Menu

Premium

De onrechtvaardige pachters van de wijngaard

Bij Jesaja 5,1-7 en Matteüs 21,33-43

‘Ik wil zingen van mijn vriend, het lied van mijn vriend en zijn wijngaard’ (Jesaja 5,1). Gaat Jesaja een liefdeslied zingen? Er staat immers nog meer liefdespoëzie in de Bijbel. Maar misschien was het ook wel een werklied, dat zwoegers op het land samen zongen om het werk dragelijker te maken, zoals de working blues van de zwarte slaven, vroeger op de katoenplantages in Amerika.

In dat soort liederen klinkt vaak een stuk van het leven van de werkenden mee. Ook in het lied van Jesaja klinkt iets van zijn leven mee, in ieder geval de politieke situatie van die dagen: een situatie waarin rechtsverkrachting heerst in plaats van rechtsbetrachting.

Van lied tot gelijkenis

Een wijngaardenier die zulke vruchten in zijn wijngaard aantreft, zal zijn handen ervan aftrekken en hem niet langer verzorgen. Jezus geeft een variant op dit lied van Jesaja. Ook Hij vertelt over een mens die een wijngaard plant, een omheining aanlegt en een wijnpers en wachttoren bouwt. Hij maakt van het lied een gelijkenis, als vervolg op een spannend gesprek met de joodse leiders. Jezus heeft duidelijk een appeltje met hen te schillen. Hun en het hele Joodse volk houdt Hij een spiegel voor. Zij zijn de pachters, die de eerdere boodschappers gemarteld en gedood hadden; zij zullen ook de zoon van de eigenaar van de wijngaard doden. Hun wordt gezegd: het Koninkrijk van God zal van u weggenomen worden en gegeven aan een volk dat er de vruchten van zal voortbrengen.

Pijnlijk

Wat nu? Wordt de plaats van Israël ingenomen door een ander volk? Wordt de kerk soms het volk van God in plaats van het Joodse volk? Worden de joden hier verworpen als Christusmoordenaars? Het zijn woorden die pijn doen aan mijn oren, als ik denk aan de geschiedenis, aan de wandaden tegen het Joodse volk door (onder andere) christenen. Ook de samenstellers van het leesrooster deden deze woorden pijn: ze willen het afsluitende vers 44 al niet meer horen, waarin over die hoeksteen nog eens wordt gezegd dat wie erover struikelt, gebroken wordt, en als hij op je valt, word je erdoor verpletterd.

De moeilijkste tekst uit de Bijbel – zo is het evangelie van vandaag ooit genoemd, en terecht. Het zijn woorden waarvan ik denk: dit mag Jezus eigenlijk helemaal niet gezegd hebben. Het liefst zou ik deze woorden wat ombuigen, zodat ze een ethische betekenis krijgen, een waarschuwing voor alle mensen om de boodschappers en de zoon van de heer van de wijngaard niet te verwerpen. Maar helaas, deze woorden slaan werkelijk in eerste instantie op de joden. Overigens hebben we hier evenals bij Jesaja te maken met binnen-joodse kritiek. Gelukkig is deze gelijkenis in de kerkgeschiedenis meestal niet gebruikt tegen de joden. Als de kerk fulmineerde tegen de joden, gebruikte ze andere teksten, niet deze. Toch is dit een tekst waar je behoorlijk mee in je maag kunt zitten als exegeet en predikant. Om er iets van te begrijpen, moet je hem zien vanuit zijn eigen tijd, waarin er van jodenvervolging nog geen sprake was. Vanuit de geschiedenis ervoor ook, vanuit het lied van Jesaja, dat erin doorklinkt.

Profetie

Het lied van mijn vriend en zijn wijngaard zingt van liefde en betrokkenheid, maar ook van de totale ondergang van de wijngaard. Een profetie. Maar wat is een profetie? Een boodschap die in code informatie over de toekomst geeft? Een soort puzzel van de toekomst? De bijbelse profetie is iets anders. Vaak zijn het harde waarschuwingen, die laten zien waarnaar je op weg bent. Soms zijn het ook bemoedigende woorden, die ondersteunen en hoop geven. Al vaak hebben profeten de ondergang van Israël aangekondigd. Maar deze dreiging, hoe hard en bot ook gebracht, was nooit het laatste woord. Jona voorspelde de totale verwoesting van Ninevé, maar toen Ninevé zich bekeerde, werd het gespaard. De profetie had gewerkt. Evenals Jona’s profetie hoopt de profetie van Jesaja, evenals later die van Jezus, op een reactie. Profetie provoceert: ‘Inwoners van Juda en Jeruzalem, spreek recht tussen mij en mijn wijngaard’, zo lokt Jesaja een antwoord uit (Jesaja 5,3). Jezus vraagt evenzo: ‘Wat zal de heer van de wijngaard doen met die onrechtvaardige pachters, als hij komt?’ (Matteüs 21,40).

Bouwen met natuursteen

Dan komt er een ander beeld: in de plaats van pachters die in een wijngaard werken, komt het beeld van bouwlieden die een steen verwerpen. Dat lijkt ver uit elkaar te liggen, maar we moeten erbij bedenken dat als je in de bergen een veld wilt gaan bebouwen, je er eerst de stenen uit moet halen. Dat is hard en zwaar werk, maar een bij-effect is dat je een stapel stenen overhoudt waarmee je iets kunt bouwen. Aan het begin van de gelijkenis horen we ook van een omheining en een toren. Het is een heel gepuzzel, dat bouwen met natuursteen. Je gaat selecteren wat wel of niet bruikbaar is. Daar kun je grote fouten bij maken. We horen van een steen die verworpen wordt, maar de hoeksteen had moeten zijn. Hoe selecteren we, wat laten we toe in het bouwwerk van ons leven en wat niet?

Een goede hoeksteen geeft samenhang aan het hele gebouw; een steen die niet past, kan losraken en – juist als het om een toren gaat – iemand verpletteren. Jezus waarschuwt de joodse leiders en zijn hele volk hiervoor met profetische woorden, zo hard als steen.

Dat gaf en geeft ons als christenen nog niet het recht om dit aan het joodse volk voor te houden. Net zomin als Jona het recht had om zich te beklagen toen Ninevé gered werd, kunnen wij ons beroemen op een hogere positie. Als we deze gelijkenis lezen, is het vanuit het besef dat ook wij Gods Koninkrijk niet in ons bezit hebben, dat het niet vanzelfsprekend is dat we dragers zijn van Gods belofte. En dat het ook aan ons is, goede en betrouwbare pachters te zijn van Gods wijngaard.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken