Menu

None

De preekpraktijk van Pinksteren

Vrije stof en leerstof

Het was me nooit zo opgevallen, maar op de eerste Pinksterochtend werden er eigenlijk twee preken gehouden. De eerste preek, uit meerdere monden, ging over de grote werken van God. Wat precies verkondigd werd, wordt ons niet verhaald. Het was eerder een veelheid van flitsen en fragmenten, die hen door de Geest voor de geest kwamen. Meer een greep uit wat God in Christus had gedaan, dan een geordend verhaal. Verwoord en gehoord in allerlei tongval, wekte het vooral verbazing. Het gehoorde kwam binnen, tegelijk wist men niet goed wat ermee te beginnen. Toen het door enkelen uiteindelijk spottend werd afgedaan als dronkemanspraat, nam Petrus in de verwarring het woord en schonk klare wijn. Stap voor stap zette hij aan de hand van de Schriftcitaten uiteen hoe het zat. Met de uitstorting van de Geest in relatie tot de kruisiging, opstanding en verhoging van Jezus. Zonder daar verder gedetailleerd op in te gaan, valt op hoe doordacht deze tweede preek was. Ze vormde als het ware het geraamte voor de eerste. Waardoor de verkondigde flitsen en fragmenten in een breder ‘bijbels-theologisch’ verband kwamen te staan en deel werden van het geheel van Gods openbaring.

Onwillekeurig deed het me denken aan de homiletische tweeslag van ‘vrije stof’ waarin een flits en fragment uit de Schrift ter sprake komt én de ‘leerdienst’ met een verdiepend of thematisch karakter. Het verraste me. Beide waren die Pinksterdag blijkbaar nodig. De eerste om iets los te maken, de tweede om te verduidelijken. Beide waren vrucht van de Geest, die te denken en te spreken gaf. Beide ook vonden ze dankzij de Geest gehoor: door de eerste preek werden mensen zo geraakt dat ze het niet konden wegwuiven; de tweede preek leidde tot inzicht en ommekeer, met de concrete vraag ‘wat moeten wij doen?’. Het versterkte mij in de gedachte dat de onder ons bekende dubbele praktijk van ‘vrije stof’ en ‘leerdienst’ zo gek nog niet is. Net als destijds op die Pinksterdag, verhelderen en bevestigen ze elkaar. De eerste vertolkt op een veelkleurige wijze momenten van het concrete spreken en werken van God in Zijn omgang met mensen. De laatste ontsluit bijbelse perspectieven om die verschillende momenten beter te plaatsen. Al is de insteek anders, als het goed is sluiten ze naadloos op elkaar aan. Zou de Geest niet net als toen, door beide stijlen heen, Zijn werk kunnen doen? En is het denkbeeldig dat, als de leerdienst een kwijnend bestaan gaat leiden, dit een verweekt geloofsleven kan kweken?

Uit de luisterpraktijk van de gemeente herken ik tot op de dag van vandaag hoe heilzaam de combinatie van die twee is. Bij vrije stof is er bij hoorders vaak sprake van een verrassende herkenning van hun eigen kleine levens- en geloofsverhalen met de verhalen van Abel en Kaïn, Noach en Abraham, Saul en David, Ruth, Hanna en Maria. Door leerdiensten echter komen zij bijbelse lijnen op het spoor, qua geloof, gebod, gebed, bekering en vernieuwing, waar ze zelf niet gelijk opgekomen waren. Niet zelden hoor(de) ik terug dat juist leerdiensten leidden tot geestelijke doorbraak, tot opwas in kennis en genade van Christus en tot verdieping in het geloven, hopen en liefhebben. De dubbele preekpraktijk van de eerste Pinksterdag stimuleert om daar doordacht en creatief vorm aan te blijven geven. De gemeente wordt ermee geholpen!

www.izb.nl/areopagus

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken