Menu

Premium

De goede schepping en de zwakke mens

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Genesis 1,9-13, Liedboek 83:1.5.6, 2 Korintiërs 11,19-12,9 en Lucas 8,4-15

Gods Woord

Vier schriftlezingen, waarvan één gezongen. Gods Woord op heel verschillende wijzen verkondigd. Maar het gaat allemaal om God en mensen. De mens heeft God nodig en God heeft de mens ook nodig.

Schepping

In het scheppingsverhaal heeft God scheiding tussen dag en nacht gemaakt op de eerste dag, en scheiding tussen hemel en aarde op de tweede dag. Nu is de aarde zelf aan de beurt. God maakt scheiding tussen het water en het droge, door het water naar één plaats te sturen. Het droge land, dat blijkbaar onder het water al aanwezig is, komt nu tevoorschijn. Het Hebreeuwse woord jabbasjah, ‘droog land’ (Gen. 1,9.10), komt niet vaak voor in de Bijbel. Het komt voornamelijk voor in Exodus (4,9; 14,16.22.29; 15,19), waar God onder het water van de Rode Zee het droge land tevoorschijn laat komen, als het volk Israël uittrekt uit Egypte. Ook komt het voor in verwijzingen naar deze bevrijdende daad van God. Opmerkelijk genoeg komt het ook meermaals voor in het boek Jona (1,9.13; 2,11). Daar vormt het een van de vele ironische verwijzingen in het verhaal over de profeet die denkt zijn God, die hemel en aarde geschapen heeft, te kunnen ontvluchten.

Het Woord dat bevrijdt en levensruimte schept

Jabbasjah is dus allesbehalve een neutrale term. God ‘bevrijdt’ op deze derde scheppingsdag de aarde uit het geweld van de zee en maakt daarmee leven mogelijk. Aan Gods bevrijdende handelen is het te danken dat er leven is op aarde en dat wij er zijn. Dit droge land wordt tot ’èrèts: aarde, onze levensruimte. Het wordt vruchtbaar gemaakt doordat God de aarde opdracht daartoe geeft: allerlei gewassen spruiten op, die daarna zichzelf kunnen vermeerderen door middel van hun zaad. Tot nu toe is alleen het licht nog thov, ‘goed’, genoemd. Nu komen daar twee ‘goede’ dingen bij: de scheiding tussen het water en het droge land, en de aarde, vol jong groen en gewassen. Thov is ‘goed’ in de ruimste zin van het woord: moreel goed, maar ook: mooi, bruikbaar, tevredenstellend.

Verhef uw Woord

Heel mooi is het dat in het lutherse leesrooster de antwoordpsalm in de berijmde vorm wordt gebruikt. Psalm 83 is door Willem Barnard berijmd, en ik bleef hangen bij de krachtige eerste regel ervan: ‘Zwijg niet, o God, verhef uw woord.’ Gods Woord is genoeg om de vijanden op de vlucht te jagen, zo is de achterliggende gedachte. Het Woord van God bezit kracht genoeg om hemel en aarde te scheppen, om Israël te bevrijden uit de slavernij. Gods Woord bevrijdt. Dat God in Psalm 83 wordt opgeroepen om nogmaals te bevrijden, kunnen wij in onze tijd nog steeds heel goed begrijpen. Hoewel we nu meestal minder oorlogszuchtige taal zouden prefereren.

Het Woord en de mensen

Het zaad is in Genesis een bron van groeikracht en leven, dat een rechtstreeks gevolg is van Gods scheppende Woord. Jezus gebruikt het beeld van het zaad in meer gelijkenissen, waarvan die uit Lucas 8,4-15 een van de bekendste is. En daar wordt het spannend. Want het is Gods Woord dat gezaaid wordt. In mensen. En de bedoeling is dat het zaad opkomt en vrucht draagt, net zoals de aarde vrucht draagt bij de schepping. Het zaad in de gelijkenis heeft een dubbele betekenis. Het is het Woord van God, en het zijn de mensen die het Woord horen. Het Woord kan niet zonder mensen, zegt het evangelie. Het moet in mensen tot bloei komen. En er zijn factoren die dat kunnen tegenhouden of stimuleren.

Lucas noemt drie factoren die het Woord ervan weerhouden om vrucht te dragen. De duivel (Gr.: ho diabolos), die ervoor kan zorgen dat het Woord van God gehoord wordt, maar meteen weer vergeten wordt; het gebrek aan wortels, dat ervoor zorgt dat mensen niet trouw zijn aan wat ze gehoord hebben; en afleiding door andere zaken van het leven, wat het Woord kan verstikken. Opvallend is dat het zaad uit de gelijkenis overal wordt neergestrooid, op vruchtbare en minder vruchtbare plaatsen. Je kunt je afvragen of dat tegenwoordig nog steeds zo is.

Het goede hart als voedingsbodem

De zaaier zelf blijft buiten beeld. Met hem begint de gelijkenis, maar er wordt niet uitgelegd wie hij is. Het zaad staat centraal, dat heel veel kracht heeft om te groeien en vrucht te dragen, maar dat wel van diverse factoren afhankelijk is om tot wasdom te komen. Het heeft een hart nodig, dat ‘goed’ (Gr.: kalos kai agathos – Luc. 8,15) is. Kalos betekent: goed, mooi, waardevol; agathos betekent: goed, bruikbaar, oprecht. Kalos wordt ook gebruikt in het scheppingsverhaal als Griekse vertaling van het Hebreeuwse thov. En zo is de cirkel weer rond. De aarde is ‘goed’ geschapen door Gods Woord, en is de plek waar mensen hun leefruimte krijgen. Gods Woord gaat echter verder in de wereld, het is als zaad dat in mensen groeit en vrucht draagt en wordt doorgegeven aan andere mensen. Niet alleen de aarde is ‘goed’, maar ook het hart van mensen is ‘goed’ als Gods Woord daar kan groeien.

In 2 Korintiërs 11,19-12,9 verwoordt Paulus deze gedachte op een voor hem typische manier. Hij roemt zijn eigen zwakheid, omdat juist door de zwakheid van een mensenhart en een mensenlichaam duidelijk wordt hoe de kracht van God werkt. Hoe zwakker de mens, hoe groter het wonder dat God in een mens zijn goedheid en genade laat zien. Het is geen masochistisch verheerlijken van lijden en zwakte wat Paulus doet. Het is een radicale omkering van de voor ons gangbare gedachte dat menselijke kracht succes brengt en waardevol maakt. Voor God is het kleine en kwetsbare mensenhart voedingsbodem genoeg.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken