< Terug

De grote ontknoping

Bij Sefanja 1,14-2,3, Psalm 93, Openbaring 1,1-8 en Marcus 13,14-27

Het is de vraag of het wel verstandig is om uit de grote rede van Jezus over ‘de laatste dingen’ in Marcus 13 precies de verzen 14-27 als zondagsperikoop los te knippen. Het is het middenstuk van een lang antwoord dat Jezus geeft op een vraag van Petrus. Jezus heeft aangekondigd dat van de tempel in Jeruzalem geen steen op de andere zal blijven staan. Petrus vraagt Hem naar aanleiding daarvan in klein gezelschap, onder acht ogen, wanneer dat zal zijn en hoe je het kunt zien aankomen (Mar. 13,3). Daarmee is één van de lastige kanten van dit hoofdstuk gegeven: in de woorden van Jezus vloeien de verwoesting van de tempel en de ultieme dag des oordeels ineen. Universele apocalyptische beelden worden gemengd met concrete gebeurtenissen en plekken. Van de verwoesting van de tempel weten we dat die heeft plaatsgevonden, maar de engelen zijn daarna niet uitgestuurd om de getrouwen te verzamelen voordat de grote vernietiging volgde.

Jezus voorspelt in zijn rede niet zomaar van alles over de jongste dag. Hij vermaant zijn leerlingen om waakzaam te zijn, niet te onderschatten wat hun te wachten staat, maar ook vol vertrouwen te zijn, want de orde waarin hun lot rust, gaat vér uit boven de chaos waarin ze terecht kunnen komen. Die chaos beschrijft Jezus in apocalyptische termen zoals we die ook kennen uit profetische en buitenbijbelse literatuur. Mijn bezwaar tegen de afbakening van de perikoop in het rooster is, dat de vermanende scopus van Jezus’ rede is weg­geknipt, waardoor je vooral een vreeswekkend stuk apoca­lyptiek overhoudt. Binnen dit knipsel gaat het niet over de weg die je gaat, maar over het lot dat je zal treffen, waarbij je hoogstens kunt rennen voor je leven.

De chaos geconfronteerd met Gods orde

Soms helpt het om teksten, voordat je ze in de diepte exege­tiseert, in elkaars context te zetten. Als ik de drie lezingen van deze zondag globaal lees, gaan ze allemaal over de grote ontknoping. De wereld zoals die reilt en zeilt, wordt opeens geconfronteerd met Gods alomvattende presentie, met Gods recht en waarheid. De chaos komt tot een ontregeld hoogtepunt in confrontatie met de ultieme orde van God die eeuwig is en doorslaggevend. Wie dat allesomvattende verband van Gods orde altijd heeft genegeerd, komt er met panische schrik achter dat er meer is dan de gangbare dingen. Wie daarentegen zijn hoop op Gods goede zinsverband heeft gesteld, durft door de grote chaos heen te leven in overgave aan de ultieme werkelijkheid van God. Als het zo gezegd kan worden, zie ik er ook licht in voor mensen die het huidige tijdsgewricht als angstig en chaotisch beleven.

De zondagspsalm biedt dan een sterke achtergrond, want in Psalm 93 is de chaos verbeeld als oervloed, als een stijgende en alles­opslokkende watermassa. Maar hij zal niet kunnen wegspoelen wat staat in Gods trouw. Al lijkt de chaos het hele leven te omspoelen, hij wordt zelf overkoepeld en omvat door de vastheid van Gods hemel, zijn woord en zijn betrouwbaarheid.

Stem af op Gods heilzame orde

Ik zie het voor me als twee werelden, waarvan onze woelige wereld de kleinere is, ingebed in het veel grotere verband van Gods wereld. Die kleinere wereld kan zich gedragen alsof ze het eniggeldige is, tot het moment waarop dat grotere ver­band zich met kracht aandient. Dat is wat Sefanja schildert: er zal een dag zijn van ontzetting, waarin mensen er plotse­ling achterkomen dat ze dwars tegen de uiteindelijke orde in hebben geleefd. Dat tafereel moedigt de hoorder aan om nu al voeling te zoeken met die orde van God en af te stemmen op dat wat blijvend is, ook als alle secundaire vastigheden ten onder gaan. De vermaning in Sefanja 2,3 luidt dan ook: zoek de Eeuwige, zoek gerechtigheid, zoek nederigheid. Dat is geen advies om lid te worden van een religieuze groepering en je terug te trekken uit de wereld. Het dringt aan op een levenshouding en een handelen dat bewust is afgestemd op de heilzame orde van God.

Volg het spoor van het Lam

In Openbaring 1 gaat het opnieuw om de confrontatie van de volken met Degene die de alomvattende orde representeert, de alfa­en­omega. Het bijzondere daar is dat juist Degene die in de wetteloosheid van de mensen ten onder is gegaan (die later in het boek wordt voorgesteld als het gekeelde lam), verschijnt als drager van die goddelijke orde. Om op die hemelse orde af te stemmen, moet je dus niet de chaotische wereld verlaten, maar midden in die wereld metterdaad het spoor van Jezus Christus volgen.

Een vraag blijft wel, hoe de toon van de teksten zich ver­houdt tot onze overtuiging dat angst een slechte raadgever is. Willen de teksten ons met dreigende taal in de armen van de Eeuwige drijven? Of veronderstellen ze dat de verschrik­kingen die ze schilderen, onontkoombaar deel uitmaken van de levenswerkelijkheid van de hoorders – zodat ze binnen die gegeven chaos zicht geven op wat daarbovenuit gaat?

< Terug