Menu

None

De drie-ene God: kern van onze geloofsbelijdenis

Zondag Trinitatis

Kerkraam met verbeelding drie-eenheid.

We kennen allemaal een Paaspreek en Pinksterpreek, maar ik vermoed dat we nog niet zo vaak over de Drie-eenheid hebben horen preken. We hebben het dan over een triniteitspreek: het is juist ons geloof in de drie-ene God dat ons onderscheidt van de twee ándere monotheïstische godsdiensten, het jodendom en de islam. De zondag na Pinksteren wordt in het kerkelijk jaar aangeduid met Trinitatis, dat afgeleid is van trinitas. Tertullianus (ca. 160-ca. 230) heeft dit Latijnse woord nieuw gevormd om daarmee de Drie-eenheid aan te duiden. Trinitatis kunnen we dan het feest van de heilige Drie-eenheid noemen. Deze zondag na Pinksteren sluit de Paastijd af, valt in 2023 op 4 juni en is het begin van de zomer in het kerkelijk jaar.

Waarachtige aanbidding

Eigenlijk zou iedere zondag gewijd moeten zijn aan de Drie-eenheid, want alleen op die manier komen we tot echte aanbidding. De enige reden waarom bidden mogelijk is, is omdat God drie-enig is. Wij kunnen niet tot de Vader bidden dan dóór de middelaar, Jezus Christus. We bidden tot de Vader in Jezus naam. ‘Jezus zei: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij.”‘ (Johannes 14:6; vergelijk: Johannes 14:13-14; 16:23-26). En het is de Geest die ons leidt in het gebed, Hij zet ons aan om te bidden; lees Judas 20-21: ‘Maar u, geliefde broeders en zusters, moet uw leven bouwen op het fundament van uw zeer heilige geloof. Laat u bij het bidden leiden door de heilige Geest, houd vast aan Gods liefde, en zie uit naar de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus, die u het eeuwige leven zal schenken.’

Gaat ons verstand te boven

Het diepzinnigste werk over de Drie-eenheid is geschreven door Augustinus (354-430). Toch moet ook deze kerkvader erkennen, dat het onmogelijk is om in menselijke taal adequaat over dit mysterie te spreken: ‘Ik vraag ook aan mijn lezers om mij te vergeven, als ze zien dat ik eerder de wens dan de macht had om te spreken over datgene, wat ze zelf beter begrijpen, of niet begrijpen door de onduidelijkheid van mijn taal, zoals ik hun zelf vergeef wat ze niet kunnen begrijpen door hun eigen traagheid van begrip.’ (De Trinitate V.1). Dit moet ook ons tot nederigheid stemmen, wanneer we nadenken over dit leerstuk, waarin we ons geloof belijden in één God, die van eeuwigheid bestaat in drie personen.

In het Oude Testament staat de eenheid van God voorop, maar ook daar vinden we al teksten met een trinitarisch patroon.

Bijbelse basis: Oude Testament

De leer van de Drie-eenheid vinden we niet als dusdanig terug in de Schrift. De triniteitsleer heeft echter wel degelijk Bijbelse wortels. In het Oude Testament staat de eenheid van God voorop, maar ook daar vinden we al teksten met een trinitarisch patroon. Een bekend voorbeeld is Genesis 1:26, waar over God in het meervoud wordt gesproken: ‘Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken.’ Al is het woord ‘Elohim’ (God) taalkundig een meervoudsvorm en refereert ‘wij’ daar letterlijk aan. Intrigerend is ook hoe de Engel des Heren onderscheiden wordt van God, maar soms ook lijkt samen te vallen met God. Zo lezen we in Exodus 23:20-22: ‘Ik stuur een engel voor jullie uit om je op je tocht te beschermen en je naar de plaats te brengen die Ik voor jullie bestemd heb. Neem je voor hem in acht, gehoorzaam hem zonder tegenspreken, want hij handelt in mijn naam en zou jullie je opstandigheid niet vergeven. Als je hem gehoorzaamt en alles doet wat Ik zeg, zal Ik de vijand van jullie vijanden zijn en jullie onderdrukkers onderdrukken.’ De tekst die het dichtst komt bij wat wij een trinitarische formulering kunnen noemen, is ongetwijfeld Jesaja 48:16. In één vers is hier sprake van de Here, de Geest en iemand die gezonden wordt. In de context van Jesaja lijkt die persoon niemand anders te kunnen zijn dan de Knecht des Heren (zie Jesaja 42:1).

Tegenover het veelgodendom van de heidenen stelt Paulus uitdrukkelijk het monotheïsme van het christendom.

Bijbelse basis: Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament staan twee teksten, die een duidelijk trinitarisch patroon vertonen. Het zijn verzen waarmee we mee vertrouwd zijn omdat ze vaak geciteerd worden in de eredienst. De eerste is Matteüs 28:19: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.’ Wat hier opvalt, is dat er niet gesproken wordt van ‘namen’ in het meervoud, maar van ‘de naam’ in het enkelvoud. Het andere vers is 2 Korintiërs 13:13, dat vaak als een zegenspreuk wordt uitgesproken op het einde van de dienst: ‘De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de eenheid met de heilige Geest zij met u allen.’

Opvallend is ook hoe Paulus in 1 Korintiërs 8:6 het Sjema verchristelijkt: ‘Wij weten: er is één God, de Vader, uit wie alles is ontstaan en voor wie wij zijn bestemd, en één Heer, Jezus Christus, door wie alles bestaat en door wie wij leven.’ Tegenover het veelgodendom van de heidenen stelt Paulus uitdrukkelijk het monotheïsme van het christendom. Door Jezus in één adem te noemen met God de Vader en Hem Heer te noemen, neemt Paulus Christus mee op in die ene Godheid: ‘Het Sjema wordt zo gelezen dat wij, christenen, de unieke God van Israël kennen als de ene God, die Vader en Schepper is én de ene Heer, zijn Gezalfde, die aan de zijde van de Schepper staat.’ (Van Houwelingen 2019:136-137). Andere teksten laten zien hoe de drie-ene God betrokken is bij de redding, heiliging en toerusting van de gelovigen (1 Petrus 1:2; 1 Korintiërs 12:4-6; Galaten 4:4-6). De Geest van de Zoon roept in ons hart ‘Abba, Vader.’

De triniteitsleer in de vroege kerk

De vroege kerk heeft lang geworsteld met de vraag hoe ze de goddelijke status van Christus kon verzoenen met de eenheid van God. Er tekenden zich twee tendensen af. Om de enigheid en eenheid van God te redden, gingen sommigen het onderscheid tussen de drie Personen afzwakken. Vader, Zoon en Geest werden als drie verschijningvormen van God beschouwd (modalisme). De andere tendens was om aan de Zoon en de Geest een lagere status toe te kennen dan de Vader. De Zoon en de Geest zijn ondergeschikt aan de Vader (subordinatianisme). In het begin van de vierde eeuw veroorzaakte het optreden van Arius, een presbyter uit Alexandrië, grote controverse. Hij ontkende ronduit de goddelijke status van Christus door te beweren dat de Zoon zelf een schepsel was. ‘Er was een tijd dat Hij er niet was.’ Zijn opvattingen werden veroordeeld op het concilie van Nicea dat in 325 door keizer Constantijn werd bijeengeroepen. In de geloofsbelijdenis van Nicea wordt uitdrukkelijk beleden dat de Zoon dezelfde goddelijke natuur heeft als de Vader (homoousios).

Weerspiegeling in de schepping

Zoals we gezien hebben, erkende Augustinus dat de leer van de drie-ene God ons verstand ver te boven gaat. Hij was er echter ook van overtuigd dat deze drieheid van God zijn sporen had nagelaten in de schepping. Op die manier kon heel de schepping gezien worden als een spiegel Gods. Die drieheid vindt hij bijvoorbeeld terug in de liefde: er is iemand die bemint; iemand die wordt bemind en er is ook de liefdesband tussen beiden (De Trinitate IX.2). Ook later is men in het spoor van Augustinus op zoek gegaan naar analogieën om de triniteitsleer te verhelderen. Denk maar aan de veel gebruikte voorbeelden van het ei, het klaverblad, water dat in drie toestanden voorkomt. Hoe goed bedoeld ook, vaak zijn deze voorbeelden misleidend en versterken ze juist de dwalingen die ze willen bestrijden.

Wij belijden echter dat de Zoon volkomen God is, net zoals de Vader volkomen God is en de heilige Geest volkomen God is.

Augustinus onderkende dit gevaar maar al te goed en geeft zelf het voorbeeld van ‘drie gouden beelden’ om deze misleiding aan te tonen (De Trinitate VII.6). Oppervlakkig gezien klopt de analogie: er is sprake van drie gelijke beelden, met dezelfde substantie, namelijk goud, dus: drie beelden, één goud. Het probleem is natuurlijk dat elk van de drie beelden apart maar een derde deel van de totale hoeveelheid goud bevatten. Volgens die redenering zou dan bijvoorbeeld Christus maar voor een derde deel God zijn. Wij belijden echter dat de Zoon volkomen God is, net zoals de Vader volkomen God is en de heilige Geest volkomen God is. De drie trinitarische Personen zijn samen gelijk aan elk afzonderlijk. Augustinus zegt er meteen bij, dat een mens dit met zijn natuurlijk verstand niet kan bevatten!

Wekt ontzag en verwondering

Ook Gregorius van Nazianze, één van de Cappadocische Vaders (ca. 329-ca. 389), wordt overweldigd door dit mysterie. De manier waarop hij dit gevoel beschrijft, getuigt van ontzag en verwondering. Dit lijkt ons inderdaad de enige gepaste houding wanneer we over dit goddelijk mysterie nadenken. Het vormt dan ook een mooie afsluiting van dit artikel.

‘Zodra ik denk aan de ene God, word ik meteen omschenen door de glans van de drie Personen; zodra ik de drie onderscheid, word ik meteen teruggevoerd naar de ene God. Wanneer ik aan een van de drie personen denk, denk ik aan God als Geheel, en worden mijn ogen gevuld, en kan ik niets groters bedenken. Ik kan de grootheid van de ene God niet bevatten om aan de Rest nog iets groters toe te schrijven. Als ik de drie personen samen aanschouw, zie ik maar één fakkel en kan ik het Onverdeelde Licht niet verdelen of meten.’ (In sanctum baptisma; orat. XL. 41).

Dr. Mark Paridaens is docent Grieks aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en vicevoorzitter van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap..

Geraadpleegde literatuur

  • Augustinus, Aurelius, De trinitate.
  • Schaff, Philip, en Henry Wace, red. S. Cyril of Jerusalem, S. Gregory Nazianzen. Vol. 7 of A Select Library of the Nicene and Post-Nicene Fathers of the Christian Church, Second Series. New York: Christian Literature Company, 1894.
  • Van den Brink G. en C. van der Kooi. Christelijke dogmatiek. Utrecht: KokBoekencentrum, 2012.
  • Van Genderen, J. Oriëntatie in de dogmageschiedenis. Zoetermeer: Boekencentrum, 1996.
  • Van Houwelingen, Rob. ‘Jezus als God: Christologisch monotheïsme in de brieven.’ Pagina’s 131-148 in Theologie van het Nieuwe Testament in twintig thema’s. Onder redactie van Armin Baum en Rob van Houwelingen. Utrecht: KokBoekencentrum, 2019.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken