Menu

Basis

De komst van God

Het wordt Kerst. De kerstboom zal weer gezet worden, maar hij zal bij ons niet tot Pasen blijven staan. In de Dordtse Wilhelminakerk staat er al vroeg een prachtige kerststal, maar wat zien we in de stal – behalve dan de schapen rond de stal, en het Kindeke en Moeder Maria en Vader Jozef in de stal? Altijd staan daar dezelfde dieren – niet alleen nu, maar ook op oude schilderijen. Daar staan de os en de ezel. Waarom? Waarom staan daar de os en de ezel? Waar komen de os en de ezel vandaan? Zij komen uit Jesaja 1:

Een os kent zijn baas en
een ezel zijn krib,
maar mijn volk heeft geen begrip!

De aanwezigheid van de os en de ezel is kritisch. Kerst is geen evangelie van suikergoed en marsepein. Ik citeer mijn leermeester Wim van Unnik:

Die stomme dieren zijn dus welsprekende getuigen tegen de mensen; ze zijn aanklagers. Als ze daar staan afgebeeld in de stal van Bethlehem is hun aanwezigheid geen aardigheid, maar een stille indringende vraag aan ons mensen.[1] Deze ezel is welsprekender dan de ezel van Bileam. Vergis U niet: hij vraagt ons, of we wel genoeg begrip hebben voor het evangelie, of kennen wij ons baasje niet?

Aan de mensen van Lucas 1 en 2 trekken wij ons op. Er is niet alleen de God van het welbehagen, maar Lucas 1 en 2 zijn ook afgeladen met mensen van het welbehagen, met mensen van Gods goeden wille. Iedereen is gedreven. Iedereen is betrokken. Er valt niets te hekelen. Wie zich aan hen spiegelt, spiegelt zich zacht. Een piepjonge moeder betreedt het toneel – het wereldtoneel, maar daar heeft zij geen weet van.

Hoe komt Maria aan dat vuur? Haar wereldje is een wereldje van de strikte observantie. De schema’s voor het leven liggen vanuit de Thora vast, maar het waren niet vele gezinnen, die Psalm 119 tot hun dagelijkse praktijk maakten:

Gij hebt ons hart uw orde opgelegd,
opdat wij die met ijver onderhouden
door wat Gij in liefde tot mij zegt,
als ik de schoonheid van uw wet aanschouwde.

Deze mensen weten niet wat geestelijke laksheid is. Het geloof leeft voor hen. Zij zitten niet bij de pakken neer en denken niet fatalistisch. Zij zijn ridders van het Rijk en leven van de hoop. Niets is hun te veel. Ze leven in de loyaliteit van hun roeping. Zij zijn hartveroverend, en niet blasé. Hun emoties zijn krachtig. Ze lachen bij de geboorte van een mensenkind en dit Mensenkind zet hun hart en ziel in vuur en vlam. Zij zijn vol verwachting – jong en oud, arm en rijk – en leven voor de God van Israël. Onze piepjonge moeder heet Maria en we worden nog steeds omringd door Maria’s, Mariekes en Mirjams. We leven nog in bijbelse tijden. Kunnen wij ons meten met de gedrevenheid en de inspiratie van deze moeder van ongeveer zeventien? Of lijken wij uitgeblust, als we geconfronteerd worden met de gloed, die er in haar ziel brandt?

Niet elk vroom meisje wordt Moeder des Heren. Wat is er hier aan de hand? Met rituelen, geboden en wetten kon je in de oudheid wel vroom leven, maar daarmee heb je nog niet een persoonlijke band met God. Van een hoedje en een hoofddoekje word je niet christelijker, van een snor en een baard word je niet geloviger. Met wat voor ogen is, komt God zelf nog niet persoonlijk in je leven, maar nu krijgt Maria bezoek: het is hoog bezoek. De Allerhoogste meldt zich. Hoger bezoek kun je niet krijgen.

Alleen in het evangelie is de duisternis rond de mensen van kopergeld opgetrok-ken. Het Licht verscheen. Nu is onze Maria de Schone zelf meer dan een gouden tientje. Hoor maar. Ook wij groeten haar in de stijl van de engel: Wees gegroet – gij begenadigde, dat door de Nieuwe Vertaling direct uit de Statenvertaling is overgenomen. De reformatorische traditie heeft haar eigen Weesgegroetje. In Griekenland zegen ze het nog: Chaire. Dat is: Sjaloom. Vrede. Het evangelie heeft manieren. Het is beleefd en beschaafd en dat is ook broodnodig in onze harde, onbeschaafde tijd, waarin we te veel aan hardheid gewend raken. Als God komt, komt Hij met Goede morgen! Alleen de Algoede kan onze tijd goed maken. We hebben Hem nodig voor een goede morgen, voor een goede middag, voor een goede avond. We moeten dat niet met ‘Gegroet!’ vertalen. Dat doet geen recht aan Maria. Het is iets wat God niet zegt.

In de persoonlijke relatie die God schept, handelt Hij ook persoonlijk. Hij komt met genade. Hij begenadigt: Gij begenadigde. Gratia plena. Vol genade. De openbaring is overvloedig – niet krenterig, of zuinig. Er is een overvloed aan genade. Geloof vervult. Het maakt een eind aan onze leegte.

Als God ons leven binnenkomt, wordt het een geheel ander leven, maar wanneer God het leven van de jonge Mirjam binnenkomt, gaat het nog om iets anders. God komt bij iemand om goedendag te zeggen, om iemand te zegenen en te begenadigen, maar nu doet Hij dat, omdat Hij zelf de wereld binnenkomt. God zal de geschiedenis binnentreden. Het grote thema van Kerst is de menswording en menswording is vleeswording. Incarnatie. Het gaat om zijn komst in de wereld. Al het goede dat er beneden is, komt van boven. God is de Aller-hoogste. Hij kan niet hogerop, maar vlees en fragiel menselijk bestaan komen niet uit de hemel vallen. God moet naar beneden komen. Vlees en bloed zijn van beneden. Voor die komst zijn vlees en bloed nodig en dat is het vlees en bloed van een mens. Het is het vlees en bloed van een jong gezin. Het is het vlees en bloed van een jonge moeder.

God is zelf het mooiste gouden duizendje dat er is, maar Hij komt als kopergeld. Om deze komst gaat het. Gods Advent is de redding van onze wereld.

Noten

[1] W. C. van Unnik, ‘Waar komen de os en de ezel vandaan?’, in Bronkhorst, De Jong en Reiling (red.), Woorden gaan leven, Kampen 1979, 126.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Passage van de Heer

De instelling van het Pascha volgens Exodus 12 vormt de introductie op het grote verhaal van de uittocht. Deze instelling wordt gesitueerd tussen de aankondiging (11,1) en het ten uitvoer brengen van de tiende plaag (12:29). Nog voordat God de bevrijding van zijn volk uit Egypte van start laat gaan, vindt er een ‘religieuze anticipatie’ op dit heilsgebeuren plaats. Men kan er ten minste twee tijdsdimensies in onderkennen: een van onvoltooid verleden tijd én een van toekomende tijd. Zo wordt de viering van het Pascha een ‘heilshistorisch knooppunt’ in de tijd.

Nieuwe boeken