Menu

Premium

De rol van Ruben in Genesis 37

Analyse van een complexe bijbelse geschiedenis

Dit onderzoek is onderdeel van het NWO-project Bridging Data and Tradition: The Hebrew Bible as a Linguistic Corpus and as a Literary Composition.

In 1981 verscheen The Art of Biblical Narrative van Robert Alter.

R. Alter, The Art of Biblical Narrative, dit artikel wordt gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling: R. Alter, Bijbelse verhaalkunst, Baarn 1997.

De publicatie van deze studie markeert een belangrijk punt in de geschiedenis van de exegese van het Oude Testament. Alter wijst in zijn boek op het belang van de literaire vormgeving van verhalende teksten in de Hebreeuwse Bijbel. De aandacht voor de literaire kenmerken van bijbelse verhalen was om twee redenen vernieuwend. Ten eerste wees Alter op de terughoudendheid in de exegese om de Bijbel te benaderen als een literair product. Deze benadering werd wel toegepast bij de interpretatie van klassieke teksten, maar weinig gebruikt bij de uitleg van bijbelse teksten. De reden hiervoor was dat de meeste exegeten zich bezighielden met de inhoud van deze teksten en niet met hun literaire vormgeving. Alter laat zien dat vorm en inhoud met elkaar samenhangen. Ook bijbelse teksten maken gebruik van literaire effecten, zoals woordherhaling, literaire patronen en ontwikkeling van personages. De schrijvers van de bijbelse verhalen pasten deze middelen toe om de boodschap van de tekst vorm te geven. Door oog te hebben voor de literaire kenmerken van de tekst, krijgt een hedendaagse lezer beter zicht op de betekenis van het verhaal. Ten tweede presenteerde Alter de literaire benadering als alternatief voor de historischkritische methode. Het onderzoek naar de verhalende teksten in de Hebreeuwse Bijbel was altijd sterk gericht op de herkomst van de bijbelse teksten. Daarbij was de vraag of de tekst van het Oude Testament teruggaat op oudere geschriften, en in hoeverre het mogelijk is om binnen de huidige tekst van het Oude Testament verschillende lagen te onderscheiden. Alter benadrukt dat de klassieke exegese zich teveel richt op de ontstaansgeschiedenis van de teksten en te weinig oog heeft voor de verhalen in hun huidige vorm. De beperkte aandacht van de klassieke benadering voor de literaire en thematische verbanden in de bijbelse verhalen wijst er volgens Alter op ‘hoe beperkt de conventionele bijbelexegese is, zelfs in optimale vorm’.

Alter, Verhaalkunst, 11.

Het boek van Alter werd pas in het Nederlands vertaald, maar de literaire benadering is ook in niet onopgemerkt gebleven. In de afgelopen dertig jaar heeft het onderzoek naar de literaire eigenschappen van bijbelse teksten een duidelijke positie verworven binnen de exegese. Een bewijs hiervan is het verschijnen van de bundel De Bijbel literairin 2003.

J.P. Fokkelman, W.J.C. Weren (red.), De Bijbel literair: Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties, Zoetermeer/Kapellen 2003.

In deze bundel worden de verschillende bijbelboeken geanalyseerd op grond van hun literaire kenmerken. Bij deze analyses ligt de nadruk op de literaire eenheid van de tekst in zijn huidige vorm. Er wordt niet gekeken naar de ontstaansgeschiedenis en de mogelijke ontwikkeling van de bijbelboeken. De vraag is echter of hiermee recht wordt gedaan aan de complexe ontstaansgeschiedenis van deze teksten. Kunnen we inzicht krijgen in de boodschap van deze verhalen, wanneer we geen aandacht besteden aan de ontwikkeling ervan? Of kunnen we de inhoud van de bijbelse teksten niet los zien van hun ontstaansgeschiedenis?

deze vraag te beantwoorden, letten we op de rol van Ruben in Genesis 37. Daarbij gaan we eerst na hoe de klassieke exegese en de literaire benadering de rol van Ruben in dit hoofdstuk beoordelen. Daarna onderzoeken we de rol van Ruben in Genesis 37 op grond van de taalkundige benadering. Deze benadering probeert recht doen alle signalen in de tekst. die reden analyseert deze methode eerst de taalkundige gegevens in Genesis 37, en kijkt vervolgens naar de literaire aanwijzingen in dit hoofdstuk. de uitkomsten van de verschillende benaderingen te vergelijken, richten we onze blik ten slotte op het beeld van Ruben in Genesis 37-50. Op grond van deze analyses zijn we in staat antwoord te geven op de vraag hoe we de rol van Ruben in Genesis 37 het beste kunnen interpreteren. Kunnen we ons daarbij uitsluitend richten op de tekst van Genesis zijn huidige vorm, of dienen we ook rekening te houden met de ontstaansgeschiedenis van dit gedeelte?

Klassieke benadering

Het onderzoek naar de verhalen in de eerste vijf bijbelboeken is lange tijd gedomineerd door de vier-bronnentheorie. De bronnentheorie veronderstelt dat de tekst van de Pentateuch teruggaat op vier oudere documenten: het jahwistische geschrift (ontstaan rond 950 v.C. in het zuidelijke rijk, Juda); het elohistische geschrift (ontstaan rond 850 v.C. in het noordelijke rijk, IsraĂŤl); de voorloper van het huidige boek Deuteronomium (ontdekt rond 620 v.C.); en het priesterlijke geschrift (geschreven tijdens of kort na de Babylonische ballingschap).

Zie C. Houtman, ‘De Pentateuch’, in: A.S. van der Woude (red.) Bijbels Handboek, deel IIA: Het Oude Testament, Kampen 1982, 279-335.

Een latere redactor heeft de verhalen uit de verschillende documenten gecombineerd en er ĂŠĂŠn tekst van gemaakt. De complexe ontstaansgeschiedenis van de Pentateuch blijkt uit de verschillende overgangen en doublures in de huidige tekst.

Aanhangers van de bronnentheorie menen dat de geschiedenis van Jozef in Genesis 37 voor het grootste deel is overgenomen uit het jahwistische geschrift.

Zie J. Skinner, A Critical and Exegetical Commentary on Genesis (The International Critical Commentary), 19302.

Zij wijzen echter op twee doublures in dit hoofdstuk, die doen vermoeden dat de latere redactor ook gebruik heeft gemaakt van materiaal uit het elohistische document. De eerste aanwijzing voor de verscheidenheid in bronnenmateriaal zijn de twee verschillende aanduidingen voor de handelaren aan wie de broers Jozef verkopen. In vers 25, 27 en 28b heten ze ‘Ismaëlieten’, terwijl ze in vers 28a en 36 ‘Midjanieten’ worden genoemd.

Het tekstkritisch probleem dat de Masoretische tekst in vers 36 ‘Medanieten’ leest, laat ik hier verder buiten beschouwing.

De tweede aanwijzing is de overlap tussen de rol van Ruben en die van Juda in deze geschiedenis. Zowel Ruben in vers 21-22 als Juda in vers 26-27 probeert te voorkomen dat Jozef gedood wordt. Op grond hiervan nemen klassieke exegeten aan dat Genesis 37 geen oorspronkelijk eenheid vormt, maar een compilatie is van twee bestaande tradities. Aan het oorspronkelijke jahwistische verhaal zijn elementen toegevoegd, die afkomstig zijn uit het elohistische document. Vers 21-22 en 29-30 waarin Ruben word genoemd horen naar hun mening niet thuis in de oorspronkelijke jahwistische compositie. Ruben is ĂŠĂŠn van de stamvaders van het tienstammenrijk IsraĂŤl. Het ligt daarom voor de hand dat de Ruben-passages ontleend zijn aan het elohistische geschrift, dat zijn oorsprong vindt in het noordelijk rijk, IsraĂŤl. Dit vermoeden wordt versterkt door de overeenkomst tussen de rol van Ruben en de rol van Juda in deze geschiedenis. Dit wijst erop dat deze broers in de verschillende verhaaltradities een vergelijkbare rol vervulden.

Literaire benadering

De toenemende aandacht voor de literaire kenmerken van bijbelse teksten maakte een einde aan de dominantie van de vier-bronnentheorie. Aanhangers van de literaire benadering wijzen op het belang van de literaire en thematische verbanden die de huidige tekst tot een eenheid maken. Alter bespreekt in het eerste hoofdstuk van zijn boek bijvoorbeeld de verhouding tussen Genesis 37 en 38. Hij sluit niet uit dat hoofdstuk 38 van later datum is, maar hij laat zien dat de twee hoofdstukken door woordherhalingen en thematische overeenkomsten met elkaar verbonden zijn. Ook andere auteurs leggen nadruk op de literaire kenmerken van Genesis 37 bij hun analyse van dit hoofdstuk. Hieronder staan we stil bij twee literaire benaderingen van dit gedeelte: de structurele analyse van Jan Fokkelman en de semantische en literaire analyse van wijlen Ron Pirson.

In deze bijdrage beperk ik mij tot deze twee Nederlandse vertegenwoordigers van de literaire benadering. Ook ontbreekt hier de ruimte om in te gaan op voorstellen om de bronnenhypothese te reviseren, zoals we die bijvoorbeeld vinden in: T.B. Dozeman, K. Schmid (red.), A Farewell to the Yahwist? The Composition of the Pentateuch in Recent European Interpretation (SBL Symposium Series 34), Leiden 2006.

Structurele analyse

Fokkelman gebruikt de geschiedenis van Jozef in Genesis 37 als illustratie in zijn boek Vertelkunst in de bijbel

J.P. Fokkelman, Vertelkunst in de bijbel: Een handleiding bij literair lezen, Zoetermeer 19951, 19972.

Een uitgebreidere verantwoording van zijn visie is te vinden in het artikel ‘Genesis 37 and 38 at the Interface of Structural Analysis and Hermeneutics’.

J.P. Fokkelman, ‘Genesis 37 and 38 at the Interface of Structural Analysis and Hermeneutics’, in: L.J. de Regt, J. de Waard, J.P. Fokkelman (red.) Literary Structure andRhetorical Strategies in the Hebrew Bible, Assen 1996, 152-187.

Bij de analyse van Genesis 37 richt Fokkelman zich op de tekst zoals wij die nu hebben. Hij ziet geen aanleiding om zich bezig te houden met de ontstaansgeschiedenis van dit hoofdstuk. Dit blijkt uit de manier waarop hij omgaat met het klassieke probleem van de verschillende aanduidingen voor de handelaren die Jozef naar Egypte brengen. Fokkelman stelt dat ‘het verschil tussen de namen Ismaëlieten en Midjanieten niet onoverkomelijk is. Ons gebrek aan kennis over de handelsreizigers kunnen we oplossen óf door aan te nemen dat de karavaan uit Ismaëlitische kameeldrijvers en Midjanitische kooplieden bestond, óf door de oplossing te zoeken in Rechters 6-8, waar de binnentrekkende Midjanieten ook Ismaëlieten worden genoemd (8:24)’.

Fokkelman, ‘Genesis 37 and , 164, voetnoot 20: ‘The relation between the names Ishmaelites and Midianites is not necessarily problematic. Either we fill the blank on the caravan traders by assuming there were two different groups in the caravan: drivers who were Arabs versus tradesmen who were Midianites, or we choose a solution with the help of Jud.6-8, where the invading Midianites are also called Ishmaelites by the writer (8:24).’

Het gaat mij hier niet om de vraag hoe dit klassieke probleem het beste opgelost worden. Het gaat mij om de wijze waarop Fokkelman met de discrepantie tussen de namen ‘Ismaëlieten’ en ‘Midjanieten’ omgaat. Fokkelman benadert het verschil tussen de twee aanduidingen uitsluitend als een literair probleem dat binnen de grenzen van de huidige compositie verklaard dient te worden.

De literaire vormgeving speelt een belangrijke rol bij Fokkelmans interpretatie van Genesis 37. Hij merkt op dat in vers 18-33 sprake is van zowel circulaire samenhang als lineaire voortgang. De grenzen van de ringstructuur worden gemarkeerd door het zinnetje ‘een wild dier heeft hem verscheurd’ in vers 20 en 33:

Fokkelman, Vertelkunst, 81.

A complot van de broers: Jozef doden! (vers 18-20)

B redes van Ruben: Nee, in de put gooien (vers 21-22)

C broers werpen Jozef in de put (vers 23-24)

D een karavaan trekt langs (vers 25)

X voorstel van Juda: Jozef verkopen (vers 26-27)

D’ Jozef verkocht aan karavaan (vers 28)

C’ Ruben vindt de put leeg, scheurt zijn kleren (vers 29)

B’ en rouwt, rede tot zijn broers (vers 30)

A’ zij misleiden Jakob met kleed, Jakob meent: Jozef is vast dood (vers 31-33)

In het centrum van de concentrische structuur staat het optreden van Juda. Dat is voor Fokkelman een aanwijzing dat Juda de hoofdrol speelt in de tweede helft van Genesis 37. Hij is de ‘held’ die ernaar streeft om Zjn doel te verwezenlijken. De verwijzingen naar Ruben zijn gegroepeerd rond het optreden van Juda. Deze positie is tekenend voor de rol die Ruben in dit gedeelte vervult. ‘De concentrische structuur laat ook zien dat Ruben, de eerstgeborene van Jakob die zich verantwoordelijk voelt tegenover de vader (v. 22, slot!), aanvankelijk nuttig is maar uiteindelijk… uitgerangeerd; hij staat nu met lege handen bij wat zijn idee was: de lege put. Zo valt zijn bijdrage van de verzen 21-22 terug tot het niveau van een aardig opstapje voor Juda en zijn beslissende idee.’

Fokkelman, Verhaalkunst, 82.

De conclusie van Fokkelman luidt dat Ruben slechts een marginale rol speelt in dit gedeelte. Hij wordt overvleugeld door zijn jongere broer, Juda. Fokkelman ziet echter een lichtpuntje voor Ruben. De schrijver van Genesis 37 oordeelt niet louter negatief over hem. ‘Toch heeft de schrijver nog ’n complimentje voor hem: door hem te laten rouwen en vooral door nu ook zijn kleren als attribuut in te voeren – Ruben scheurt ze ten teken van rouw – plaatst hij hem naast de bedroefde Jakob, die na vers 33 hetzelfde doet. ’

Fokkelman, Verhaalkunst, 82.

Semantische en literaire analyse

Pirson promoveerde in 1999 aan de universiteit van Tilburg op het proefschrift The Lord of the Dreams: Genesis 37 and its Literary Context. Een bewerkte en uitgebreide versie van het tweede deel van zijn proefschrift verscheen in 2002 onder de titel The Lord of the Dreams: A Semantic and Literary Analysis of Genesis 37-50.

R.W.J. Pirson, The Lord of the Dreams: Genesis 37 andits Literary Context (proefschrift Universiteit Tilburg), 1999; R.W.J. Pirson, The Lord ofthe Dreams: A Semantic andLiterary Analysis of Genesis 37— 50 (Journal for the Study of the Old Testament Supplement Series 355), Sheffield 2002.

In deze bespreking richten we ons op dit tweede boek. Aan het begin van zijn studie maakt Pirson duidelijk dat hij zich ervan bewust is dat de Jozef-geschiedenis in de loop van de tijd is ontstaan, maar dat hij de tekst niet op die manier wil benaderen. Hij richt zich op de tekst zoals die er nu ligt, omdat hij wil laten zien dat latere toevoegingen een functie hebben in de huidige compositie.

Pirson, Genesis 3 7-50, 3: ‘I will show that these texts [those passages that are often designated as not belonging to the story of the brothers] or the seemingly alien elements, can actually be accounted for on a narrative level.’

Bij het onderzoek naar de literaire compositie richt Pirson zich niet op de vormgeving van de individuele hoofdstukken, maar kijkt hij naar de compositie van Genesis 37-50. Daarbij wijst hij op de semantische en literaire verbanden in dit gedeelte. Pirson benadrukt dat Genesis 37-50 een coherente literaire eenheid vormt. Dat heeft tot gevolg dat hij soms voor ingewikkelde exegetische vragen komt te staan. Hij gaat bijvoorbeeld uitgebreid in op de vraag: wie haalden Jozef uit de put en verkochten hem aan de Ismaëlieten? Waren dat de broers van Jozef of de Midjanieten? Op basis van de syntactische analyse van Genesis 37:28 concludeert Pirson dat het de Midjanieten geweest moeten zijn. Dit stelt hem echter voor de vraag hoe deze interpretatie zich verhoudt tot de ontknoping in Genesis 45:4, waar Jozef aan zijn broers bekendmaakt dat hij hun jongere broer is, die zij naar Egypte hebben verkocht. Pirson veronderstelt dat Jozef zich het gebeuren in Dothan niet goed kan herinneren, en dat hij onterecht heeft aangenomen dat de broers hem naar Egypte verkocht hebben, terwijl het in werkelijkheid de Midjanieten waren. Op grond hiervan komt hij tot de conclusie dat ‘de teksten rond de verkoop van Jozef laten zien, zij het niet geheel ondubbelzinnig, dat de broers Jozef niet verkocht hebben’.

Pirson, Genesis37-50, 79: ‘The texts concerning the sale of Joseph show, be it rather unequivocally, that the brothers did not sell Joseph.’

De rol van Ruben beschrijft Pirson niet alleen in verhouding tot Juda, maar ook in verhouding tot de andere broers. Wat Pirson opvalt, is de autoritaire manier waarop Ruben zich opstelt. Als hij zijn broers toespreekt, gebruikt hij voornamelijk de gebiedende wijs. De manier waarop Juda zijn ideeën naar voren brengt, sluit beter aan bij de bestaande verhoudingen. Hij betrekt de andere broers bij zijn plannen. Ruben plaatst zichzelf echter tegenover de groep, waardoor hij op weinig sympathie van de broers kan rekenen. Daarnaast constateert Pirson dat het voorstel van Ruben minder om het lijf heeft dan dat van Juda. Ruben stelt voor om Jozef niet dood te slaan, maar van dorst om te laten komen in de woestijn. Juda’s voorstel is om Jozef te verkopen, zodat hij in ieder geval in leven blijft. Volgens Pirson zijn dit de twee redenen waarom het voorstel van Ruben strandt en het plan van Juda wordt uitgevoerd. Toch laat ook Pirson niet na om te benadrukken dat er ook positieve dingen over Ruben worden gezegd. Hij merkt op dat ‘de verteller een poging doet om een positieve beschrijving van Ruben te geven, maar dat hij niet volledig slaagt in Zjn poging’.

Pirson, Genesis3 7-50, 67: ‘The narrator makes an attempt to give a positive description of Reuben (…) Yet, he does not entirely succeed in his attempt.’

De beschrijving van Ruben laat dus zien dat zjn bedoelingen goed zijn, maar dat zijn nobele intenties worden overschaduwd door zijn onhandige manier van optreden.

Evaluatie van de literaire benaderingen

Het uitgangspunt van de twee literaire benaderingen is de tekst in zijn huidige vorm. Fokkelman ziet geen reden om in te gaan op de mogelijke ontwikkeling van Genesis 37. Als er sprake is van onregelmatigheden in de tekst, dan verklaart hij die binnen de grenzen van de huidige compositie. Pirson ziet wel het nut van historisch-kritisch onderzoek, maar bewandelt zelf deze weg niet. Hij acht het voldoende om kennis te nemen van de resultaten van dit onderzoek, en te kijken hoe de latere toevoegingen functioneren in de huidige compositie. In beide analyses speelt het onderzoek naar de literaire kenmerken van de tekst een belangrijke rol. De centrale positie van Juda in de ringstructuur is voor Fokkelman een duidelijke aanwijzing dat Juda de hoofdrol speelt in de tweede helft van Genesis 37. Pirson legt de nadruk op de literaire samenhang van Genesis 37-50. Elk element in de Jozef-geschiedenis klopt binnen het geheel. Er is geen sprake van discrepanties.

De twee benaderingen komen tot een vergelijkbare opvatting over de rol van Ruben in dit gedeelte. Op grond van verschillende argumenten concluderen beide auteurs dat Ruben overvleugeld wordt door zijn jongere broer, Juda. Fokkelman meent dat Ruben slechts functioneert als de aangever van Juda. Zijn voorstel blijkt uiteindelijk niet meer dan ‘een aardig opstapje’ voor het beslissende idee van Juda. Pirson oordeelt dat Ruben zijn ideeën minder goed weet te verkopen dan Juda. Het voorstel van Ruben haalt het niet, omdat Juda zijn plan beter presenteert en zijn plan meer inhoud heeft.

Beide auteurs geven echter aan dat de beschrijving van Ruben niet louter negatief is. Fokkelman concludeert dat de schrijver iets positiefs over Ruben zegt door hem te laten rouwen. Pirson meent dat de verteller probeert ‘een positieve beschrijving van Ruben’ te geven, maar daar niet volledig in slaagt. Allebei constateren ze dus dat het optreden van Ruben en de manier waarop hij door de schrijver van Genesis 37 getypeerd wordt, niet naadloos op elkaar aansluiten. Hoe moet deze discrepantie worden begrepen? Kunnen we dit verschil verklaren binnen de grenzen van de huidige literaire compositie?

Taalkundige benadering

zicht te krijgen op de rol van Ruben Genesis 37, is het van belang om recht te doen aan alle gegevens in dit hoofdstuk. Daarom vat de taalkundige benadering dit gedeelte niet op als een literaire eenheid maar als een taalkundige eenheid. Deze aanpak laat ruimte voor de mogelijkheid dat er in de loop van de tijd door meerdere auteurs aan deze tekst is gewerkt. Aanhangers van de vier-bronnentheorie menen dat de gedeeltes waarin Ruben optreedt een doublure vormen, omdat Ruben een vergelijkbare rol in het verhaal speelt als Juda. Op grond hiervan nemen zij aan dat vers 21-22 en 29-30 geen deel uitmaken van het oorspronkelijke jahwistische verhaal, maar afkomstig zijn uit het elohistische geschrift. Het is de moeite waard om te onderzoeken of er taalkundige en literaire aanwijzingen zijn die deze visie ondersteunen of ontkrachten. Bij dit onderzoek gaan we eerst na of het taalgebruik in vers 21-22, 29-30 afwijkt van het taalgebruik in de rest van het hoofdstuk. Vervolgens kijken we naar de positie van Ruben in het verhaal. Ten slotte letten we op de manier waarop Ruben in deze geschiedenis wordt getypeerd.

Uit de analyse van het taalgebruik in Genesis 37 blijkt dat er vijf verschillende uitdrukkingen voor ‘doodmaken’ voorkomen in dit hoofdstuk. In vers 18 vinden we het werkwoord מות (hifil), dat meestal vertaald wordt met ‘doden’. Dit werkwoord komen we ook tegen op andere plaatsen in de Jozefgeschiedenis: Genesis 38:7, 10 en 42:37. In vers 20 en 26 treffen we het werkwoord הרג (qal) aan, dat vertaald worden met ‘ombrengen’. Dit werkwoord wordt ook gebruikt op andere plaatsen in Genesis: Genesis 34:25, 26 en 49:6. In vers 21 zien we de combinatie van het werkwoord נכה (hifil) (‘slaan’) met een lijdend voorwerp en het zelfstandig naamwoord נפש (‘ziel’) in de betekenis ‘iemand het leven benemen’. Deze uitdrukking komt in het boek Genesis verder niet voor, alleen daarbuiten.

Deut. 19:6, 11; Jer. 40:14, 15.

In vers 22 vinden we de combinatie van het werkwoord שפך (qal) (‘gieten’) met het zelfstandig naamwoord דם (‘bloed’) in de betekenis ‘iemands bloed vergieten’. Deze uitdrukking komt slechts op één andere plaats in het boek Genesis voor, namelijk in Genesis 9:6, waar staat: ‘wie bloed van mensen vergiet, diens bloed wordt door mensen vergoten’. In vers 22 treffen we ook de combinatie van het werkwoord שלח (qal) met het zelfstandig naamwoord יד (‘hand’) en het voorzetsel ב in de betekenis ‘de hand slaan aan iemand’. De combinatie van deze elementen komt verder alleen buiten Genesis voor.

1 Sam. 24:7, 11; 26:9, 11, 23; Neh. 13:21; Est. 2:21, 3:6; Ps. 55:21.

We vinden alleen een vergelijkbare uitdrukking met het voorzetsel אל in Genesis 22:12, waar de engel van de Heertegen Abraham zegt: ‘sla je hand niet aan de jongen’.

Naast de verschillende zegswijzen voor ‘doodmaken’ komen we in Genesis 37 ook verschillende uitdrukkingen voor ‘het scheuren van kleding’ tegen. Als we in vers 29 lezen dat Ruben ‘zijn kleren scheurt’, dan zien we de combinatie van het werkwoord קרע (qal) (‘scheuren’) met het zelfstandig naamwoord בגד (‘kleed’). Als we in vers 34 vernemen dat vader Jakob ‘zijn gewaden scheurt’, dan vinden we de combinatie van het werkwoord קרע (qal) (‘scheuren’) met het zelfstandig naamwoord שמלה (‘gewaad’). De uitdrukking ‘kleren scheuren’ komt slechts één keer voor in Genesis, maar daarbuiten in totaal twintig keer.

Num. 14:6; Recht. 11:35; 2 Sam. 3:31, 13:31; 1 Kon. 21:27; 2 Kon. 5:7, 8(x2), 6:30, 11:14, 19:1, 22:11, 19; 2 Kron. 23:13, 34:19, 27; Est. 4:1; Jes. 37:1; Jer. 36:24; JoĂŤl 2:13.

De uitdrukking ‘gewaden scheuren’ komen we ook tegen in Genesis 44:13, waar staat dat de broers ‘hun gewaden scheuren’ als zij zien dat de zilveren beker van de onderkoning in de zak van Benjamin wordt gevonden. Buiten het boek Genesis treffen we deze uitdrukking alleen nog aan in Jozua 7:6. Op grond van dit overzicht kunnen we concluderen dat het taalgebruik in vers 37:21-22, 29-30 afwijkt van het vocabulaire in de rest van Genesis 37.

Het tweede punt dat onze aandacht vraagt is de positie die Ruben in het verhaal inneemt. In zijn verhouding tot de broers valt op dat zij niet expliciet instemmen met zjn voorstel in vers 21-22. Wij moeten hun reactie uit de context afleiden. Dit is een verschil met de manier waarop het plan van Juda in vers 26-27 wordt ontvangen. Aan het eind van vers 27 lezen we dat de broers instemmen met Juda’s voorstel: ‘en zijn broers hoorden’. Daarnaast zien we dat op de vragen van Ruben in vers 29-30 geen expliciet antwoord volgt. Ook hier moeten we de reactie van de broers uit de context afleiden. De los-vaste positie van Ruben in het verhaal blijkt bovendien uit de situatieschets in vers 29, waar we lezen dat Ruben terugkeert naar de put. Deze mededeling komt onverwacht, omdat uit de voorafgaande verzen niet blijkt dat Ruben weggegaan is bij zijn broers. Uit deze mededeling kunnen we echter afleiden dat Ruben niet aanwezig was op het moment dat Jozef werd verkocht. Hij is dus de enige broer die geen bloed aan zijn handen heeft.

Het derde punt waar we op letten is de manier waarop Ruben getekend wordt in Genesis 37. Daarbij valt in de eerste plaats op dat de verteller aan het eind van vers 22 onthult wat de bedoeling is van Rubens voorstel. Het plan van Ruben om Jozef in de put te gooien heeft als doel om Jozef uit de handen van de broers te redden en hem terug te brengen naar zijn vader. De beschrijving van Ruben verschilt op dit punt van de manier waarop de andere personages in Genesis 37 getekend worden. Bij de andere personages kunnen we de achterliggende motieven alleen maar achterhalen op basis van hun woorden en hun gedrag. In de tweede plaats zien we dat Ruben aan het eind van vers 30 als enige zijn kleren scheurt als teken van rouw. Daarmee neemt Ruben nadrukkelijk afstand van de daad van zijn broers. Ruben is dus niet alleen fysiek afwezig op het moment dat de broers Jozef verkopen, maar hij neemt ook in moreel opzicht afstand van de daad van zijn broers.

Evaluatie van de taalkundige benadering

Het onderzoek naar het taalgebruik in Genesis 37 bevestigt de opvatting van de klassieke exegese dat vers 21-22 en 29-30 een andere achtergrond hebben dan de rest van het hoofdstuk. Het vocabulaire in deze passages wijkt af van het taalgebruik in de andere delen van Genesis 37 en de rest van de Jozefgeschiedenis. De uitdrukkingen voor ‘doodmaken’ in vers 21-22 komen niet overeen met de gangbare uitdrukkingen voor ‘doodmaken’ in de Jozefgeschiedenis. Datzelfde geldt voor de uitdrukking voor het ‘scheuren van kleding’ in vers 29. Deze uitdrukking verschilt van de uitdrukking voor het ‘scheuren van kleding’ op twee andere plaatsen in Genesis 37-50.

De indruk dat deze verzen op een later moment zijn ingevoegd, wordt bevestigd door de los-vaste positie van Ruben in het verhaal. Zijn optreden past niet naadloos in de compositie. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de onverwachte terugkeer van Ruben in vers 29. Tegelijkertijd zien we dat de gedeeltes over Ruben geen losse elementen zijn in het verhaal, maar dat ze deel uitmaken van de verhaallijn. De integratie van de Ruben-passages in de huidige compositie wordt bevestigd door de concentrische structuur in vers 18-33 waar Fokkelman op wijst. In deze ringstructuur vervullen de passages over Ruben een zinvolle rol.

Het verschil tussen vers 21 -22, 29-30 en de rest van het hoofdstuk komt ook tot uiting in de beschrijving van Ruben. Ruben is het enige personage in Genesis 37 bij wie we inzicht krijgen in de achterliggende motieven. Vers 22 geeft aan dat de bedoelingen van Ruben zuiver zijn. Zijn oprechte houding wordt onderstreept in vers 29, waar we lezen dat Ruben zijn kleren scheurt, als hij ontdekt dat Jozef verdwenen is. Het optreden van Ruben verschilt dus van dat van zijn broers. Ruben is niet alleen fysiek afwezig op het moment dat Jozef wordt verkocht, maar hij neemt ook in moreel opzicht afstand van hun daad. De afwijkende positie van Ruben in Genesis 37 valt goed te begrijpen, als we veronderstellen dat de Ruben-passages op een later moment in het verhaal zijn ingevoegd. Aan de ene kant maakt dit duidelijk waarom Ruben beperkte invloed heeft op de loop van de geschiedenis. Met zijn doen en laten Ruben niet voorkomen dat Jozef naar Egypte wordt verkocht. Aan de andere kant verklaart dit waarom Ruben nadrukkelijk afstand neemt van het handelen van zijn broers. Met zijn optreden maakt Ruben duidelijk dat de manier waarop de broers met Jozef omgaan, moreel verwerpelijk is.

Het personage Ruben in Genesis 37-50

De veronderstelling dat de verzen over Ruben een andere achtergrond hebben dan de rest van Genesis 37, roept de vraag op of dit ook geldt voor andere passages in Genesis 37-50 waarin Ruben voorkomt. Er zijn in de Jozef geschiedenis verscheidene plaatsen waar Ruben wordt genoemd.

Gen. 42:22, 37, 46:8, 9; 48:5, 49:3.

Daarbij springt één passage in het oog, namelijk Genesis 42:22, waar staat: ‘ Ruben zei: “Heb ik jullie niet gezegd dat jullie je niet aan de jongen moesten ver grijpen? Maar jullie hebben niet geluisterd. Nu wordt zijn bloed van ons geëist”.’

Er zijn opvallende overeenkomsten tussen het optreden van Ruben in Genesis 37:21-22, 29-30 en de manier waarop hij beschreven wordt in Genesis 42:22. De eerste overeenkomst heeft betrekking op het taalgebruik in deze passages. In Genesis 42:22 duidt Ruben Jozef aan met de term ילד (‘jongen’). In Genesis 37:30 gebruikt Ruben dezelfde aanduiding, als hij ontdekt dat Jozef verdwenen is. Behalve in Genesis 37:30 en 42:22 wordt de term ‘jongen’ voor Jozef nergens gebruikt in Genesis 37-50. Daarnaast zien we dat Genesis 42:22 gebruik maakt van de combinatie van het werkwoord דרש (nifal) (‘eisen’) met het zelfstandig naamwoord דם (‘bloed’) in de betekenis ‘aansprakelijk worden gesteld voor iemands bloed’. De combinatie van het werkwoord ‘eisen’ en het zelfstandig naamwoord ‘bloed’ komt nog op één andere plaats in Genesis voor, namelijk in Genesis 9:5, waar staat: ‘Ik zal jullie bloed waarin je levenskracht schuilt, van jullie eisen’. Het verband tussen Genesis 9:5 en 42:22 doet denken aan de parallel tussen Genesis 9:6 en 37:22. Uit het onderzoek naar het taalgebruik in Genesis 37 bleek dat Genesis 9:6 en 37:22 de enige twee teksten in Genesis zijn, waar de uitdrukking ‘bloed vergieten’ wordt gebruikt. Het taalgebruik in zowel Genesis 37:22 als 42:22 is dus nauw verwant aan de taal die wordt gebruikt in Genesis 9:5-6.

De tweede overeenkomst betreft de verhouding van Ruben tot de andere personages. Net als in Genesis 37 volgt er geen expliciete reactie op de uitspraak van Ruben in Genesis 42:22. We moeten aannemen dat de broers stilzwijgend instemmen met de woorden van Ruben. De derde overeenkomst tussen Genesis 37:21-22, 29-30 en 42:22 heeft te maken met de wijze waarop Ruben in deze passages getekend wordt. De moreel zuivere houding van Ruben uit Genesis 37 zien we terug in Genesis 42:22. In deze passage houdt Ruben de broers voor dat ze nu de straf ontvangen voor de slechte manier waarop ze Jozef behandeld hebben. Op grond van de nauwe verwantschap tussen de drie passages over Ruben kunnen we concluderen dat Genesis 37:21-22, 29-30 en 42:22 dezelfde achtergrond hebben. De specifieke kenmerken van deze gedeeltes wijzen erop dat ze in de loop van de geschiedenis in Genesis 37-50 zjn ingelast. Wanneer deze verzen precies zijn toegevoegd, niet met zekerheid worden gezegd. Een aannemelijke optie is dat deze toevoeging te maken heeft met het conflict dat beschreven wordt in Nehemia dit gedeelte wijst Nehemia de leiders van het volk terecht, omdat zij hun volksgenoten als slaven verkopen. De theologische bezinning op dit gebeuren is mogelijk de aanleiding geweest om deze drie passages in te voegen in het Jozef-verhaal.

Zie R.H. Oosting, ‘Taalvariatie en theologie in Genesis , in: Genesis: Amsterdamse Cahiers voor Exegese van de Bijbel en zijn Tradities 27 (2012), 107-117.

De gedeeltes over Ruben in Genesis 37:21-22, 29-30 en 42:22 nemen dus een bijzondere positie in binnen de Jozef-geschiedenis. Dat kunnen we in de eerste plaats opmaken uit de taal die gebruikt wordt in deze verzen. Het taalgebruik in de passages over Ruben verschilt van het vocabulaire in de rest van Genesis 37-50. Daarnaast kunnen we dit afleiden uit de positie van de Ruben in het verhaal. Het optreden van Ruben past niet naadloos in de huidige compositie. Ten slotte blijkt dit uit de typering van Ruben in deze passages. Het beeld van Ruben dat uit deze gedeeltes naar voren komt, wijkt af van de wijze waarop hij getekend wordt in Genesis 42:37-38. Deze laatste passage is vermoedelijk deel van het oorspronkelijke Jozef-verhaal, omdat de woorden van Jakob uit vers 38 geciteerd worden in Genesis 44:29. Ruben speelt in deze passage echter een opmerkelijke rol. Hij biedt Jakob aan dat hij zijn twee zonen mag doden, als hij Benjamin niet bij hem terugbrengt. Het voorstel van Ruben om onschuldig bloed te vergieten lijkt haaks te staan op zijn uitspraken in Genesis 37:22 en 42:22. Het wrede plan van Ruben in Genesis 42:37-38 valt moeilijk te rijmen met zijn hoge moraal in de andere passages. De verschillende typeringen van Ruben in deze passages kunnen we het best verklaren door aan te nemen dat Genesis 37:21-22, 29-30 en 42:22 later zijn ingevoegd. Dat Ruben in deze toegevoegde passages de hoofdrol speelt, wekt aan de ene kant verbazing, omdat hierdoor een tweeledig beeld van Ruben in Genesis 37-50 ontstaat. Aan de andere kant is deze keuze verklaarbaar, omdat Ruben als oudste zoon autoriteit uitstraalt en omdat hij zichtbaar aanwezig is in Genesis 42:37.

Deze conclusie brengt ons terug bij de vraag welke rol Ruben speelt in Genesis 37. Aanhangers van de literaire benadering, die zich richten op de tekst in zijn huidige vorm, menen dat Ruben een ondergeschikte rol speelt in dit gedeelte. Ondanks zijn goede bedoelingen moet Ruben het afleggen tegen zijn jongere broer, Juda. Als we ruimte bieden aan de mogelijkheid dat deze tekst in de loop van de tijd is ontstaan, dan komt er een iets ander beeld van Ruben uit dit hoofdstuk naar voren. Ruben lijkt beperkte invloed te hebben op de loop van de geschiedenis. Het plan van Juda wordt uiteindelijk uitgevoerd. Maar op het morele vlak is Ruben Juda de baas. Hij neemt niet alleen fysiek, maar ook moreel afstand van de wijze waarop de broers onder leiding van Juda Jozef behandelen. Hieruit kunnen we afleiden dat Ruben de ware held is in dit verhaal. Zijn optreden maakt duidelijk het besluit van de broers om Jozef naar Egypte te verkopen verkeerd was. De enige juiste beslissing was geweest om Jozef terug te brengen naar zijn vader.

Conclusie

Uit de analyse van de rol van Ruben in Genesis 37 blijkt dat de inhoud van deze tekst niet los worden gezien van zijn ontstaansgeschiedenis. Dat wordt in de eerste plaats duidelijk op grond van het taalgebruik in dit hoofdstuk. De verzen 21-22 en 29-30 maken niet alleen gebruik van een ander vocabulaire, ze weerspiegelen ook een andere morele visie. Dat betekent dat we in de huidige tekst van Genesis 37 verschillende morele standpunten tegenkomen.

De tweede aanwijzing voor de samenhang tussen de inhoud en de ontwikkeling van Genesis 37 zijn de stroeve overgangen tussen de Ruben-passages en de rest van het hoofdstuk. De los-vaste positie van deze passages in de huidige compositie wijst erop dat ze in de loop van de tijd in het verhaal zijn ingevoegd. Deze waarneming stimuleert om na te gaan hoe het optreden van Ruben in deze passages zich verhoudt tot de gebeurtenissen in de rest van het hoofdstuk.

Ten slotte zien we dat er een tweeledig beeld van Ruben uit Genesis 3750 naar voren komt. De typering van Ruben in Genesis 37:21-22, 29-30, 42:22 verschilt sterk van zijn beschrijving in Genesis 42:37. Dit verschil kunnen we verklaren, door aan te nemen dat latere schrijvers de passages over Ruben in Genesis 37:21-22, 29-30 en 42:22 in de Jozef-geschiedenis hebben ingevoegd om hun theologische visie kenbaar te maken. Dat betekent dat we Ruben niet uitsluitend als literair personage kunnen beschrijven, maar dat we erop bedacht moeten zijn dat Ruben in Genesis 37-50 ook fungeert als spreekbuis van latere bijbelschrijvers. De analyse van de rol van Ruben in Genesis 37 laat dus zien dat bijbelse verhalen niet benaderd moeten worden als een literair kunstwerk maar als het product van een levende traditie.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken