Menu

Premium

De dynamiek van de uittocht in Lucas

Gods woord drijft zijn verkondigers voort. Het lucaanse dubbelwerk speelt zich af langs de wegen. Sterker nog: Evangelie en Handelingen zijn de boeken van de Weg. De weg naar Jeruzalem, de weg naar het toenmalige centrum van de wereld, , de weg van iedere christengelovige. Gods woord gaat langs de wegen. Dat woord is aanvaard, maar ook miskend en afgewezen. Het woord van God is bevrijdend. Maar steeds weer is er ook de afwijzing van dat woord, en het achterlaten van die plaatsen waar de bevrijding niet wordt aanvaard. Steeds is er de vreemde dynamiek van de uittocht die Jezus in Jeruzalem heeft voltrokken.

Midden in de episode die zich in Galilea afspeelt, wordt het voorval verteld van het bezoek van twee leerlingen van Johannes de Doper (7:18-23). Ze vragen Jezus namens Johannes of hij de komende is of dat ze een ander te verwachten hebben. Het antwoord van Jezus is dat ze aan Johannes moeten gaan zeggen wat ze hebben gezien en gehoord: blinden zien en lammen lopen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden staan op, en aan armen wordt de goede boodschap verkondigd. De tekst is een echo van het programmatisch optreden van Jezus in de synagoge van Nazaret (4:16-30), waar Jezus voorleest uit de profeet Jesaja (4:18-19), en van het begin van de veldrede (6:20-26). Vanwege het programmatisch karakter van deze teksten en vanwege de centrale positie in de Galilese periode is het belangrijk om 7:18-23 nader te verkennen.

Het verloop van het gesprek

De vraag van Johannes wordt niet rechtstreeks aan Jezus gesteld. Johannes hoort over Jezus in de gevangenis. In 3:19-20 is verhaald hoe Herodes Johannes in de gevangenis zette vanwege diens kritiek op zijn gedrag. Daarom wordt de vraag aan Jezus gesteld via twee leerlingen van Johannes. Het gevolg is dat de vraag of Jezus de komende is, tweemaal gesteld wordt. Het onderstreept het belang van de vraag. Opvallend is verder ook dat het antwoord van Jezus niet meteen volgt als de twee leerlingen de vraag hebben gesteld. De verteller creëert in 7:21 een intermezzo waarin hij extra informatie geeft over wat Jezus juist op dat moment aan het doen is. Hij geneest mensen die lijden aan ziekten, kwalen en boze geesten en hij geeft aan blinden het gezicht. De genezende en bevrijdende activiteiten van Jezus worden tweemaal verteld, zij het in niet dezelfde bewoordingen: in de vertellerstekst van 7:21 en in het antwoord van Jezus in 7:22. Bovendien roept het antwoord van Jezus meerdere teksten uit de profeet Jesaja in herinnering: Jesaja 26:19; 29:18-19; 35:5-6; 42:18; 61:1. Midden in de Galilese periode worden we expliciet – in termen ontleend aan Jesaja – herinnerd aan het programma van bevrijding dat in 4:18-19 is geformuleerd, eveneens in termen ontleend aan Jesaja. De episode in Galilea is de realisatie van dit programma.

De komende

Johannes en zijn twee leerlingen noemen Jezus ‘de komende’. Deze aanduiding biedt een toegang tot de bevrijdende aspecten van Jezus’ optreden, maar ook tot zijn gewelddadige dood in Jeruzalem en tot de dreigende ondergang van hen die Gods bevrijding tegenwerken. Nog twee keer komt deze term als aanduiding van Jezus voor in het Evangelie van Lucas: in 13:35 en 19:38. Beide keren is het een citaat uit Psalm 118:26. In 19:38 is aan het citaat ‘de koning’ toegevoegd. Het gevolg is dat op beide plaatsen het citaat niet precies hetzelfde oproept. In 13:31-35 staat het citaat in een context die handelt over profeten. In het verhaal van de intocht (19:29-44) staat de aanduiding ‘de komende’ in een context die handelt over een koning. Koning en profeet zijn in het Lucasevangelie belangrijke benamingen voor Jezus.

De komende koning

In het verhaal van de intocht is ‘de komende’ een koning. Door de woorden die de leerlingen in hun toejuichingen toevoegen aan het citaat uit Psalm 118:26, wordt, hoewel de woorden niet exact hetzelfde zijn, de lofzang van de engelen uit het geboorteverhaal van Jezus in herinnering geroepen. In de woorden ‘In de hemel vrede, glorie in de hoogste hemel’ hoort men de lofzang van de engelen (2:14) echoën. Het geboorteverhaal handelt over de geboorte van een bevrijdende koning: ‘Vandaag is jullie een redder geboren in de stad van David: Christus, de Heer.’ Ook de allereerste woorden over de betekenis van Jezus in het Lucasevangelie spreken over hem als een koning:

Hij zal een groot man zijn, en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Hij zal koning zijn over het huis van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen. (1:32-33)

Lucas stelt Jezus voor als de beloofde afstammeling van David, die bevrijding en redding brengt. Hij tekent Jezus met de trekken van de door God gezalfde koning, die namens God koning is en bevrijding brengt voor het hele volk en voor ieder in het volk. In de joodse spiritualiteit van het koningschap is de koning iemand die namens God het volk rechtvaardig bestuurt, en die opkomt voor de armen in het volk. Hij zal de misdeelde die om hulp smeekt en de verdrukte die door niemand wordt geholpen, bevrijden. Hij toont erbarmen aan wie achtergesteld zijn. Hij redt het leven van de zwakken en de onderdrukten. Het bloed van hen die leven in slavernij, is kostbaar in zijn ogen. Het Evangelie van Lucas getuigt van dit koningschap. Dat wordt vooral zichtbaar wanneer men woorden als ‘Christus’ en ‘Zoon van God’ leest in het kader van dit koningschap. De verhalen van de Galilese episode zijn steeds voorbeelden van het reddend en bevrijdend optreden dat met het koningschap van Jezus verbonden is.

De komende profeet

In 13:31-35 wordt ‘de komende’ gebruikt in een context waarin het gaat over profeten. Al aan het begin van de Galilese periode wordt Jezus nadrukkelijk gepresenteerd als een profeet. In de synagoge van Nazaret leest hij voor uit de profeet Jesaja (4:1819). Deze tekst is programmatisch voor het optreden van Jezus: ‘Vandaag is dit Schriftwoord vervuld in jullie oren.’ Toch kan men de goede boodschap van bevrijding niet claimen met een beroep op de relatie die men heeft met Jezus. Hij interpreteert de enthousiaste reactie van zijn toehoorders als een claim, die hij vervolgens afwijst. Een profeet is er niet om weldaden te bewijzen voor zijn vaderstad. Hij illustreert dit met de voorbeelden van Elia die voorbijging aan de vele weduwen in Israël, en van Elisa die voorbijging aan de vele melaatsen in Israël. Ook een profeet brengt een boodschap van bevrijding. Maar het verhaal maakt ook duidelijk dat bevrijding van Godswege niet geclaimd kan worden. Ze kan enkel worden ontvangen door zich te richten naar dat woord van bevrijding. De afloop van het verhaal, de woede van de toehoorders en de poging om Jezus in de afgrond te gooien, maken helder dat er rondom de boodschap van bevrijding ook donkere kanten zijn, zowel voor de brenger van de boodschap als voor degenen die de boodschap afwijzen.

De tweezijdigheid van Jezus’ optreden als profeet keert ook in de rest van het boek terug. In 7:16 reageren allen op de opwekking van de jongen te Naïn: ‘Ontzag vervulde allen en ze prezen God. Ze zeiden: “Een groot profeet is onder ons opgestaan” en “God heeft naar zijn volk omgezien.’” De eerste zin verwijst naar Jezus als profeet. In de tweede zin klinkt de exodustraditie van het bevrijdend handelen van God door. De reactie van allen verbindt deze twee met elkaar. In het verhaal van de maaltijd ten huize van Simon de farizeeër (7:36-50) doorbreekt Jezus het uitsluitend gedrag ten aanzien van zondaars. Bij Simon leeft de vraag of Jezus wel een profeet is. Hij twijfelt daaraan, anders zou Jezus wel weten wat voor vrouw het is die hem aanraakt. Maar Jezus weet niet alleen wat voor vrouw het is, hij weet ook wat Simon denkt. Bovendien maakt hij duidelijk dat de vrouw, meer dan Simon, de regels van de gastvriendschap heeft gerespecteerd. In 9:8 en 9:18 wordt Jezus onder de profeten gerekend. De Emmaüsgangers spreken over Jezus als ‘een profeet, machtig in woord en daad’ (24:19). Maar ook de andere kant is aanwezig. Een profeet roept weerstand op. Dat wordt al helder door de gebeurtenissen in de synagoge van Nazaret. In Lucas 11:47-52 wordt gezegd dat profeten in het verleden werden vermoord en ook in de toekomst vermoord zullen worden. Maar ook dat daarover rekenschap gegeven zal moeten worden. In 13:31-35 zegt Jezus dat het niet past dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt. Jeruzalem is de stad die profeten vermoordt. Hij had de stad onder zijn hoede willen nemen. Maar zij heeft niet gewild. Nu wordt zij aan haar lot overgelaten.

Uittocht als dynamiek van bevrijding

Ook na het gesprek met de twee leerlingen van Johannes gaan de bevrijdende activiteiten van Jezus door. De vrouw die als een zondares bekend is, ontvangt vergeving. De bezetene van Gerasa wordt van een legioen demonen bevrijd. De dochter van Jaïrus wordt tot leven gewekt. De vrouw die al twaalf jaar aan vloeiingen lijdt, wordt genezen. Uit een bezeten jongen wordt de demon uitgedreven. Een hoogtepunt is de maaltijd met het volk. Jezus geeft vijfduizend mensen te eten van vijf broden en twee vissen. Maar de andere tonen, vooral wat er in Jeruzalem gaat gebeuren, komen ook aan de orde. Anders dan in Marcus en Matteüs kondigt Jezus al tijdens de episode in Galilea aan wat de lotgevallen van de Mensenzoon in Jeruzalem zullen zijn. Hij doet het zelfs tot tweemaal toe (9:22 en 9:44). Ook het verhaal van de verheerlijking op de berg, waar Jezus met Mozes en Elia spreekt over de uittocht die hij in Jeruzalem zal gaan voltooien, situeert Lucas in de Galilese periode. Een eigen lucaanse dynamiek in de voortgang van de boodschap van bevrijding wordt hier zichtbaar. De verwerping van de boodschap en de verdere voortgang ervan hangen innerlijk samen. Eigenlijk werd dat al zichtbaar in de synagoge van Nazaret. Het uitdrijven van Jezus uit de stad heeft als gevolg dat Jezus midden tussen de mensen door gaat en vertrekt. De verkondiging gaat dan verder in Kafarnaüm. Aan het begin van het reisverhaal zien we een soortgelijke dynamiek. Dat Jezus niet welkom is in een Samaritaans dorp (9:52-56) heeft als gevolg dat ze naar een ander dorp gaan. De uittocht die hij in Jeruzalem zal voltrekken, loopt uit op de wereldwijde zendingsopdracht aan de leerlingen. Ze moeten getuigen zijn in Jeruzalem, in Judea en Samaria, en tot aan het uiteinde der aarde (Hand. 1:8). In Handelingen keert het patroon terug. De afwijzing is steeds weer de aanleiding tot een verdergaande verkondiging. Het gespreksonderwerp van Jezus, Mozes en Elia, de uittocht, betreft de innerlijke dynamiek van de bevrijding die ten slotte reikt tot de grenzen van de aarde.

De parabel van het zaad

Deze innerlijke dynamiek van voortgaande bevrijding wordt ook zichtbaar in de parabel van het zaad, en de uitleg daarvan (8:5-18). De uitleg is parallel geconstrueerd aan de parabel zelf. De factoren die de groei van het woord van God verhinderen, komen aan de orde: de satan, de beproevingen, de zorgen en de rijkdom. De overvloedige oogst staat voor de spectaculaire groei van het woord van God in het lucaanse dubbelwerk (vgl. Hand. 6:7; 12:24; 19:20). Voor het blijvend tot vrucht komen is volharding en doorzettingsvermogen nodig.

Door de manier waarop Jezus de parabel uitlegt, komt er een onderscheid tussen de leerlingen, die het gegeven is de geheimen van het koninkrijk van God te kennen, en de anderen, die alles alleen maar in parabels kennen. Hier gebeurt waar de parabel over gaat. Er zijn verschillende soorten van verstaan. Maar het onderscheid blijkt niet definitief. Dat blijkt uit Jezus’ woorden na de uitleg. Daar wordt de lamp op de standaard gezet, opdat iedereen ziet. Dat is een regelrechte tegenstelling met het citaat uit Jesaja 6:9- Lucas 8:10, waar er sprake is van ‘niet zien’. Bovendien wordt Jesaja 6:9-10 aan het einde van het lucaanse dubbelwerk, in Handelingen 28:26-27, nogmaals geciteerd, maar nu vollediger en met de toevoeging dat bekering en genezing mogelijk is.

Door 8:16-18 verandert de rol van de leerlingen. Eerst hebben ze alleen weet van de geheimen van het koninkrijk van God. Nu worden ze degenen die deze geheimen openbaar maken en aan het licht brengen. Onderdeel van die geheimen is de wetenschap waarom de verkondiging niet bij allen tot een blijvend succes heeft geleid. Maar ze weten ook dat volharding en doorzettingsvermogen op den duur vruchten voortbrengen. De dynamiek van de bevrijdende verkondiging tot aan de eigen tijd van de lezers van Lucas is hier al aangegeven.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken