Menu

Basis

De Geest van God -God als Geest

We vieren met Pinksteren de komst van de heilige Geest. Hoe spreekt de Bijbel over de Geest en welke plek heeft de Geest in ons belijden?

Mw. drs. E. Hoebe-de Waard is als gemeentepredikant verbonden aan de Protestantse Gemeente te Wageningen. Zij is lid van de redactie van Ouderlingenblad

De vijftigste dag na Pasen

In de vroege kerk was de vijftigste dag na Pasen niets anders dan de dag waarop de paastijd feestelijk beeindigd werd. Men vierde op deze dag zowel de uitstorting van de Geest als Jezus’ Hemelvaart. Aan het einde van de vierde eeuw kreeg de heilige Geest een eigen plaats in het theologisch denken en daarmee ook in de liturgie. Vanaf toen kreeg de vijftigste dag een ander karakter en werd Pinksteren losgekoppeld van Hemelvaart. Het feest van de Geest werd een zelfstandige feestdag met een eigen feestweek, een pinksteroctaaf.

De Geest in de Bijbel

De Geest is niet iets waarover we in de Bijbel pas op de vijftigste dag na Pasen horen. Al in Genesis 1, in het verhaal van de schepping, wordt gesproken over ‘Gods geest die over het water zweefde’. Het woord geest, ruach in het Hebreeuws, komt bijna vierhonderd keer voor in het Oude Testament en heeft een breed betekenisveld. Het kan ‘wind’ betekenen, ‘geest’, ‘adem’, ‘kracht’ of ‘levenskracht’. In het Oude Testament wordt met ‘Gods geest’ altijd zoiets als Gods levenscheppende kracht bedoeld, zijn aanwezigheid in levens van mensen. Er wordt op verschillende plaatsen over gesproken, rondom de schepping, als God de mens de levensadem inblaast (Genesis 2:7), maar ook bij rechters en profeten, die vervuld worden met Gods geest. Die aanwezig-heid van de geest uit zich op bepaalde momenten, bijvoorbeeld in het profeteren. Later, in de tijd van de koningen, betekent de aanwezigheid van de geest dat God zich aan de koning verbonden heeft. De geest is er niet op een bepaald moment, zoals bij de profeten, maar is er altijd. De geest ‘woont in mensen’, ze is gekoppeld aan de verbondenheid met God. Je kunt Gods geest ook kwijtraken, als je van God verwijderd bent. Zo bidt David in Psalm 51:13, als hij zijn schuld belijdt, of God bij hem wil blijven, of God zijn heilige geest niet van hem wil wegnemen.

Gods geest is zijn levenscheppende kracht

Bij latere profeten, zoals Joel of Ezechiël, is de geest vooral leven schenkend en wordt de geest verbonden met de komst van de dag van de Heer. Als de geest komt, zal de langverwachte nieuwe tijd aanbreken. Ook in het Nieuwe Testament wordt er veel over de geest gesproken. Het Griekse woord voor geest, pneuma, klinkt ruim driehonderd keer. Ook hier betekent het ‘kracht’, of ‘adem’. De combinatie van ‘heilig’ en ‘geest’ komt bijna alleen in het Nieuwe Testament voor, het meest bij Lucas en Johannes. In het Nieuwe Testament wordt Gods geest dikwijls verbonden met Jezus, zo horen we dat de geest bij de doop van Jezus uit de hemel op hem neerdaalde. Teken dat Gods kracht bij hem is. Ook wordt de geest genoemd bij genezingen en uitdrijven van demonen, het is de geest die Jezus kracht geeft. Maar de geest is niet alleen aan Jezus voorbehouden. Hij belooft aan zijn leerlingen dat zij ook de geest zullen ontvangen. Deze ‘pleitbezorger’, helper, zorgt ervoor dat de leerlingen de gebeurtenissen uit Jezus’ leven en het geloof in God later zullen begrijpen. In Handelingen horen we hoe de geest op de vijftigste dag na Pasen over hen uitgestort wordt.

In de nieuwtestamentische brieven wordt ook nog veelvuldig over de geest gesproken. Er wordt gesproken over de geest die mensen op verschillende wijze inspireert en kracht geeft. Een bekend voorbeeld is 1 Korintiërs 12 en 14, waarin Paulus het heeft over ‘de gaven van de Geest’. Hij beschrijft het beeld van een lichaam met verschillende lichaamsdelen met ieder zijn eigen functie en eigen taak. Zo is het ook met de geest: zij geeft ieder in de gemeente, in het leven, andere mogelijkheden en talenten. In de brief aan de Galaten wordt gezegd dat je aan de ‘vruchten van de Geest’, zoals liefde, vrede, zachtmoedigheid, goedheid, kunt zien of iemand dicht bij God leeft.

Drie-eenheid: Vader, Zoon en Geest

In de liturgie en het belijden van de kerk wordt vaak over de drie-eenheid van Vader, Zoon en Geest, de triniteit, gesproken. In het persoonlijk geloofsleven speelt die drie-eenheid vaak geen rol, veel mensen vinden het moeilijk uit te leggen wat de drie-eenheid precies is. In de leer van de kerk, in de liturgie, in de kerkliederen die we zingen en in de formulieren die we uitspreken klinkt keer op keer weer de triniteit door. We dopen ‘in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest’ en vieren de zondag na Pinksteren ‘Trinitatis’. Waarom is de kerk op een zeker moment van de eenheid van de Vader, de Zoon en de Geest komen te spreken?

Foto: Marijke van der Giessen

De vroegste formulering in het Nieuwe Testament die een aanwijzing bevat voor het concept van de drie-eenheid is die van Paulus in 2 Korintiërs 13:13: ‘De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de eenheid met de heilige Geest zij met u allen.’ Ook in het begin van de Efeze-brief worden Vader, Zoon en Geest met elkaar verbonden.

Historisch het meest belangrijk is echter de opdracht die Jezus aan zijn leerlingen geeft in Matteüs 28: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.’ Die opdracht wordt verbonden met de doop van Jezus, waar God sprak en de Geest op Jezus neerdaalde. Bij Jezus’ doop werden Vader, Zoon en heilige Geest verbonden. Bij de uitzending draagt Jezus zijn leerlingen op om ‘in naam van’ te dopen. Dat duidt een eigendomsoverdracht aan: in de doop zélf zijn voortaan alle drie aanwezig en worden we als mens verbonden met de Vader, de Zoon en de Geest.

Kracht ontvangen om een eigen functie en taak te vervullen

De vierde eeuw was belangrijk voor de ontwikkeling van de triniteitsleer binnen de kerk. Er was onder theologen discussie over God en zijn relatie tot Jezus. Was Jezus menselijk of goddelijk? Was God er eerst, of waren ze er van af het eerste begin allebei al? Sommigen stelden dat Jezus het eerste schepsel van God was. Om te voorkomen dat Jezus een soort ‘halfgod’ werd, tussen God en mensen in, besloot men op het concilie van Nicea in 325 dat Jezus van hetzelfde wezen is als de Vader. Jezus werd aan God gelijkgesteld. In 381 werd op het concilie van Constantinopel verder over dit thema gesproken en werd besloten dat God één in wezen is én drie personen. De verbondenheid tussen Vader, Zoon en heilige Geest én de eigenheid werden benadrukt, zonder dat de een boven de ander kwam te staan. In de eeuw erna, op het concilie van Chalcedon, in 451, nam men de geloofsbelijdenis aan waarin beschreven staat dat Jezus twee naturen heeft: Jezus is zowel goddelijk als menselijk.

De eenheid én verscheidenheid als een wervelend samenspel

In de loop van de kerkgeschiedenis is de eenheid van God, mede dankzij de werken van Augustinus, meer benadrukt dan de verscheidenheid. Ook tijdens de Reformatie bleef men het accent leggen op de eenheid van God. Als gelovige kun je God ervaren als Vader, maar kun je Hem ook leren kennen door de Zoon en door Hem geraakt worden door de Geest. Die drie zijn onlosmakelijk verbonden in de ene God. Intern zijn er drie personen, maar de werken van Vader, Zoon en Geest naar buiten zijn ongedeeld.

De triniteit nu

Vandaag de dag benadrukt en belijdt de kerk de eenheid van God. Vader, Zoon en Geest zijn onlosmakelijk met die ene God verbonden. Dat wordt duidelijk zichtbaar in eigentijdse liederen over dit thema:

Lied 704 (Liedboek) ‘Dank, dank nu allen God’, een lied van Martin Nickart, vertaald door Jan Wit. In dit lied wordt over de triniteit gesproken vanuit de eenheid van God. Vader, Zoon en Geest komen samen in God: ‘Hem, Vader, Zoon en Geest, moet heel de schepping loven. Van Hem, de ene Heer, gaf het verleden blijk, het heden zingt zijn eer, de toekomst is zijn rijk’.

Huub Oosterhuis bezingt de drie-eenheid in zijn lied ‘Ere wie ere toekomt’ (VLB 254) op eenzelfde manier. Hij dicht: ‘Ere wie ere toekomt, lichtende levende God, (…) die ons verwekt en doet zijn, ons openbaart en herademt, een en volstrekt in allen en boven allen uit, vader, zoon en geest, bron, water en stroming, liefdes eerste begin, liefdesweg, liefdesvolharding.’ God wordt voorgesteld als stromend water, waarbij de Vader de bron is, Jezus het water dat uit de bron voortvloeit en de Geest de stroming die alles in beweging brengt.

Lied 706 (Liedboek): ‘Dans mee met Vader, Zoon en Geest’ is tot slot een lied waarin de triniteit wordt bezongen als een wervelend samenspel. Sytse de Vries heeft een Schotse hymne vertaald, waarin wordt bezongen dat Vader, Zoon en Geest al van ver voor ons begin een kring vormen. ‘Dans mee met Vader, Zoon en Geest, kom binnen in hun kring, dat wervelende samenspel, van ver voor ons begin.’

Verbonden

Vader, Zoon en Geest. De drie staan nooit op zichzelf, maar ontlenen hun eigen identiteit aan hun onderlinge relaties. We kunnen niet zonder een van de drie, noch zijn ze inwisselbaar. We hebben ze alle drie nodig, want ze verbinden ons met die ene God. Op pinksterzondag wordt dikwijls doop en belijdenis gevierd, worden mensen opgenomen in de gemeenschap van Christus. Zo vieren we dat het verhaal van God met de wereld en met ieder mens persoonlijk nog steeds verder gaat.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken