, die besef hebben van toekomstige genezing, herstel, heelheid, van het universele heil en die daarop daadkrachtig vooruitlopen. In Lucas 3(,7.10.15) zie je de menigte komen, verlangend naar de messiaanse toekomst. Is Johannes de Messias? Belichaamt hij de ophanden zijnde bevrijding? Johannes spreekt tegen dat hij de verwachte Messias is. Die is wel op komst in de persoon van Jezus. Johannes spreekt over Jezus als ‘Hij die sterker is dan ik’ (3,16). Het sterkere van Jezus is gelegen in het feit dat de doop van Johannes met water gebeurt en de doop van Jezus met de heilige Geest en met vuur. De doop van Jezus is een nog radicalere doop. Vuur verteert en maakt een grondig einde aan wat niet deugt. Het vuur voltrekt een gericht. Er wordt scheiding aangebracht. Jezus heeft de wan in de hand en brengt daarmee scheiding aan tussen het kaf en het koren. Het kaf wordt verbrand door middel van een onuitblusbaar vuur. ‘Die sterker is dan Johannes’ zal koren en kaf, goed en kwaad van elkaar scheiden door de doop met heilige Geest en met vuur.

De Zoon, de geliefde

De woorden van Lucas 3,21-22 zetten de mensheidsgeschiedenis opnieuw en met grote kracht in gang door twee keer het gebruik van het Griekse werkwoord genomai (= geschieden): in 3,21 ‘en het geschiedde’ (Gr.: egeneto) en nogmaals in 3,22 ‘en er geschiedde (een stem)’ (Gr.: genesthai). Met grote nadruk meldt Lucas dat de doop van Jezus, die en passant plaatsvindt, een volkomen eenheid vormt met de doop van het gehele volk. Jezus verklaart zich, door met het hele volk deze doop te ondergaan, volkomen solidair met allen die instemmend hebben gereageerd op het profetische appèl van Johannes. Zo maakt Jezus van meet af aan duidelijk dat de woorden van Tora en Profeten richtsnoer zullen zijn voor zijn toekomstig spreken en handelen.

Wat is nu het gevolg van deze dooppraktijk van Johannes, die gericht is op het hele volk en op Jezus, de biddende Jezus? Lucas zegt hierover: de hemel gaat open, de heilige Geest daalt in de gedaante van een duif op Jezus neer en een stem uit de hemel roept: Jij bent mijn Zoon, de geliefde, in Jou heb Ik mijn welbehagen! Zo wordt wat Jezus gaat doen volkomen gelegitimeerd.

Bij Jesaja 40:1-11 en Lucas 3:15-16.21-22

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken