Menu

None

De kerk mist kippenvel

In antwoord op de vraag waarom kerk en geloof zo weinig meer aanspreken, zijn bibliotheken volgeschreven. Ik denk dat een voorname reden ligt in het feit dat God te aardig en politiek correct is gemaakt. Als bijvoorbeeld kinderen een rozige God wordt voorgespiegeld, kunnen ze die later volstrekt niet verbinden met de weerbarstige realiteit. Het resultaat is dat het geloof in een compartiment apart van het gewone leven belandt of, veel vaker, in irrelevantie verdampt. We hebben een revival van ontzag nodig, van huiver voor de (of het) Heilige.

Over bijvoorbeeld een tekst als Exodus 4:24, die de sfeer van een spookhuis ademt, zodat je recht op je stoel gaat zitten, wordt zelden of nooit gepreekt. Mozes is daar met lood in zijn schoenen op weg naar de Egyptische farao, om de Hebreeuwse slaven vrij te krijgen. Dan: ‘Onderweg, toen Mozes en de zijnen ergens overnachtten, kwam de Heer op hem af en probeerde hem te doden.’

Met Mozes liep het goed af, dankzij zijn vrouw Sippora. Volgens een recente uitspraak van de Raad van Europa ‘mishandelde’ ze haar zoon door die te besnijden met een primitief stenen mes. Religieuze rituelen zijn een reactie op de vreeswekkende God.

In de Bijbel kookt God regelmatig van woede en wraak. De rook komt uit zijn neusgaten, maar de kerk krijgt een lauwe preek voorgeschoteld. Waarom? Een belangrijke reden, denk ik, is dat we gebrainwasht zijn in een natuurwetenschappelijke wijze van denken. Daardoor kunnen we een effect niet meer los zien van een rationele oorzaak: iemand gaat dood door bijvoorbeeld slechte genen of door te veel rood vlees te eten of een moord. Als in het laatste geval God de dader is, is dat inderdaad lastig om over te preken.

Maar de Bijbel is geen wetenschappelijk boek. Het is een spiritueel geschrift dat als zodanig gelezen moet worden. God ging niet met een wurgkoord op Mozes af, maar er moet hem iets zijn overkomen – een ernstige ziekte of een zonnesteek, we zijn hier wel in de woestijn! – wat hem op het randje van de dood bracht. Het wonderlijke nu is dat God daarin verscheen – niet als oorzaak, maar als ontzagwekkende aanwezigheid. De spirituele dimensie is de verborgen diepte van elke existentiële ervaring. Zoals de volksmond zegt: nood leert bidden.

Voor andere interpretaties van deze tekst, zie B. Childs, The Book of Exodus: a Critical Theological Commentary (TOTL), : The Westminster Press 1974, 95-104.

Bevrijding

We hebben het dus niet over een causaal verband, maar over wat theologisch de alomtegenwoordigheid van God wordt genoemd. God is het hart van de werkelijkheid en zonder hem niets bestaan – ook ziekte, zonnesteken en zelfs de dood niet. Een crisis ons openen voor zijn ‘alomtegenwoordige’ aanwezigheid, wat huiver oproept. Want wie God zien en leven? Nauwkeuriger gezegd: wie God zien en niet in vreze en beven bevrijd worden uit het doodse bestaan dat hij voor leven hield? Die bevrijding is een sprong uit onze behoefte aan rationele controle en overzicht waardoor we de wereld voorspelbaar en klein maken. Daarna zien we God overal. De moderne Hollandse mystica Etty Hillesum schrijft: ‘Mijn God, mijn leven is één grote samenspraak met jou…. [het woordje God] omvat alles en dan hoef ik al het andere niet meer te zeggen.’

Etty Hillesum, Het werk 1941-1943, : Balans 2012, 682.

Wie God vreest, heeft niets anders te vrezen, zingt een oude Engelse hymne. Dit werpt licht op de aangehaalde donkere tekst over Mozes. Op weg om de Hebreeën te bevrijden, moet hij eerst zelf bevrijd worden van zijn bezorgdheid over zichzelf, zijn gezin en zijn missie. Evenmin als op zijn ziekte, die een mens immers altijd tegen zijn of haar wil overkomt, heeft hij greep op God. Nu de controle over zijn leven uit handen is hij dichter bij de Onnoembare, kern van al wat is (daarom is elke ziekte een spirituele : het woord ‘crisis’ dat we vandaag zo vaak horen duidt oorspronkelijk op een loutering). Dat roept ontzag op, een siddering die Mozes uit zijn overzichtelijke herdersbestaantje schudt en vrijmaakt om anderen te bevrijden. Elke openbaring is een breuk, een scheur in ons bestaan, die gesymboliseerd wordt door de bloedige besnijdenis als teken dat Israël niet zijn eigen leven leeft, maar volk van de Ontzagwekkende is.

Goethe zegt het in zijn Faust (2,1,5) zo: ‘Das Schaudern ist der Menschheits bestes Teil’– huiveren is ons belangrijkste talent. Nooit leven we zo volledig en tintelend bewust als wanneer we huiveren. Dit verklaart de populariteit van gevaarlijke sporten, sensatiebladen en horrorfilms, de fascinatie voor verkeersongelukken (kijkfiles!) en series over forensisch pathologen waarin bloedige ledematen je om de oren vliegen. Even proeven we dat er een grotere, gevaarlijker werkelijkheid is dan de alledaagse waarmee we vertrouwd zijn.

Dit jaagt echter ook angst aan. Het vreemde trekt aan, maar stoot ook af, met als gevolg dat we dieper wegkruipen in de cocon van ons voorspelbare bestaan. Ons talent om te huiveren, merkt Goethe op, wordt niet genoeg naar waarde geschat. Daarom verzanden nieuwe religieuze bewegingen die aanvankelijk ongewoon open zijn voor de goddelijke dimensie, vroeg of laat in conservatisme.

Zie voor de pinkster- en charismatische bewegingen: J.-J. Suurmond, Word and Spirit at Play: Towards a Charismatic Theology, : Eerdmans 1995, bijz. 151-160.

In de kerk lijkt de prediking er vooral op gericht om God als redelijk en begrijpelijk voor te stellen (‘uitleg en verkondiging’ staat er in de liturgie). Maar aan God valt ten diepste niets uit te leggen. Een rationeel geloof is een geloof zonder mysterie, waardoor de kerk niet goed meer weet wat haar bijdrage aan de wereld is. Anderzijds is een irrationeel geloof slechts wensdenken, een illusie. Het gaat erom de spanning tussen redelijkheid en mysterie, logica en liefde, vertrouwdheid en huiver recht te doen.

Het Numineuze

Bijna honderd jaar geleden verscheen van Rudolf Otto het boek Das Heilige, waarvan van de liturgie Gerardus van der Leeuw zei dat het Jesaja 6 weer heeft doen verstaan: ‘ons doen gevoelen wat het Thrishagion (driemaal heilig) betekent’.

‘Rudolf Otto’, in: Daniël Mok, Rudolf Otto: het kwetsbare leven, : Abraxas 2012, 119. Otto vond de Engelse vertaling van zijn boek door John W. Harvey ‘beter dan het origineel’: The Idea of the Holy: An Enquiry into the Non-Rational Factor in the Idea of the Divine and its Relation to the Rational, Oxford: Oxford University Press 1979.

Huiver is niet slechts een gevoel, maar de erkenning van een objectiviteit waarop we rationeel geen greep hebben. Dit noemt Otto het Numineuze, de invloed van een onzichtbare aanwezigheid die een verandering van bewustzijn veroorzaakt. Evenals Calvijn en Schleiermacher wijst hij erop dat we in aanwezigheid van het Heilige bevangen worden door een ‘creatuurgevoel’. Met Mozes ervaren we onszelf als vergankelijke schepselen, waarbij onze macht en autonomie op een illusie blijken te berusten. Dit besef van afhankelijkheid van de Schepper is, denk ik, de spirituele intuïtie in de oude idee van predestinatie – vaak misverstaan omdat ze tot een logisch systeem werd gemaakt. God bepaalt niet vooraf op de tekentafel ons lot. Wel komen uiteindelijk alle vrijheid en keuzemacht, ja, het leven zelf, dat wij als ons bezit wanen, van hem.

Met een bekend geworden term noemt Otto de goddelijke aanwezigheid een mysterium tremendum et fascinans – een huiveringwekkend en fascinerend mysterie. Zoals gezegd, niets is zo aantrekkelijk als wat ons vrees aanjaagt, omdat we daarin ten diepste de bron van werkelijk leven vermoeden. Spreuken 15:33 zegt: ‘Wie ontzag heeft voor de Onnoembare, wint aan wijsheid’, oftewel levenskunst. Vele kunstenaars en dichters, onder wie Vasalis, kennen deze mystieke huiver die bevrijdt:

Zo, aan de rand van het nog niet en niet meer zijn
en van het tomeloze leven,
voel ik voor het eerst in zijn volledigheid
en aan den lijve het volledig zijn:
een orde waarin ruimte voor de chaos is,
en voel de vrijheid van een grote liefde,
die plaats voor wanhoop laat en twijfel en gemis.

‘Herfst’, zie ook M. Meijer, M. Vasalis: een biografie, : G.A. van Oorschot 2011, 521-525 (over ‘de andere dimensie’).

Daarom laat het verlangen naar vrees, spanning of een ‘kick’ ons niet los. De kerk wordt niet aantrekkelijker door het geloof humanistisch te verdunnen, maar juist door het donkere tremendum te benadrukken.

De praktijk is echter dat voorgangers (en leesroosters) om weerbarstige teksten heen lopen alsof het explosieven zijn – wat in zeker opzicht ook zo is. Een groot deel van de Schrift klinkt nooit in de kerkdienst. Otto wijst erop dat niet alleen in het Eerste, maar ook in het Nieuwe Testament veel tremendum-teksten staan. Anders dan de gemiddelde kerkganger, schrikken de leerlingen daarin regelmatig van Jezus (Mat. 17:6; Mar. 4:41). Van angst storten ze neer bij zijn verheerlijking (Mat. 17:6). Gods toorn is, evenals in het Eerste Testament, een geduchte ervaring in het Johannesevangelie (3:36) en roept ook bij Paulus ontzag op (Rom. 1:18). Ja, ‘huiveringwekkend is het te vallen in de handen van de levende God!’ (Hebr. 10:31), want die is ‘een verterend vuur’ (12:29). En dan hebben we het nog niet gehad over de worsteling van de bloed zwetende Jezus in Getsemane, de schok van zijn kruisiging en opstanding (zijn vriendinnen bij het graf ‘sidderen’) en het oudste slot van het Marcusevangelie, dat eindigt in ‘angst en schrik’. In het laatste bijbelboek Openbaring spoken huiveringwekkende verschijningen rond: een draak met zeven koppen, een oude slang, ‘het beest uit de afgrond’, de hoer Babylon, ‘dronken van het bloed van de heiligen’, en een brullende engel. Alle manifestaties van het Numineuze.

Gewelddadig

Naast de eerder genoemde reden van de rationeel-causale lezing van de Bijbel, waardoor dergelijke passages onbegrijpelijk of banaal worden, vermoed ik dat ze vaak worden vermeden als reactie op het vroegere moralisme. Daarin werden ze gebruikt om mensen angst in te boezemen en volgzaam te houden. Maar huiver is iets heel anders dan angst. Terwijl angst ons in onszelf opsluit (‘ik ben zondig en verdien straf’), keert huiver ons naar God – naar het Numen dat bevrijdt. Wel voelt dit aanvankelijk als een nog veel grotere straf, want van nature willen wij niet bevrijd worden. Zoals de Hebreeën al klaagden tegen Mozes: ‘Laat ons toch met rust, laat ons maar als slaven voor de Egyptenaren werken’ (Ex. 14:12). Want wat gebeurt er dan met de regie over mijn leven? Stort mijn waardesysteem niet in elkaar? Wat blijft er over van mijn gekoesterde zelfbeeld en kijk op het bestaan? Niet veel, vrees ik.

De passage waarin God op Mozes ‘afkwam en hem probeerde te doden’ heeft iets gewelddadigs. Het koninkrijk der hemelen breekt zich baan met geweld, zegt Jezus in een andere tremendum-tekst (Mat. 11:12). Ons ‘ik’, dat het bestaan vanzelfsprekend om zich heen drapeert en een illusie van controle en richting geeft, moet, evenals bij Mozes, ‘gedood’ worden. Zo niet, dan blijven we ver van God, ver van een volledig leven.

De apostel Paulus zegt het zo: ‘Werk je behoud uit in vreze en beven’. Haastig voegt hij toe dat het ten diepste de Ontzagwekkende zelf is, die ‘het willen en het werken’ in ons bewerkt (Filip. 2:12). Het verschijnen van de Heilige maakt ons tegelijk bewust van onze onmacht en breekt met kracht de cocon van ons gewone bestaantje open, zodat we in de vrijheid vallen. Dat overkwam Etty Hillesum, die wanhopig stukliep op zowel haar geliefde als op de verschrikkingen van de naziterreur. Daardoor veranderde ze van een egocentrische jonge vrouw in iemand die liefkreeg met een ‘voorkeursloze liefde’, zodat ze van grote betekenis werd voor haar opgejaagde mede-Joden. Ze schreef:

De meeste mensen hebben clichévoorstellingen óver dit leven in hun hoofd, [echter,] men moet zich innerlijk bevrijden van alles, van iedere verstarde voorstelling, van iedere leuze, van iedere gebondenheid, men moet de moed hebben alles los te laten, iedere norm en ieder conventioneel houvast, men moet de grote sprong in de kosmos durven wagen en dan, dan is het leven zo eindeloos rijk en overvloeiend, zelfs tot in z’n diepste lijden.

Etty Hillesum, 506. Deze ‘grote sprong’ doet sterk denken aan Kierkegaards sprong van het geloof en ook aan het houvastloze ‘zonder wijze’ leven van de mysticus Jan van Ruusbroec.

In de vreeswekkende ontmoeting met het Heilige realiseren we ons dat we ‘stof en as’ zijn en opent zich een Werkelijkheid die ons overstijgt en overvloedig zin en betekenis geeft aan het bestaan. Een kerk die van die ontmoeting weet en in ontzag haar schoenen uitdoet, zal altijd relevant blijven.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken