Menu

Basis

De Molukse Evangelische Kerk als rode draad in mijn leven

In 1955 zag ik het levenslicht. Mijn ouders werden in 1952 in de echt verbonden in het voormalig kamp Westerbork, onder Molukkers bekend als Kamp Schattenberg. Het huwelijk vond plaats bij het kerkgenootschap Classis Geredja Protestan Maluku di Belanda. Dit huwelijk werd ingezegend door ds. Samuel Metiary. In februari 2022 zouden mijn ouders zeventig jaar getrouwd zijn geweest, ware het niet dat mijn vader in 1998 en mijn moeder in 2017 zijn overleden.

Afscheid van een moederkerk

In 1951 leidde een principieel verschil van mening tussen de Moederkerk Geredja Protestan Maluku (GPM) op Ambon en de Classis Geredja Protestan Maluku di Belanda (GPMB) in Nederland tot de totstandkoming van een eigen kerkgenootschap. In een kanselboodschap van de Moederkerk, die werd uitgebracht naar aanleiding van de onafhankelijkheidsviering van de Republik Indonesia op 17 augustus 1951, werden de leden opgeroepen de Republik Indonesia te ‘erkennen als een door God geplaatste overheid’. Dat ging de Dochterkerk in Nederland te ver. De al moeizame onderlinge relatie werd ernstig verstoord.

Solidair blijven met de mensen die je dient

De reactie van Classis GPMB op de kanselboodschap werd verwoord in een verklaring op 31 augustus 1951 waarin de Classis GPMB zich solidair verklaarde met het Zuid-Molukse volk en het rechtvaardige streven van het kerkvolk naar een vrije Republiek der Zuid-Molukken. Met deze verklaring gaf de Classis GPMB te kennen onder geen enkel beding zich te onderwerpen aan de kanselboodschap van de Moederkerk. Zo namen Moederkerk en de Dochterkerk afscheid van elkaar. Na de nodige voorbereidingen werd op 25 november 1952 de Geredja Indjili Maluku (GIM) opgericht, nu zeventig jaar geleden.

Actief betrokken

De verschillende mijlpalen binnen het religieuze leven van het gezin van mijn ouders vonden binnen de GIM plaats. Ook namen mijn (groot)ouders actief deel aan het kerkelijke leven binnen de gemeente. Opgroeiend binnen een gezin dat zo nauw betrokken was bij de GIM en de omgeving die dezelfde sfeer ademde, was het bijna onvermijdelijk dat ook ikzelf actief betrokken raakte bij de GIM.

Als basisschoolkind werd ik gevraagd om mee te doen met het kerstspel, het voordragen van gedichten, of voor sporten spelactiviteiten. De zondagsschool bezocht ik heel graag, omdat een leidster het Bijbelverhaal zo beeldend kon vertellen dat deze verhalen zich voor mijn ogen afspeelden.

Als kind nam ik niet alles klakkeloos aan, ik stelde vragen die niet altijd bij een aantal zondagschoolleiders in goede aarde vielen. In mijn vroege jeugd was ik bestuurslid van de Persekutuan Pemuda Kristen Maluku (PPKM), de jongerenorganisatie van de GIM, eerst lokaal en later regionaal actief. In de hoedanigheid van eerste vrouwelijke voorzitter van het regionale bestuur van de PPKM kreeg ik te maken met het traditioneel denkende mannenbolwerk binnen de kerkelijke organisatie. Gelukkig was het predikantenkorps vrij divers. Over het algemeen was de GIM in die jaren redelijk behoudend, zowel met betrekking tot de inhoud van de kerkelijke boodschap, de interne organisatie en de positie van de kerk in de samenleving.

Diverse kadercursussen, die de GIM organiseerde in de jaren zeventig en tachtig, heb ik in Utrecht gevolgd. Zelf heb ik ook cursussen en vormingsweekenden georganiseerd. Op die manier werd mijn netwerk groter, een netwerk waarvan ik tot de dag van vandaag de vruchten van pluk.

Door de jaren heen leidde dit tot ontmoetingen met geloofsgenoten, die er verschillende opvattingen op na houden over kerkzijn en het beleven van het christelijk geloof. Spelenderwijs leerde ik omgaan met verschillen, discussie en debat, bruggen slaan en verbinden, in een sfeer van onderling respect en waardering.

Molukse inkleuring kinderwerk

In de jaren negentig werd ik door de Pusat Peran, de educatieafdeling van GIM, en de Magim, zondagsschool, gevraagd om materiaal te ontwikkelen voor het werken met kinderen op de zondagsschool. Samen met Sien Pattiruhu en Saar Noya, beiden werkzaam in het onderwijs, vormden wij de Projectgroep Tangkas. Na anderhalf jaar van nadenken, onderzoek en gesprekken voeren, ontwikkelde de projectgroep in 1999 een totaalpakket voor 4- tot 15-jarigen. Een losbladige map met een cassettebandje met liedjes, waarbij aansluiting gezocht is bij de praktijk van de pengadjars, de zondagschoolleiders.

Tangkas was de Molukse inkleuring van het bekende Kind op Zondag, Het bestaande materiaal van dit verwerkingsaanbod voor kinderen in de kerk is goed van kwaliteit, maar gaf voor het Molukse kind met zijn en haar specifieke achtergrond te weinig culturele en maatschappelijke aansluiting. Specifiek Molukse onderwerpen werden dan ook in Tangkas behandeld en voor de diverse leeftijdsgroepen uitgewerkt.

Geloven en beleven vanuit de eigen culturele context

Denk aan de piring natzar, kantung kolekta, peti derma, pesta serani, masohi en muhabat, de kring van het Molukse kind, papa en mama ani, Molukse rolmodellen, Tete Manis, bahu-membahu, suka menolong (zie kader). Bestaande Nederlandse liederen vertaalden we in het Maleis, waarbij het in de Molukse cultuur kenmerkende meerstemmig zingen werd gestimuleerd.

Met deze Molukse inkleuring van Kind op Zondag wil de Projectgroep Tangkas stimuleren dat het Molukse kind zowel als de Molukse volwassene weet dat geloven en het beleven vanuit de eigen culturele context vanzelfsprekend en normaal is.

piring natzar de offerschaal, waar thuis de gaven voor de kerk bewaard worden en waar de ontmoeting plaatsvindt met God
kantung kolekta collectezak
peti derma offerkist
pesta serani doopfeest
papa en mama ani peetouders, getuigen bij de doop
masohi en muhabbat begrippen uit de grondtaal, die staan voor onderlinge hulpvaardigheid, gastvrijheid en liefde;
bahu-membahu en suka menolong zijn hier de moderne termen voor
Tete Manis betekent ‘zoete grootvader’; het staat niet alleen voor opa, maar is ook een koosnaam voor God

Golfbeweging

Als Badan Madjelis Geredja, kerkenraad, van djemaat Bovensmilde hebben we ook de ontwikkeling van de Molukse inkleuring van de dienstverlening meegemaakt.

Zoals bijvoorbeeld de periode van veertig dagen na het overlijden van een persoon die tot de rituelen van de Molukse mens als afsluiting van een rouwperiode behoorde. Op een gegeven moment heeft de GIM dienstverlening rond deze ‘veertig hari’ afgeschaft, omdat dit niet paste binnen de theologische opvatting van de GIM.

Voordat ik in 2015 afscheid nam als kerkenraadslid heeft de GIM als beleid weer ingevoerd dat de bediening van de veertig hari op verzoek van de familie verzorgd kan worden. Een golfbeweging, een zoektocht naar wat past bij de mensen die je als kerk dient. Eén golfbeweging is gelukkig achterwege gebleven. In 1952 hebben de toenmalige kerkelijke leiders gekozen om zich solidair te verklaren met het Zuid-Molukse volk en met het rechtvaardige streven van het kerkvolk naar een vrije Republiek der Zuid-Molukken.

Empatpuluh (40) hari Het gebruik van de ‘veertig hari’ – in het Nederlands is dit letterlijk ‘veertig dagen’ – heeft ook een theologische connectie met de veertig dagen van Jezus na Pasen tot aan Zijn hemelvaart.

Zeventig jaar na dato is de missie van de GIM niet veranderd: solidair blijven met de mensen die je dient. Het gaat om de waarden rechtvaardigheid en vrijheid. Zolang de GIM deze waarden in de praktijk laat zien, te midden in de samenleving, zo lang blijf ik bij de GIM.

Trientje Solisa is geboren in het Molukse kamp De Schattenberg, woonoord in voormalig Kamp Westerbork. Zij zag een opleiding in de theologie wel zag zitten, maar ging naar de Pedagogische Academie om voor de klas te staan. In 1977 was ze een van de initiatiefnemers van de Molukse Onderwijsgroep in Bovensmilde. Deze legde de basis voor het latere bicultureel onderwijs. Daarna werkte ze als schoolbegeleider in Drenthe en vervolgens als docent binnen het MBO van het ROC van Amsterdam. Ze bekleedde diverse nevenfuncties, op vrijwillige basis. Op lokaal niveau heeft ze tien jaar deel uitgemaakt van de kerkenraad van de GIMgemeente in Bovensmilde. Vanaf 2010 tot heden is zij minister van Educatie en Communicatie in de RMS-regering in ballingschap. Onder haar verantwoordelijkheid is een team van ongeveer vijftien personen actief.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken