Menu

Premium

De messiaanse weg horen en begrijpen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

De messiaanse weg horen en begrijpen

Bij Matteüs 17,1-9

‘Na zes dagen’ (Matteüs 17,1). Het evangelie is een zorgvuldig gecomponeerde tekst. Het is geen geschiedenisachtig verhaaltje van ‘en-toen-en-toen’. De vraag is dus wat deze tijdsaanduiding betekent. Zes dagen na wat? Zes dagen na het moment waarop Jezus begint aan zijn leerlingen te tonen wat ze eigenlijk nooit begrepen hebben: dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel moest lijden van de zijde der oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en ten derde dage opgewekt worden. Dat alles ‘moest’, staat er (Johannes 16,21). Waarom moest dat?

Over dat Griekse woordje dei is veel geschreven, maar niemand die het weet of begrijpt. Wij staan allen dus in dezelfde houding als de leerlingen hier, Petrus voorop. Of Matteüs het weet? Hij geeft in zijn evangelie een interpretatieve schildering van de weg die Jezus gegaan is en hij schildert Hem als een tweede Mozes. Zoals Mozes de hoge berg Horeb-Sinai op ging, samen met Aäron, Nadab en Abihu (Exodus 24,1), zo gaat Jezus hier een hoge berg op, samen met Petrus, Jakobus en Johannes.

Stralend als de zon

‘En Hij werd van gedaante veranderd, voor hun ogen’ (Matteüs 17,2). Het Grieks heeft hier een passivum, meestal opgevat als passivum divinum. Ook over Mozes staat dit geschreven. Die straalde zelfs zo, toen hij van de berg af kwam, dat hij een doek voor zijn gezicht deed om de omstanders niet te verblinden. Jezus zal niet veel minder gestraald hebben, eerder meer! Om met Matteüs 12,41 te variëren: meer dan Mozes is hier! Hij straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. Het zijn elementen (stralen, wit zijn) die duiden op Godsontmoeting of Godspresentie. In Matteüs 28,3 vinden we analoge beelden bij (een bode van) God: uiterlijk als bliksem, kleding wit als sneeuw.
‘En zie, daar verschijnen Mozes en Elia!’ (Matteüs 17,3). Wet en profeten. Beide, wet en profetie, zijn gestalte van God. ‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God,’ zegt Johannes (1,1). Matteüs zal hier niet anders over ge- dacht hebben. En zij spreken met Hem: sullalountes, een samenspraak, samenklank. Alles wat in wet en profeten aan de orde is, krijgt gestalte, hééft volgens Matteüs gestalte gekregen in Jezus. Als je wilt weten wie God is, moet je kijken naar Jezus. In Hem is dat stralend zichtbaar geworden. ‘En Hij heeft onder ons gewoond,’ zal Johannes (1,14) later zeggen: Hij heeft zijn tent onder ons opgeslagen.

Een stem uit een lichtende wolk

Ook Petrus wil een tent opzetten, drie zelfs (Matteüs 17,4). ‘Het is goed dat wij hier zijn,’ zegt hij. Echter, evenals in Matteüs 16,22, maar anders dan in Matteüs 16,17, weet hij niet wat hij zegt. Hoe zul je ook echt raad weten met iemand als Jezus? Zoon van de levende God? En dan lijden, gedood worden, enzovoort? Wat vindt Petrus eigenlijk goed aan dat onderonsje waarvan hij, samen met Jakobus en Johannes, getuige is? Hij kletst maar wat en het ver- rast dan ook niet dat hij onderbroken wordt door een stem uit een lichtende wolk (Matteüs 17,5).
Een merkwaardig beeld: een lichtende wolk die niettemin schaduw geeft. Een verwarrend beeld ook: wie worden beschaduwd door die lichtende wolk? Alleen Mozes en Elia met Jezus, of ook de drie leerlingen? De wolk doet denken aan die andere vreemde wolk uit Exodus 14,19-20, die duisternis was én de nacht verlichtte en die een pad effende door de dood heen naar nieuw leven. Is dat ook hier aan de orde wanneer er gesproken wordt over het lijden van Jezus, zijn sterven en dood en zijn opstanding na drie dagen?

Zoon van de levende God

De stem uit de wolk bevestigt wat Petrus zegt in Matteüs 16,17 en herhaalt wat Hij zei bij de doop van Jezus: ‘Deze is mijn zoon, de geliefde, in wie Ik welbehagen heb’ (Matteüs 3,17). Je kunt ‘zoon der wet’ zijn (Hebr.: bar mitswah), of ‘zoon van de donder’ (Marcus 3,17), enzovoort. Het betekent niets anders dan: ‘net als (…)’. Als Jezus ‘Zoon van God’ wordt genoemd, betekent dat: ’t is net z’n Vader. Als je wilt weten wie God is, moet je kijken naar Jezus. Zo ziet Matteüs Jezus. Daarom laat hij Hem stralen op die berg en samenspreken met Mozes en Elia. Maar zie, meer dan Mozes is hier. Aldus de evangelist. Johannes zal zeggen: ‘Het Woord is vlees geworden.’ Matteüs voegt nog toe: ‘Hoort naar Hem!’ Johannes (1,18) zal zeggen: ‘Hij (Jezus) is de exegese van God.’ Wat moeten de leerlingen horen op dat moment, daar op die berg, na die zes dagen? Ik denk dat zij moeten horen wat Jezus’ weg is, de messiaanse weg. Dat zij moeten horen en verstaan wat Petrus nu juist niet wilde horen en verstaan: dat deze weg, de weg van het Woord, een kruisweg is. Een weg als een door- tocht, door de wateren van de dood naar het leven. Een exodus (Lucas 9,31). En dat de heerlijkheid, het stralen van God dáár zichtbaar wordt waar deze weg van Gods liefde en recht in consequent gehoor geven wordt gegaan. Dat moeten de leerlingen en de gemeente die zij representeren horen en verstaan.

Dit te horen en te verstaan is een vreeswekkend iets (Matteüs 17,6). Let wel: de grote vrees wordt niet gewekt door wat ze zien, maar door wat ze horen! Wie zal leven uit dit gehoor? Wie zal deze weg gaan? Wie zal de moed hebben om achter Jezus te komen (Matteüs 16,24) en Hem te volgen op deze weg? Dat kan alleen wanneer je werkelijk door Jezus bent aangeraakt en je ogen gericht houdt op Hem alleen (Matteüs 17,7-8). Die aanraking zelf betekent een overgang van dood naar leven (Matteüs 8,3.15; 9,25.29).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken