Menu

Premium

De herdertjesmis

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Lucas 2,15-20

De dageraadsmis van Kerstmis wordt van oudsher gehouden bij het aanbreken van de dag en opent met deze woorden: ‘Een helder licht straalt heden over ons, want de Heer is ons geboren.’ Die tekst verwijst naar Jesaja 9,1, woorden komend vanuit eeuwen ver vóór de geboorte van de Messias: ‘Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet een helder licht. Over hen die wonen in een land vol duisternis, gaat een stralend licht op.’

Deze dageraadsmis heeft als bijnaam ‘herdertjesmis’. De evangelielezing van de dageraadsmis is namelijk Lucas 2,15-20, het slotgedeelte van het klassieke kerstevangelie, waar verteld wordt van de herders die door een engel aangezegd hebben gekregen dat de Messias is geboren. De andere lezingen van de dageraadsmis zijn Jesaja 62,11-12 en Titus 3,4-7.

Gods interventie in de geschiedenis

Wat de herders precies in die nacht hebben beleefd is natuurlijk nooit na te gaan; in elk geval hebben ze een boodschap van God gekregen op een wijze die wij niet kunnen omschrijven, maar die een zo diepe indruk op hen heeft gemaakt dat ze op weg zijn gegaan naar hun dorp.

P.A. Elderenbosch, Van feest tot feest, Den Haag 1977, 122.

Dat gáán van hen is cruciaal in het verhaal (2,15). Het is niet de voorspelbare menselijke reactie op een nieuwtje: je wilt gaan kijken, zoals mensen stil blijven staan en willen gaan kijken wanneer de ambulance of de brandweer met loeiende sirenes voorbijkomt en een straat verderop blijft staan. Dit gaan is anders. Dit is het antwoord van de mens die een aanzegging van de Ene zelf heeft gehoord en nu niet anders kán dan op weg gaan, zoals Abraham eenmaal op het horen van de Stem op weg is gegaan (Gen. 12,1.4). Dit gaan is niet ten gevolge van de interventie van een Romeinse keizer in de menselijke geschiedenis – Augustus’ verordening dat de hele wereld moest worden ingeschreven – maar van de Ene in de wereldgeschiedenis. De herders maken deel uit van deze wereldgeschiedenis en delen met hun gaan in deze interventie van Godswege. In zekere zin zijn zij zelfs de centrale figuren. Zij staan voor wie niet zichtbaar zijn: de mensen die niet in de schijnwerpers van de wereldgeschiedenis staan. Peachum, de ‘koning der bedelaars’, zong het al in de Driestuiversopera van Bertolt Brecht

B. Brecht (tekst), K. Weill (muziek), Die Dreigroschenoper, Berlijn 1928.

:

Und die Einen sind im Dunkeln

und die Andren sind im Licht

und man sieht nur die im Lichte

die im Dunkeln sieht man nicht.

Maar deze herders, ‘die im Dunkeln’, deze vreemdelingen in de nacht die je nauwelijks zou zien langs gaan, worden in het geboorteverhaal van Lucas juist in de schijnwerpers gezet.

Gaan om te zien wat is geschied

‘En de herders gingen haastig naar Betlehem en zij vonden Maria en Jozef en het kind, liggend in de kribbe’ (2,16). De herders vertegenwoordigen het volk, dat gaat om te zien. En als ze zien wat ze gehoord hebben, kunnen ze vertellen wat ze gezien hebben: dat wat geschied is (vgl. ‘En het geschiedde’ – 2,6.15). De boodschap komt vanuit de hemel en wordt rondverteld op aarde: in Lucas 2,8-14 hebben de engelen het de herders aangekondigd vanuit de hemel, in 2,15-20 gaan de herders op hun beurt op de aarde aan een ieder die maar horen wil, melden wat er is geschied.

Verwonderen en overwegen

‘En allen die het hoorden verwonderden zich over wat door de herders tot hen gezegd werd’ (2,18). De reactie op de boodschap van de herders is geen afwijzing, ook geen schamper in twijfel trekken, maar verwondering. Verder dan die verwondering komt men niet. Maria gaat een stap verder. Zij bewaart de woorden en overweegt ze gedurig in haar hart (2,19), zoals de psalmdichters doen, die Gods woorden voor zich uit prevelen bij dag en nacht. Zie Psalm 119,62: ‘Halvernacht sta ik op om u te danken voor de rechtsregels van uw gerechtigheid’ en 119,148: ‘Tussen de waken wachten mijn ogen om uw toezeggingen te overpeinzen.’

Dat ‘bewaren’ van Maria is trouwens veel zakelijker en nuchterder dan we op het eerst gehoor misschien denken. ‘Bewaren’ heeft in het bijbelse spraakgebruik immers altijd twee kanten. Enerzijds is het – van binnen – niets van de woorden die je hebt gehoord laten vallen of wegmoffelen, verdonkeremanen. Anderzijds is het – van buitenaf – niets vreemds of vijandigs laten binnendringen, niets dat het gewicht en de samenhang van de gehoorde woorden zou kunnen ondermijnen. Maria is aldus de poortwachteres van ‘deze woorden’, van alles wat de herders gemeld en verteld hebben. Zij behoedt de geschiedenis, dat wat van Godswege geschied is. Zij doordenkt al deze woorden – die zij nu ook heeft gehoord – in al hun betekenis en consequentie. Zij doet datgene wat ook de opdracht van de kerk is: de woorden van God doordenken, uitleggen en bewaren/behoeden.

Loven en verheerlijken

‘En de herders keerden terug; zij verheerlijkten en loofden God om alles wat ze hadden gehoord en zoals het tot hen gesproken was, gezien hadden’ (Luc. 2,20). Zoals eerst (2,13-14) God vanuit de hemel door de engelen is geloofd, zo wordt Hij nu op aarde door de herders geloofd en verheerlijkt. De hemelse engelen loven, de herders loven en verheerlijken. God heeft zijn heerlijkheid aan deze herders als het ware afgestaan, zodat zij hem zouden kunnen zien, en ontvangt nu die heerlijkheid van hen terug: zij verheerlijken Hem. Niet de keizer, de hoogste op aarde, maar die van onderop, ‘die im Dunkeln’, de mensen van nacht en nevel, geven God zijn grootheid. Dat is de kern van wat de herdertjesmis ons te melden heeft.

Bij Lucas 2:15-20

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken