Menu

Premium

De Mensenzoon is H/heer van de sabbat

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Deuteronomium 26,5-11, Psalmen 81, 2 Korintiërs 4,5-12 en Marcus 2,23-3,6

De Deuteronomiumlezing bevat de jaarlijkse belijdenis die elke Israëliet uitspreekt bij het offer van de eerstelingen in het Beloofde Land. Psalmen 81 zingt lof aan God voor de bevrijding uit Egypte en maant het volk Hem trouw te blijven. In de epistellezing schrijft de apostel over de kennis van Gods luister die Hem laat stralen in ons hart vanaf het gezicht van Jezus Christus.

In de evangelielezing voor deze zondag wordt de naam Jezus niet genoemd; het evangelie spreekt consequent van ‘Hij’. In deze exegese doen we dat ook. ‘Hij’ noemt zichzelf ‘de Mensenzoon’ (Marcus 2,10.28).

‘Hij’ en de joodse wereld van zijn dagen

Direct na de doop door Johannes, de verzoeking in de woestijn en de roeping van de eerste leerlingen lezen we over zijn eerste werkzaamheid in Galilea (Marcus 1,21-3,6). Bij Lucas vinden we een parallel blok tekst, zij het dat de gebeurtenissen in de synagoge van Kafarnaüm daar vóór de roeping van de leerlingen staat (Lucas 4,31-6,11). Beide teksten zijn al vroeg zo overgeleverd. Bij Matteüs vinden we deze perikopen verspreid in zijn evangelie, in eigen samenhangen. Dit samenhangende relaas van Marcus 1,21-3,6 komt in het lectionarium bijna nooit voor. Het past bij Epifanie, maar in die periode zijn te weinig zondagen. Na Trinitatis zijn er te veel, maar weer te weinig om meer dan alleen het slot weer te geven: Marcus 2,23-3,6. Van het parallelle blok bij Lucas geven lectionaria alleen fragmenten die Marcus niet heeft. Helaas, want beide teksten samen geven een compleet overzicht van Jezus’ werk en positie- en partijkeuze in de bonte joodse wereld van zijn dagen. De mensen reageren met verbijstering en bewondering; ze lopen Hem achterna (Marcus 1,28.37). De farizeeën en schriftgeleerden worden vanaf Marcus 2,7 steeds bozer en komen naar de voorgrond. Ze discussiëren onder elkaar en met Hem over de observantie van de wet, naar aanleiding van wat er gebeurt (Marcus 2,13-17.18-22). Ten slotte smeden ze zelfs moordplannen (Marcus 2,16; 3,6).

De sabbat gemaakt om de mens

Wat betekent de sabbat? Hoe houd je die? Elke zevende dag is een dag van rust (Genesis 2,2-3; Exodus 20,8-11; Deuteronomium 5,12-15). Tenach geeft acht activiteiten aan die niet geoorloofd zijn: zaaien, oogsten, bakken, koken, vuur aansteken, hout sprokkelen en lasten dragen. De rabbijnse traditie is op basis hiervan gekomen tot een gedetailleerde lijst van 39 nauwkeurig te houden sabbatsregels, inclusief werken van barmhartigheid en het redden van leven.

Zijn leerlingen plukken op een sabbat korenaren (Marcus 2,23). De farizeeën vragen Hem waarom ze iets doen dat op de sabbat niet mag. De farizeeën maken zich ondergeschikt aan de wet. Als in een joods leergesprek stelt Hij eerst een wedervraag naar aanleiding van de Schrift (1 Samuël 21,1-7), waar staat dat de priester David en zijn hongerige metgezellen toestaat van de toonbroden te eten (Leviticus 24,5-9). Vergelijkt de ‘Zoon van David’ zich hier met zijn koninklijke voorvader David, die als Messias Israël zal herstellen? Hij voegt de bekende spreuk toe: ‘De sabbat is gemaakt (ontstaan) om de mens en niet de mens om de sabbat’ (Marcus 2,27), waarmee Hij zegt: de wet is ondergeschikt aan de mensen. De sabbat van de farizeeën was: geen regel overtreden en alles doen wat moet. Hij geeft op die gezegende dag alle ruimte voor vrijheid, vreugde en de nood van mensen. Hij voegt eraan toe: ‘zo is de Mensenzoon ook heer van de sabbat’ (Marcus 2,28). In 2,10 noemt Hij zich Mensenzoon die zonden mag vergeven. Met deze naam laat Hij zien: Hij is mens (Psalmen 8,5-9) en gehoorzaam als een profeet (bijv. Ezechiël 2,1). In een apocalyptisch visioen van Daniël ontvangt ‘iemand die eruitzag als een mens’ van de ‘oude wijze’ het eeuwige koningschap over alle volken (Daniël 7,13). Daarmee is zijn zending en optreden verankerd in de profeten en de geschriften.

Een leven gered op de sabbat?

Hij is weer in een synagoge. Daar is een man met een verschrompelde hand (Marcus 3,1). Het is sabbat. ‘Zij’ observeren: geneest ‘Hij’ op sabbat? Zo laat Marcus de lezer zien: het gaat niet om een genezingswonder, maar om de sabbat. Hij zegt: ‘Sta op (Gr.: egeire) naar het midden’ (3,3). Het Griekse egeirein heeft in het Nieuwe Testament de lading van: ontwaken, opstaan (uit de dood). Hij roept hem in leven! ‘Kom in het midden staan’ (Nieuwe Bijbelvertaling) verbergt die lading. Hij vraagt de farizeeën: ‘Mag je op de sabbat goed doen of kwaad? Een leven redden of vernietigen?’ (3,4). Ze zwijgen, Hij is boos en verdrietig. De man is opgestaan en staat al even in het midden – het epitheton ‘met de verschrompelde hand’ ontbreekt. Hij zegt: ‘Strek je hand uit’ (Gr.: ekteinon). De man doet het; zijn hand wordt ‘in orde gebracht’ (Gr.: apekatestathè). Mensen worden gered als de Eeuwige zelf of Mozes de arm of de hand uitstrekken. Heeft Hij een gebrek genezen waarmee goed te leven valt? Dan was zijn genezingswerk niet dringend en op de sabbat niet geoorloofd. Of zijn twee goede handen in het oude Galilea voorwaarde om zelf je brood te kunnen verdienen, te kunnen leven – en sabbat te kunnen vieren? Hij heeft zelf niets gedaan, maar de farizeeën weten genoeg: Hij moet dood, en daar kunnen de Herodianen, aanhangers van de Romeinse koning Herodes Antipas, mooi bij helpen.

In de schildering van de activiteiten van de Mensenzoon in Marcus 1,21-3,6 zien we dat Hij in de joodse wereld positie kiest bij de groeperingen die de wet zo toepassen dat mensen vrij kunnen zijn en leven. ‘Zijn juk is zacht’ (Matteüs 11,29). Partij kiest Hij voor mensen die door de wet en de samenleving op een dood spoor gezet zijn, en Hij geeft hun nieuw leven.

Bij Deuteronomium 26:5-11, Psalmen 81, 2 Korintiërs 4:5-12 en Marcus 2:23-3,6

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken