Menu

Premium

De Exodus van Abram en Sarai

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Genesis 12,10-13,1

Het in deze perikoop vertelde verhaal komt drie keer voor in het boek Genesis. Tweemaal bij Abram (hier en in Genesis 20) en ook nog in Genesis 26 bij Isaak. Waarom wordt dit patroon driemaal herhaald, wat is er in het geding?

Het gaat in deze verhalen over het land en de zoon. Het land is het Land van Belofte of misschien beter: het Veelbelovende Land. Het land leek veelbelovend, maar valt nu toch eigenlijk tegen. De zoon is ook wel genoemd in de belofte, maar is er nog steeds niet, althans in de eerste twee verhalen (Gen. 12 en 20). Hoe houd je het vol de Eeuwige te vertrouwen als het land teleurstelt en de zoon niet komt? Geloven/vertrouwen is een werkwoord, maar er moet door Abram en de zijnen wel hard gewerkt worden.

Humor of liefde

Het verhaal staat in het boek Genesis, het boek dat begint met: ‘Dit zijn de verwekkingen van…’. Duidelijk moet worden dat er hier geen vreemde verwekkingen kunnen plaatsvinden. Dus geen kinderen van of vanuit het niet-beloofdeland. Het wordt met veel humor verteld, want het is een vreemd verhaal als je het voorafgaande bijbelgedeelte kent. Abraham was 75 (Gen. 12,4) en Sarai was tien jaar jonger (Gen. 17,17). Bovendien was ze onvruchtbaar en had geen kindje (Gen. 11,30). Hoe kan deze ‘gepensioneerde’ onvruchtbare vrouw zo mooi zijn dat haar man erom gedood zou worden, zoals Abram in vers 12 zegt? Het gaat natuurlijk ook om de context in de tijd van het ontstaan van het verhaal. Vrouwen gelden bij deze halfnomaden als bezit; en als je naar het land van de macht (Egypte) trekt, is dat ‘bezit’ gevaarlijk. Het getuigt van humor of liefde als Abram haar mooi noemt.

Het land en de zoon

Er was hongersnood (12,10). Dat is ook een teleurstelling: ben je net in het Veelbelovende Land en dan moet je weer verder naar Egypte. Egypte is in Genesis niet alleen het land van de dood – of zoals Pieter Oussoren vertaalt, ‘angstland’. In Genesis 13,10 wordt Egypte een paradijs van de Eeuwige genoemd. Het is ook het land waar je nog terechtkunt tijdens een hongersnood. Dus reizen Abram en Sarai af naar Egypte, om er als vreemdeling te wonen. In Egypte ben je en blijf je vreemdeling. Het land waarheen je gaat als er hongersnood is, klinkt ons bekend in de oren. Exodus klinkt al mee. Dit verhaal over Abrams gang naar en uit Egypte omdat er hongersnood is, is een prelude op de hongersnood onder de zonen van Jakob, de tocht van Jozef naar Egypte en de Exodus. Want je moet immers de Schrift lezen met oren die de hele Schrift kennen. Zoals in Genesis 12,17 de Eeuwige Farao met zware plagen slaat, zo doet God dat straks tot tien keer toe. De oplettende lezer/hoorder wordt al voorbereid op wat er komen gaat. Het is een literaire stijl die we vaker in de Bijbel tegenkomen: een miniverhaal, waarin een maxiverhaal wordt voorbereid. Maar niet alleen de belofte van het land is voor Abram niet te herkennen, ook de belofte van de zoon laat op zich wachten. Het land en de zoon zijn in het geding. Als deze aartsmoeder zwanger wordt in een vreemd land, hoe moet het dan met dat grote volk dat Abram in het vooruitzicht is gesteld? In Genesis 12 loopt de nog maar net begonnen geschiedenis van Abraham vast, en dat die toch nog doorgaat ligt niet aan Abram.

Vrouwenhandel?

Als je dit verhaal vanuit het vrouwelijk perspectief leest, lijkt het alsof vrouwen niet meer zijn dan bezit en dat ze maar te doen hebben wat hun mannen zeggen. Je zal als vrouw des huizes zomaar ineens in een harem van de Farao terechtkomen!

Abram schijnt niet anders dan alle andere nomadenvorsten te zijn en lijkt er zelfs wel vrede mee te hebben. Bovendien wordt hij er niet slechter van, door zijn vrouw te ruilen voor schapen, runderen, ezels, enzovoort. Hij wordt, zoals in Genesis 13,2 beschreven wordt, ‘steenrijk’. Maar het verhaal maakt duidelijk dat de Eeuwige er geen vrede mee heeft. God grijpt in en slaat Farao met zware plagen. De rabbijnse traditie vertelt dat het hele volk impotent werd. Dus kon de zoon ook niet geboren worden in Egypte.

In het tweede verhaal bij Abimelech (Gen. 20) is het de Eeuwige zelf, die Abimelech de waarheid vertelt in een droom. Duidelijk wordt in beide verhalen dat de Eeuwige zich aan zijn woord houdt: het land en de zoon zijn beloofd, maar Abraham moet nog wel leren vertrouwen. Misschien heeft hij in het ‘neem je vrouw en ga’ van de Farao (Gen. 12,19) wel de echo gehoord van de grote opdracht om te gaan, die hem in beweging zette (12,1).

Geloven leren / leren vertrouwen

Al in de vroege kerk werd dit vertrouwen van Abraham als een voorbeeld voor de gelovigen gebruikt (Hebr. 11,8vv). Hierin zit denk ik ook de correlatie van dit verhaal met de hoorder van vandaag. Het is spannend te lezen hoe ook de grote aartsvader Abram het vertrouwen moet leren. Hij moet wel in beweging komen om in leven te blijven, maar ook Abraham moet uit Egypte uittrekken. Door al deze verwijzingen naar het Exodusgebeuren zijn er exegeten die dit verhaal pas laat dateren. Zo zou het volgens onder meer John Van Seters pas in de ballingschap zijn ontstaan.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken