Menu

Premium

De hele wereld in een boek!

De Handelingen van de Apostelen

De schrijver Lucas heeft in de canon van de nieuwtestamentische geschriften twee boeken op zijn naam staan: het naar hem genoemde evangelie, en het boek De Handelingen van de Apostelen. Binnen de vakliteratuur is het al geruime tijd gangbaar om deze twee werken als één geheel te benaderen: men spreekt daarom ook wel over het ‘lucaans dubbelwerk’. In de Nieuwe Bijbelvertaling werd deze eenheid ook in de titel van de twee – helaas van elkaar gescheiden – boeken zichtbaar gemaakt, door de respectievelijke ondertitels Het eerste boek van Lucas en Het tweede boek van Lucas. In deze bijdrage ligt de focus op het boek De Handelingen, zonder het evangelie daarbij uit het oog te verliezen.

Lucas draagt zijn dubbelwerk op aan Theofilus, ‘Gods welbeminde’. Misschien gaat er achter Theofilus een concrete persoon schuil, maar het is aannemelijker dat Lucas hier vooral de lezer op het oog heeft voor wie hij zijn dubbelwerk heeft geschreven. Wie zou deze lezer kunnen zijn? De proloog van het evangelie roept het beeld op van een literair gevormde persoon, iemand die op zoek is naar de waarheid achter het verhaal over Jezus en die zich door Lucas wil laten overtuigen, maar dan wel op basis van degelijk onderzoek en een juist gebruik van de bronnen. Natuurlijk is Lucas er dan ook aan gehouden om recht te doen aan de literaire conventies van zijn tijd, onder andere op het vlak van de retorica.

Is Theofilus als beoogde lezer een Jood of een Griek? Wie het lucaans dubbelwerk goed leest, komt tot de conclusie dat in Theofilus zowel de Jood als de Griek ingesloten is. Dát is het bijzondere van het verhaal dat Lucas te vertellen heeft: in Jezus is de God van Israël de God van heel de bewoonde wereld geworden. Het verhaal over Jezus wordt niet alleen verteld binnen de grenzen van het Joodse land, ook niet alleen binnen de grenzen van de Joodse diaspora – die wereldwijde proporties heeft aangenomen – maar het wordt werkelijk verteld over al die grenzen heen: in Samaria, Ethiopië, Fenicië, Cyprus, Asia, Macedonië, Griekenland, ja, tot in het centrum van het Romeinse imperium aan toe, Rome! Het verhaal over Jezus is een particulier verhaal in zoverre het geworteld is in een concreet land, in een Joodse geschiedenis. Maar dit verhaal wordt zo verteld en zo ontvouwd dat de universele betekenis ervan van meet af aan doorklinkt. De ouverture van het Lucasevangelie (Luc. 1-2) laat deze dubbele gelaagdheid magnifiek uitkomen.

Uiteraard is ook de niet-Joodse lezer geïnteresseerd in een dergelijk verhaal, omdat hij betrokken wordt en meegerekend wordt onder Gods beminden. Bovendien hanteert Lucas een centraal thema uit de hellenistische historiografie, namelijk dat van de voorzienigheid.

David Peterson, The Motif of Fulfillment and the Purpose of Luke-Acts, in: Bruce Winter & Andrew Clarke (ed.), The Book of Acts in its First Century Setting. Volume 1: The Book of Acts in Its Ancient Literary Setting, : Eerdmans & Carlisle: The Paternoster Press 1993, 84.

Theofilus krijgt een verhaal te horen dat universele betekenis heeft en waarin de wereldgeschiedenis zich voltrekt volgens een vooropgezet plan. Wat in Jezus gebeurt, is de vervulling van iets dat al veel eerder werd aangekondigd. Met een dergelijke presentatie van het verhaal over Jezus kon Lucas zijn beoogde lezers wel degelijk overtuigen. Dat ‘overtuigen’ is het doel dat hij zich stelt, zoals blijkt uit het slot van de proloog: ‘… om u te overtuigen van de betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent’ (Luc. 1:4).

De these dat de God van Israël ook de God van heel de bewoonde wereld is,

In het Grieks: hê oikoumenê (de bewoonde aarde) – Lucas gebruikt deze term in Lucas 4:5 en in Handelingen 11:28; in de betekenis van ‘de bewoners van de aarde’: zie Lucas 2:1 en Handelingen 17:31; 19:27. Soms gebruikt Lucas deze term ook als aanduiding van het Romeinse Rijk, want het Romeinse imperium strekte zich van west tot oost uit over als het ware heel de bewoonde wereld (zie Hand. 17:6 en 24:5).

ligt tevens besloten in het geografische schema dat Lucas voor zijn dubbelwerk hanteert. In het evangelie oriënteert Jezus zich vanaf 9:51 op Jeruzalem: ‘Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen,

Merk op dat we nog maar in hoofdstuk 9 zitten, en dat het evangelie 24 hoofdstukken telt!

ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem’ (NBV). Als Jezus na zijn sterven uit de dood wordt opgewekt en aan de leerlingen verschijnt, drukt hij hun op het hart: ‘Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van mij hebben gehoord, in vervulling zal gaan’ (Hand. 1:4). Anders dan bij Marcus en Matteüs is voor Lucas de stad Jeruzalem de plaats waarvandaan alles gebeurt. In het boek Handelingen voltrekt zich vervolgens de omgekeerde beweging: we krijgen eerst uitvoerig te horen over het begin van de Jezusbeweging en de gestage groei ervan, maar vanaf hoofdstuk 8 wordt de beweging vanuit Jeruzalem naar ‘heel de bewoonde wereld’ ingezet: ‘Nog diezelfde dag brak er een hevige vervolging los tegen de gemeente in Jeruzalem, zodat allen verspreid werden over Judea en Samaria’ (8:1). Deze beweging is onomkeerbaar: in telkens wijdere cirkels zal het verhaal over Jezus verkondigd worden. Het bijzondere is evenwel dat deze beweging het blijvende belang van Jeruzalem niet tenietdoet, want Jeruzalem blijft de stad van de oergemeente, van ‘de ooggetuigen vanaf het begin’ (Luc. 1:2), en bij de grote vraag die in het boek Handelingen gaandeweg om een oplossing vraagt, is Jeruzalem de plaats waar het besluit dienaangaande genomen zal worden. Die grote vraag betreft de voorwaarden waaronder niet-Joden als volwaardige leden opgenomen kunnen worden in de messiaanse gemeenschap.

Het geografische schema van het lucaans dubbelwerk wordt in Handelingen 1:8 expliciet verwoord, maar dan met betrekking tot de tweede beweging: ‘Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en , tot aan de uiteinden van de aarde.’

Dat is precies de weg die het verhaal over Jezus zal nemen (vgl. de parallel in Luc. 24:47-48); het is het programma voor het boek Handelingen.

Van Jeruzalem tot – geleid door de voorzienigheid

Het boek Handelingen gaat dus van start in Jeruzalem. Lucas herneemt het einde van zijn evangelie, maar zet toch iets anders in. Daar waar in Lucas 24:50-53 Jezus in de hemel wordt opgenomen op dezelfde dag waarop ook het graf leeg werd bevonden, zitten daar in Handelingen maar liefst veertig dagen tussen, dagen waarin Jezus aan zijn leerlingen verschijnt en ‘met hen spreekt over het koninkrijk van God’. Op het einde van die veertig dagen wordt hij dan ten hemel opgenomen tot de dag dat hij opnieuw zal komen (Hand. 1:11). Het getal veertig maakt duidelijk dat Lucas zich hier niet vergist heeft – alsof hij de tenhemelopneming in het evangelie even vergeten was –, maar dat hij met deze herneming een theologische bedoeling had: zoals Jezus aan het begin van zijn openbare optreden veertig dagen in de woestijn verbleef, waar hij door de duivel op de proef werd gesteld (Luc. 4:1), zo verblijft hij nu aan het einde van zijn openbare optreden eveneens veertig dagen onder zijn leerlingen, om hen voor te bereiden op wat komen gaat. In het eerste geval, bij de beproeving in de woestijn, wordt Jezus zelf voorbereid op zijn openbare optreden, in het tweede geval worden de leerlingen voorbereid om het koninkrijk van God in de openbare ruimte te verkondigen. Het gaat telkens om een wezenlijke en louterende voorbereiding, want de leerlingen dienen zich het nieuwe perspectief van hun opdracht nog eigen te maken (Hand. 1:6-8). En zoals Jezus niet aan zijn optreden begon zonder de kracht en de bijstand van de heilige Geest (Luc. 3:21-22 en 4:1), zo zullen ook de leerlingen hun opdracht pas kunnen vervullen wanneer de heilige Geest over hen gekomen is (Hand. 1:8). Dan pas zullen zij het evangelie kunnen verkondigen ‘in Jeruzalem, in Judea en , tot aan de uiteinden van der aarde’ (zelfde vers).

Het parcours dat van Jeruzalem naar zal , wordt uitgestippeld door de heilige Geest. Het is dankzij de Geest dat moeilijkheden (zoals arrestatie en gevangenneming) en conflicten (over de besnijdenis bijvoorbeeld) overwonnen worden en tot een vernieuwde dynamiek. Daarom bijvoorbeeld de rondzendbrief van de apostelen over de kwestie die een onoverkomelijk obstakel leek op te werpen, als volgt luiden: ‘De heilige Geest en wijhebben namelijk besloten…’ (Hand. 15:28). Paulus zal ervaren dat het niet mogelijk is buiten de heilige Geest om eigen plannen te laten slagen, ook al lijken ze nog zo plausibel (Hand. 16:7, vgl. 16:9-10).

De rol van de heilige Geest ondersteunt de idee dat er een voorzienigheid in het spel is die alles in de juiste banen leidt, en juist deze idee was voor de beoogde lezers van Lucas een welkome en geruststellende gedachte.

Het concrete parcours: verschijnen en verdwijnen

Wanneer Jezus aan zijn openbare optreden begint, wordt dit door Lucas in het kader van de ‘wereldgeschiedenis’ gesitueerd (Luc. 3:1-2).

Lucas gebruikt het begrip oikoumenê soms als aanduiding voor het Romeinse imperium. Het leven van Jezus (en Paulus!) speelt zich tegen dezelfde achtergrond af. Dat ‘wereldwijde’ imperium krijgt wel heel concrete contouren als Jezus aan de Romeinen wordt uitgeleverd. Lucas doet er evenwel alles aan om de Jezusbeweging af te schilderen als niet-staatsgevaarlijke beweging.

Jezus trekt rond als een rusteloze verkondiger, zoals ook Paulus dat later zal doen: ‘Kort daarop begon hij rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen’ (8:1). Vanaf 9:51 begint het zogenaamde ‘reisverhaal’, Jezus’ opgang naar Jeruzalem. In Jeruzalem zal Jezus in de dood verdwijnen, tot ontsteltenis van zijn leerlingen (Luc. 24:18-24). Hij zal na zijn opwekking opnieuw verschijnen om, na een laatste onderricht aan zijn leerlingen, op een onbekend tijdstip(!) opnieuw te verschijnen als verheerlijkte Mensenzoon.

De gave van de heilige Geest, in Jeruzalem, is het keerpunt in het dubbelwerk. Vanaf dat moment wordt de tegenbeweging ingezet: van Jeruzalem naar heel de bewoonde wereld. Maar ook hier gaat het telkens om verschijnen en verdwijnen:

De eerste protagonist in het boek Handelingen is Petrus. De gave van de Geest heeft zijn denken en zijn doen vernieuwd. Zijn toespraken in Jeruzalem zijn parels van verkondiging, gestructureerd door het Jezuskerygma (2:14-36 en 3:12-26). Petrus is de onbetwistbare gezagsfiguur rondom wie zich een nieuwe gemeenschap van Jezusvolgelingen begint af te tekenen. Hij is de sleutelfiguur van de eerste vijf hoofdstukken van Handelingen. Waar mensen samenleven, ontstaan conflicten. En zoals zo vaak, draait de kiem van een fundamenteel conflict om taal, cultuur en centen: Griekstalige Joden verwijten Arameessprekende Joden dat ze worden achtergesteld bij de dagelijkse ondersteuning van de weduwen (6:1). Dit conflict wordt opgelost door de instelling van een nieuw ambt, dat aan zeven wijze mannen wordt toevertrouwd. En zo verschijnen Stefanus en Filippus op het toneel. Petrus verdwijnt tijdelijk naar de achtergrond. De Griekstalige Jood Stefanus zal nieuwe en andere accenten leggen in het verhaal over Jezus. Terwijl Petrus een Galileër is, is Stefanus een Jood uit de diaspora. De redevoering van Stefanus brengt een polemiek aan het licht die nog niet eerder zo scherp was gevoerd: de dood van Jezus is volgens Stefanus te wijten aan fundamentele ontrouw jegens de Tora en de beloften van God. Daar kunnen de Joden van het land niet om lachen. Stefanus wordt voor het Sanhedrin gedaagd en kort daarop gelyncht door steniging. Zowel het proces tegen Stefanus als zijn sterven vertoont specifieke parallellen met het proces en het sterven van Jezus. Aan het einde van hoofdstuk 7 is het Stefanus die verdwijnt, en Saulus die verschijnt.

Saulus is getuige van de moord op Stefanus. Lucas weet hem op een slimme manier in zijn verhaal te introduceren. Saulus zal de belangrijkste speler worden in het vervolg van Handelingen. De tragische dood van Stefanus en de vervolging van vooral Griekstalige Jezusvolgelingen zal de context worden voor de geboorte van een nieuwe Saulus: Paulus!

Maar het is eerst aan Filippus om op het toneel te verschijnen (hfst. 8). De ingezette vervolging brengt de verspreide Jezusvolgelingen in nieuwe gebieden, onder andere in . Filippus doet wat Jezus hem heeft voorgedaan (Luc. 17:11-19), en vervult zo gedeeltelijk het ‘programma’ van Handelingen 1:8. Tevens zal Filippus het evangelie verkondigen aan een godvrezende Ethiopiër die op de terugtocht is van een bedevaart naar Jeruzalem. Deze tekst staat parallel aan het verhaal over de twee mannen die van Jeruzalem naar Emmaüs op weg waren.

Zie J.Chr. Bastiaens, Interpretaties van Jesaja 53 (TFT-Stdies 22), : Tilburg University Press 1993, 274vv.

Na hoofdstuk 8 zal Filippus verdwijnen. De uitbreiding van het evangelie is echter ingezet, en zal de Syrische stad Antiochië bereiken, die later de uitvalsbasis wordt voor de zendingsreizen van Paulus. Het is dankzij de zogenaamde hellenisten, onder wie Stefanus en Filippus, dat Paulus het programma van Handelingen 1:8 zal kunnen voortzetten.

De hellenisten opereren in de diaspora, waar ze niet alleen Joden en proselieten tot hun gehoor rekenen, maar ook de zogenaamde godvrezenden, heidenen dus die geïnteresseerd waren in de Joodse denk- en leefwereld. Toch zal het niet Paulus zijn die de legitimiteit van een evangelieverkondiging aan heidenen bewerkt, maar wel Petrus. Want het moet steeds weer beginnen in Jeruzalem en bij de mannen van het eerste uur! Zo Lucas het verhaal vertellen van de doop van Cornelius, een centurio van het Italiaanse cohort in . Een Romein dus! Maar ook hier is Petrus niet meer dan een navolger van Jezus (zie Luc. 7:110).

De kwestie rond de toetreding van niet-Joden tot de Jezusbeweging zal de gemoederen in Jeruzalem danig verhitten. Dit is een grote stap! En onder welke voorwaarden zoiets gebeuren? In het apostelconcilie wordt een moeizaam compromis bereikt. Dit compromis zullen Barnabas en Paulus(!) als goed nieuws mogen gaan meedelen aan de gemeenschappen waar ondertussen, dankzij de inzet van de hellenisten en van Paulus zelf, tal van niet-Joden tot de gemeente zijn toegetreden.

Na hoofdstuk 15 zal de naam van Petrus niet meer vallen. Alle aandacht is nu gericht op Paulus en zijn medewerkers. Dit zal zo blijven tot het einde van het boek.

Een open einde

Verschijnen en verdwijnen. Maar hoe zit het dan met Paulus zelf? Verdwijnt hij dan niet? Nee. Hoewel Lucas geweten moet hebben van de dood van Paulus (vgl. Hand. 20:24, 38), noemt hij deze niet. Want het programma van Handelingen 1:8 is in symbolische zin wel bereikt met de verkondiging van het evangelie door Paulus in , maar in werkelijke zin staat er nog heel wat werk te gebeuren. Want Paulus heeft een gemeente die hij gesticht heeft, nog niet verlaten, of de gevaren voor het voortbestaan liggen al op de loer (Hand. 20:29-30).

Het einde van het boek Handelingen is ook in een ander opzicht veelbetekenend: het eindigt met een citaat uit Jesaja 6, een citaat dat ook in het eerste boek van Lucas (8:10) al door Jezus in de mond werd genomen. Aan het einde van Handelingen horen we van de weigering van leidinggevende Joden in om in Jezus de Messias van Israël te zien. Voor Lucas is de synagoge altijd het vertrekpunt voor de verkondiging van het evangelie. Het Jesaja-citaat moet verstaan worden tegen de achtergrond van de profetische kritiek die zo eigen is aan de literatuur van Israël. Het citaat moet de Joodse leiders tot het bewustzijn brengen dat de tijd dringt en dat de roep om ommekeer urgent is. Paulus wil zijn geloofsgenoten prikkelen om van gezindheid te veranderen, en op deze wijze zit de lucaanse Paulus helemaal op dezelfde lijn als de Paulus die Romeinen 9-11 heeft geschreven.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken