Menu

None

De prediker als eerste luisteraar

Dr. Filip De Cavel licht kort de resultaten van zijn promotieonderzoek toe. De handelseditie van zijn proefschrift The Preacher as ‘First Listener: ‘Calling’ as a Source of Authority within the Flemish Evangelical Preaching Tradition verscheen bij Lit Verlag in mei 2020.

“Nu dan, de Schrift is een spraakzaam boek; het praat en doet mensen praten.”

Charles H. Spurgeon

Reis met mij in gedachte bijna 150 jaar terug in de tijd. We spreken 22 oktober, 1871 en bevinden ons in een kerk, ergens ten zuiden van London. Een 37-jarige man beklimt de kansel. Hij opent Gods Woord en leest het laatste gedeelte voor uit Spreuken 6:22, “…als je ontwaakt, zal dat tot je spreken” (HSV). Die ‘dat’ slaat op Zijn Woord. De man in kwestie zou later bekend worden als de Prins der Predikers, met een totaal van 3563 gepubliceerde preken op zijn conto. U raadt het al, niemand minder dan Charles H. Spurgeon. Op 10 mei 1917 zou de uitgever van Spurgeons preken de spreekwoordelijke stekker eruit trekken wegens papiertekort naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog. Een honderdtal predikingen bleven daardoor onuitgegeven.

Spurgeon, van wie men ook verklaarde: “Waar je hem ook prikt, hij bloedt de Bijbel!” In die woorden uit Spreuken 6:22 ligt volgens mij dan ook het geheim van Spurgeons productiviteit, of nog belangrijker, zijn constante kwaliteit. Om het met de woorden van theoloog Wim Dekker te verklaren, Spurgeon bezat een “basishouding van ontvankelijkheid”. Dat Spurgeon ontelbare hoorders zou aanspreken, kan alleen maar verklaard worden door de realiteit dat hij vooreerst een hoorder was. Hij werd wakker en wat is het eerste wat zijn gedachten bereikt? God die spreekt. Tot hem. Tot ons.

De luisterende leraar

Een andere tekst over ontwaken en het ontvangen van Gods Woord die tot ons komt, vinden we in Jesaja 50:4, 5, een tekst die de noodzaak benadrukt voor de leraar om een luisteraar te zijn:

“De Heere HEERE gaf Mij een tong van een die onderwijs ontving,

zodat Ik weet met de vermoeide een woord op de juiste tijd te spreken.

Hij wekt Mij elke morgen, Hij wekt Mij het oor,

zodat Ik hoor als zij die onderwijs ontvangen.

De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend,

en Zelf ben Ik niet ongehoorzaam,

Ik wijk niet terug.”

(HSV)

Wat Jesaja hier onthult, is de nederige houding van de luisterende onderwijzer. Deze passage wakkert het besef aan dat de menselijke luisteraar te maken krijgt met een dagelijkse doofheid waarbij God elke ochtend opnieuw handelt zodat de leraar kan horen, begrijpen, meer zelfs, gehoorzamen: God spreekt, en de onderwijzer wordt onderwezen.

Prekers kunnen zich identificeren met deze realiteit. Het wekelijkse preekproces én de frequentie van het aantal preken op jaarbasis dwingt tot ootmoed en overgave. Wie kan dit volhouden als God niet zou spreken, als God ons niet doet luisteren? Deze bijbelse verwijzingen naar het luisteren, benadrukken de behoefte aan homiletische literatuur die een duurzame spiritualiteit van onderscheiding kan aanbieden. Jammer genoeg valt die literatuuroogst mager uit, vooral binnen mijn eigen confessionele traditie, de Evangelische. Weinig boeken over prediking integreren het element van spiritualiteit aan de kant van de prediker. Inspelend op deze behoefte biedt mijn boek, dat gebaseerd is op de resultaten van een promotieonderzoek, suggesties om deze leemte op te vullen.

Onderscheidingsvermogen en luisterproces

Hoewel de recente verschuiving naar een meer luisteraar-gerichte benadering in homiletische studies een verhoogde fijngevoeligheid voor de luisteraar zijn/haar zingevingsproces suggereert, toont mijn onderzoek aan dat de gevolgen voor de prediker niet met dezelfde empirische strengheid zijn benaderd. In plaats van te zoeken naar manieren om betekenis toe te schrijven aan het zelfverstaan en de spirituele praktijken van de prediker, heeft homiletisch onderzoek zich in het algemeen gericht op het genereren van aanbevelingen voor een betere prediking.

Mijn onderzoek naar homiletische praktijken heeft dan ook tot doel het onderscheidingsvermogen van de prediker en het luisterproces bij de voorbereiding, het ontvangen en het houden van de preek in het context van de (Vlaamse) evangelische prediking, kritisch te evalueren. Om deze kwesties diepgaand te onderzoeken, heb ik acht predikers geïnterviewd die actief zijn binnen de Vlaamse Evangelische context. De resultaten zijn zeker overdraagbaar naar een internationale context.

Bronnen van gezag

Intentioneel beschrijvend van aard, wijst mijn onderzoek op een gebrek aan methodologische duidelijkheid binnen het domein van de homiletische spiritualiteit. Doorheen de lens van de bronnen van autoriteit, beargumenteer ik dat predikers zich niet noodzakelijk bewust zijn van de bronnen van autoriteit die hun onderscheidingsproces operationaliseren. Sommige bronnen geven hun woorden gezag, terwijl andere bronnen onder de oppervlakte blijven. Ik bespreek nieuwe kandidaten voor bronnen van gezag, inclusief het begrip ‘roeping’. Deze notie van roeping, zoals die in kaart wordt gebracht door middel van heldere beschrijvingen van de contouren van de evangelische beweging en de interviewgegevens, biedt een opmerkelijk voorbeeld van een meer reflectief homiletisch streven.

Gezien de vele stemmen die kunnen wedijveren bij het reguleren en operationaliseren van de aandacht, concludeert dit onderzoek dat een hernieuwde praktisch-theologische inspanning nodig is binnen het veld van de homiletische spiritualiteit, een die het zelfbegrip van de predikant empirisch benadert.

Het belang van zelfreflectie

Een van de belangrijke bijdragen van dit boek hoopt het belang te benadrukken van de zelfreflectie aan de kant van de prediker. Wat ik bijzonder frappant vond toen ik predikanten interviewde, was het feit dat geen van hen ooit gevraagd werd naar hun devotioneel voorbereidingsproces. Binnen de protestantse traditie is het meer dan gebruikelijk om preken te laten evalueren. Twee vormen van evaluatie zijn in de mode: door de toehoorder (bijv. “Wat een geweldige preek, dominee!” is waarschijnlijk de kortste en meest vertrouwde reactie) en door de leden van de kerkenraad. Hoewel dit goede en noodzakelijke evaluatiepraktijken zijn, pleit ik voor een derde evaluatievorm, één die het zelfbegrip van de predikant verdiept terwijl hij of zij aan het voorbereiden slaat.

Het laatste woord is aan Susannah, Spurgeons vrouw. Ze werd weduwe op 31 januari 1892. De enige woorden, volgens haar, die haar ‘man uit haar jeugd’ nog zou uitspreken, leende ze uit Openbaringen 7:10. “En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!” Daar zag ze hem staan en God eren. Een prachtig einde voor iemand die heel zijn leven over God heeft gesproken.

Dr. Filip De Cavel promoveerde in de Praktische Theologie aan de University of Durham (UK). Hij is bestuursvoorzitter van de Evangelische Theologische Faculteit (Leuven, BE), Coördinator ECV (Evangelische Christengemeenten Vlaanderen) en werkt als godsdienstleraar.

The Preacher as ‘First Listener: ‘Calling’ as a Source of Authority within the Flemish Evangelical Preaching Tradition. Verschenen bij Lit Verlag in mei 2020, in de serie Homiletische Perspektiven/Homiletic Perspectives.
Het boek is (ook als e-book) onder andere te bestellen bij Lit Verlag en bij Amazon.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken