Menu

Basis

De opleiding tot kerkelijk werker

Hoe word je kerkelijk werker? Welke opleiding moet je daarvoor doen en hoe ziet die er uit? Daarover gaat het in dit artikel.

Dr.L.W. Nijendijk is docent theologie en levensbeschouwing aan de Chr. Hogeschool Windesheim in Zwolle en predikant van de Protestantse Gemeente Harlingen-Midlum (i.w.)

HBO-theologie

Een kerkelijk werker is een HBO-theoloog. Toen in de laatste decennia van de 20e eeuw allerlei hogere beroepsopleidingen (lerarenopleidingen, sociale academie, verpleging, hogere technische opleidingen) werden samengebracht in Hogescholen meldden de theologen zich ook. Het eerst met een opleiding tot leraar godsdienst en later ook met de pastorale variant: de opleiding Godsdienst-Pastoraal Werk. Aan diverse Hogescholen werd deze opleiding aangeboden. Inmiddels zijn er ook weer een paar opleidingen opgeheven, zodat er nu nog drie Hogescholen over zijn waar de (erkende) opleiding GPW wordt gegeven. Voor de protestantse variant: de Christelijke Hogeschool Ede en de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle. Voor de katholieke variant: de Fontys Hogeschool te Tilburg/Utrecht. De opleiding wordt zowel in voltijd als in deeltijd gegeven. Voltijders komen vaak rechtstreeks van het middelbaar onderwijs, deeltijders doen de opleiding naast of na een werkkring.

Om tot het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) toegelaten te worden moet je minimaal een HAVO-diploma hebben of een MBO4-diploma. Wie dat niet heeft en ouder is dan 21 jaar kan ook nog een toelatingsexamen doen: het colloquium doctum, ook wel bekend als de 21+ toets. Er vindt ook altijd een intakegesprek plaats.

Net zoals de universiteit kent ook het HBO de zogenaamde bachelor-master (ba-ma) structuur, waarbij de bachelor voor de basisopleiding staat en de master voor de voortgezette opleiding. Om kerkelijk werker te worden heb je alleen de bacheloropleiding nodig (in de RK-kerk ook de masteropleiding). De bacheloropleiding Godsdienst-Pastoraal Werk duurt vier jaar en bestaat uit twee fasen: een propedeutische fase en een hoofdfase. De propedeutische fase duurt 1 -1½ jaar, daarna komt de hoofdfase. En zoals alle studenten krijgen ook theologiestudenten aan het einde van hun eerste jaar een bindend studieadvies. Dat wil zeggen dat, als de student een bepaald aantal punten niet heeft behaald, de studie niet kan worden voortgezet. Een groot deel van het studieprogramma is voor iedereen hetzelfde (de zogenaamde major), een kleiner deel bestaat uit keuzeprogramma’s (de minoren), al naar gelang het toekomstige beroep dat de student voor ogen heeft. Daar zitten ook minoren bij, die specifiek gericht zijn op het werk als kerkelijk werker.

…keuzeprogramma’s, al naar gelang het toekomstige beroep

Als alles met goed gevolg is afgerond ontvangt de student het diploma Bachelor of Theology, en dat vormt de basis voor een benoeming in de praktijk.

Het karakter van de opleiding

Wat is nu het eigene van deze HBO-opleiding? Vanouds bekend zijn natuurlijk de universitaire theologiestudies, die je moet volgen als je predikant wilt worden. Een predikant is dus een academicus en een kerkelijk werker een HBO-er. Natuurlijk zijn er overeenkomsten tussen deze twee, het gaat immers om hetzelfde vak: de theologie. Maar de accenten liggen toch wel verschillend. Zoals je onder mensen ook denkers en doeners hebt, zo zou ik het accentverschil tussen universiteit en HBO ook willen karakteriseren: universiteit meer voor de denkers en HBO meer voor de doeners. Beide hebben we nodig in de kerk: mensen die concepten en ideeën kunnen ontwikkelen én mensen die ze in praktijk kunnen brengen. Het mooiste is, als deze twee goed met elkaar samenwerken. Zo kunnen ze elkaar goed aanvullen.

Een accentverschil tussen universiteit en HBO, als van denkers en doeners

In het HBO ligt het accent dus op de praktijkgerichtheid. Natuurlijk is er theorie, zoals exegese, kerkgeschiedenis, systematische theologie en godsdienstwetenschap, maar die staat toch vooral in dienst van de praktijk. En dan hebben we het over de pastorale praktijk: leren pastorale gesprekken te voeren met mensen. De educatieve praktijk: leren om te gaan met groepen, jong en oud, en een leerproces op gang te brengen. De agogische praktijk: het begeleiden van veranderingen in gemeenten en organisaties. De liturgische praktijk: het leren gestalte te geven aan diverse soorten vieringen. En de student leert ook een praktijkgericht onderzoek te doen: niet alleen maar in de boeken, maar ook in de praktijk onder de mensen. Aan toekomstige HBO-theologen wordt ook geleerd hoe het is om als zelfstandige ‘op de markt’ te opereren. Bij een beroep als dit speelt idealisme vaak een grote rol, en dat is een goede zaak. Maar daarnaast kan een gezond stukje ondernemerschap ook heel nuttig zijn, en dat geldt niet alleen als men als zzp-er wil starten, maar ook als er een dienstverband met een gemeente of instelling komt.

En bij dat alles denken we na over wat onze bronnen zijn, van waaruit we dat allemaal doen, onze levensovertuiging, ons geloof en de manier waarop zich dat ontwikkeld heeft en nog ontwikkelt. Dat alles gebeurt niet alleen in de leslokalen en leerpleinen op school, maar ook tijdens de stages die de student op diverse plekken doet, om direct kennis te maken met de praktijk. Kortom, een hele brede, gevarieerde studie, waarbij praktijk, theorie en reflectie hand in hand gaan.

Afgestudeerd, en dan?

Waar komen nu de mensen terecht, die deze studie hebben afgerond? Dat kan heel verschillend zijn. Sommigen komen in (zorg-)instellingen terecht als geestelijk verzorger, sommigen in (buurt-)opbouwwerk, anderen vestigen zich als zelfstandig geestelijk begeleider. En er zijn er die nog doorstuderen en voor een HBO-of universitaire master theologie gaan. Maar een groot deel van de afgestudeerden wordt toch kerkelijk werker in verschillende kerken. In sommige kerken kan men als HBO-er voorganger worden, in andere weer niet. Om in de Protestantse Kerk benoemd te kunnen worden als kerkelijk werker moet men ingeschreven staan in het register van kerkelijk werkers. Dat register wordt telkens in het Jaarboek van de PKN gepubliceerd, zodat iedereen kan zien wie daarin opgenomen is.

Een gesprek over de motieven om dit werk te kiezen en de affiniteit met de kerk

Hoe kom je in dat register? Opname in het register van kerkelijk werkers moet aangevraagd worden bij het synodesecretariaat en dan moet voldaan zijn aan een aantal voorwaarden. In de eerste plaats dus het bachelor-diploma Godsdienst-Pastoraal Werk van een door de PKN erkende opleiding. Daarbij moet je ook de juiste minoren gevolgd hebben, namelijk die op het werk van kerkelijk werker gericht zijn. Verder moet je belijdend lid zijn van de PKN en een positieve referentie uit je plaatselijke gemeente hebben. En dan is er nog het gesprek met de Inschrijvingscommissie, een gesprek dat vooral gaat over de motieven waarom men voor dit werk wil kiezen, over de affiniteit met de kerk en over de gevolgde opleiding. Als dat gesprek met succes is afgerond volgt inschrijving in het register en is de kandidaat benoembaar als kerkelijk werker. Andere kerkgenootschappen vragen soms een aanvullende opleiding, die door het eigen kerkgenootschap wordt verzorgd.

Werken als kerkelijk werker

En dan aan het werk! Wat doen kerkelijk werkers zoal? Ook dat hangt natuurlijk sterk van de situatie af. Vaak worden ze ingezet in een deelgebied van het werk, bijv. het pastoraat aan een bepaalde groep mensen (ouderen, jongeren) of een bepaalde wijk. Ook het geven van catechese en jeugd-en jongerenwerk komt veel voor. Maar ook diaconale taken, opbouwwerk en soms het begeleiden van (veranderings-) processen in gemeentes. Sommige kerkelijk werkers kiezen voor werken in de zending. En sommigen worden gemeentevoorganger.

Ook in de PKN is er tegenwoordig de mogelijkheid dat in bepaalde gevallen de kerkelijk werker het werk ‘als van een predikant’ doet. Dat kan als in een gemeente geen predikant is en daar ook niet op een andere manier in voorzien kan worden. Een kerkelijk werker doet dan al het predikantswerk, inclusief het voorgaan in kerkdiensten. In zo’n geval kan aan de kerkelijk werker ook de bevoegdheid voor de sacramentsbediening worden verleend. Dat is een vrij nieuw fenomeen, waar de opleidingen nog niet geheel en al op toegesneden waren. Uiteraard is dat nu aangepast en is er meer aandacht voor het voorgaan in de liturgie gekomen.

Overigens: het leren is dan nog niet voorbij. Ook de kerkelijk werker neemt deel aan de permanente educatie en zal dus ook tijd besteden aan verplichte en vrijwillige nascholing. Met de snelle ontwikkelingen die kerk en geloof doormaken is dat geen overbodige luxe.

Predikanten en kerkelijk werkers zijn volop professionals, elk met eigen accent

Tot slot

Is er toekomst voor de kerkelijk werker? Met alle vergrijzing en krimp, die we in de kerk kennen, kun je je dat natuurlijk afvragen. Als ik de actuele situatie bekijk, dan vinden de meeste afgestudeerden die dat ambiëren wel een baan als kerkelijk werker. Kijk ik wat verder vooruit, dan denk ik zeker dat er toekomst is, al zal het karakter van het werk wellicht gaan veranderen. Daarbij denk ik, dat het begrip ‘samenwerking’ een cruciale rol gaat spelen. Soms hebben predikanten en kerkelijk werkers de neiging elkaar als concurrenten te zien. Dat lijkt me geen vruchtbare benadering. Beide zijn volop professional, maar elk met een eigen accent. Als we die professionaliteit benutten, ook als het gaat om samenwerkingsverbanden van bijv. meerdere gemeenten in één regio, dan zie ik toekomst, zowel voor de kerk, de predikant als de kerkelijk werker. Ook hier geldt: laten we de velerlei gaven benutten, die mensen hebben meegekregen tot welzijn van allen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken