Menu

Premium

De soldaat die Jezus kruisigde

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Honderdmannen in het Nieuwe Testament

Een centurio, hekatonarchos of honderdman, is een geregeld voorkomende figuur in de evangeliën en Handelingen, en hij speelt vaak een positieve rol. Dat is des te opvallender omdat hij deel uitmaakt van het Romeinse leger en dus een ongunstige uitgangsituatie lijkt te hebben in de leefwereld waarin de evangeliën en Handelingen zijn ontstaan.

Zijn titel maakt meteen duidelijk wat zijn positie is: een honderdman staat aan het hoofd van honderd soldaten van het Romeinse leger. In Matteüs 8:9 beschrijft de centurio de gezagsverhoudingen duidelijk: ‘Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft…’. De positie van de honderdman zal veel mensen vertrouwd voorkomen. Lijkt zijn positie in sommige opzichten op die van de hoofdrolspeler in talloze detectiveseries? Terwijl je verantwoording moet afleggen aan een meestal niet al te begripvolle baas, moet je je medewerkers aansturen en intussen duidelijkheid brengen in een chaos van misdaad en dood, en zo voorwaarden scheppen om het recht mogelijk te maken. De vergelijking met een detective was voor mij een antwoord op de vraag: hoe komt het dat er relatief vaak en dan ook relatief positief over centurio’s gesproken wordt in het Nieuwe Testament, terwijl het soldaten waren van het Romeinse leger? Bood de rol van de centurio voor veel van de mensen aan wie de boodschap van Christus Jezus verkondigd werd, een identificatiemodel? Naast de honderdman komt er ook een duizendman voor, een chiliarchos, namelijk in Johannes 18:12. Hij staat aan het hoofd van de duizend soldaten die op Jezus zijn afgestuurd. Met zo’n duizendman, iemand die er met duizend op uitgetrokken is om één man gevangen te nemen, zal niemand zich snel willen identificeren. Anders lijkt dat te zijn met de honderdman, lager in rang en daardoor wellicht dichterbij.

Ik zal in dit artikel over de honderdman van verschillende vertalingen gebruikmaken, met als uitgangspunt de Nieuwe Bijbelvertaling.

Enkele honderdmannen

In de verschillende vertalingen wordt de centurio (NBV) ook hoofdman (STV) of overste (Naardense Bijbel) genoemd. In het al genoemde Matteüs 8 zoekt een centurio Jezus’ hulp voor zijn zieke jongen. De woorden waarmee deze honderdman zijn vertrouwen in Jezus belijdt, zijn, in gewijzigde vorm, vast onderdeel van de katholieke liturgie geworden: ‘Heer, ik ben niet waardig dat gij tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden.’ (vers 8) Of zoals in de Naardense Bijbel vertaald wordt: ‘Heer, ik ben niet waard dat u onder mijn dak binnenkomt, maar zeg het alleen met een woord en mijn jongen zal beter worden.’ Hier wordt een mens, een Romein nog wel, ten tonele gevoerd als voorbeeld van geloof. In Matteüs 8:10 zegt Jezus: ‘Ik verzeker jullie: bij niemand in Israël heb ik zo’n groot geloof gevonden.’

Een andere beroemde centurio is Cornelius, over wie verteld wordt in Handelingen 10:1-2:

Een van de inwoners van was een centurio van de Italiaanse cohort, die Cornelius heette. Hij was een vroom man die, net als zijn huisgenoten, God vereerde. Hij gaf rijkelijk aalmoezen aan het volk en bad veelvuldig tot God.

Welk geloof hingen Cornelius en zijn huisgenoten aan? Waren zij jodengenoten? Het verhaal vertelt het niet. Het verhaal vertelt wel hoe een droom en een verschijning nodig zijn om een grensoverschrijding en ontmoeting mogelijk te maken. In krijgt Cornelius een verschijning van een engel. In Joppe raakt Petrus een dag later geheel in verwarring door een droom waarin allerlei soorten dieren in een laken uit de hemel neerdalen. Cornelius geeft na zijn verschijning dienaren en een soldaat uit zijn cohort bevel naar Joppe te gaan om Petrus, die bij Simon de leerlooier logeert, in zijn eigen huis, onder zijn eigen dak, uit te nodigen. De ontmoeting tussen Cornelius en Petrus heeft voor een grote wending in de geschiedenis gezorgd. Het verhaal van de centurio Cornelius betekent een belangrijke grensoverschrijding voor de nieuwe beweging van Jezus.

De centurio onder het kruis

Zoals al is opgemerkt, is het opmerkelijk dat de honderdmannen, ondanks hun ongunstige uitgangssituatie in de leefwereld waarin de evangeliën spelen, als vertegenwoordigers van het Romeinse leger, een positieve rol kunnen spelen in de evangeliën en Handelingen. In de hierboven gegeven voorbeelden spelen zij een belangrijke rol als toonbeeld van geloof en vertrouwen in Jezus en als verkondiger van zijn evangelie.

In elk van de drie synoptische evangeliën wordt verteld dat een honderdman aanwezig is bij het sterven van Jezus en in zijn woorden getuigenis geeft van wat hij denkt te zien. Het getuigenis van de centurio zoals we dat lezen in het lijdensverhaal volgens Marcus en Matteüs (Mar. 15:16 e.v. en Mat. 27:27 e.v.) is echter dubbelzinnig, een dubbelzinnigheid die in vertalingen teruggevonden wordt. Het cohort waarover de centurio in Matteüs en Marcus het bevel voert, heeft de opdracht van Pilatus uitgevoerd, en heeft Jezus weggevoerd en gekruisigd. Het uitvoeren van hun opdracht laten de soldaten gepaard gaan met eigen pesterijen, zonder dat wij lezen dat zij door hun overste, hun centurio, tot de orde worden geroepen. Spottend wordt Jezus door de soldaten Messias en Koning van Israël genoemd (Mat. 27:28-31, Mar. 15:17-20). En dan, als Jezus gekruisigd is, de laatste adem heeft uitgeblazen en het voorhangsel van de tempel doormidden scheurt, zegt de honderdman die tegenover het kruis staat: ‘Werkelijk, deze mens is zoon van God.’ (Mat. 27:54, Mar. 15:39). Het lidwoord ontbreekt. Hoe moeten wij deze uitspraak interpreteren? Wat verstaat de centurio onder ‘zoon van God’? Alexander de Grote, keizer Augustus en anderen lieten zich ook ‘zoon van God’ noemen. Dat kan twee dingen betekenen: de honderdman heeft een radicale omkeer doorgemaakt, ofwel de uitspraak is ironisch: ‘Nou, een mooie zoon van God.’ Dit laatste is de uitleg van bijvoorbeeld Joop Smit in zijn Het verhaal van Marcus. Sleutelpassages uit zijn evangelie:

Als deze interpretatie juist is, plaatst Marcus zijn lezers door middel van de centurio voor de ultieme uitdaging. Vanaf de titel van het boek weten ze dat Jezus zoon van God is (1:1) en in de loop van het verhaal is dit, bij de doop en de gedaanteverandering op de berg, tweemaal door God zelf bevestigd (1:11, 9:7). De lezers staan nu voor de vraag of zij dit op hun beurt – tegen de spot van de centurio in – zullen beamen. Maar erkennen dat Jezus, de gekruisigde, zoon van God is, betekent wel dat ze die titel totaal moeten herijken. (Smit 2011 p.144-145)

De centurio zou hier dan dus geen positieve, maar eerder een dubbelzinnige rol spelen. Een rol die voor meerdere interpretaties vatbaar is. Het is juist die dubbelzinnigheid van de woorden van de centurio die een appel doet op de lezer: welke betekenis wordt mij geopenbaard in deze mens aan het kruis?

Tsaddik

Lucas’ versie wijkt af van die van Marcus en Matteüs. In Lucas 23:35 e.v. staan onder het kruis (in de vertaling van de Naardense Bijbel): de gemeente die het aanziet, de oversten (archonten), die lachen en zeggen: ‘Anderen heeft hij bevrijd, laat hij nu zich zelf bevrijden!, als Hij de Gezalfde van God is’, en de soldaten, die spotten, hem edik aanbieden en zeggen: ‘Als jij het bént: de koning der Joden, bevrijd dan jezelf!’ Ook is er bij Lucas nog de discussie tussen de twee anderen die aan een kruis worden geslagen. De ene spot, de ander wijst hem terecht en krijgt dan van Jezus te horen: ‘Vandaag nog zul je er met mij zijn, in het paradijs.’

Als Jezus, in het zesde uur, de geest gegeven heeft, staat er nadrukkelijk bij Lucas (Luc 23:47): ‘Toen de overste over honderd zag wat er geschiedde, heeft hij God verheerlijkt en gezegd: “Waarlijk deze mens is een rechtvaardige geweest!”’ Net als bij Marcus betekenen ook bij Lucas de woorden van de honderdman een scharniermoment en markeren zij een nadrukkelijke ommekeer in het verhaal. Die ommekeer van de honderdman werkt door in de omstanders. Lucas 23:48 (Naardense Bijbel): ‘alle scharen die voor dit schouwspel waren samengestroomd zijn, toen ze hadden aanschouwd wat geschiedde, zich op de borst slaand teruggekeerd.’ Zijn zij van toeschouwers deelnemers geworden? Deelnemers in de beweging van de verkondiging van het evangelie? De honderdman belijdt zijn geloof in Jezus met een woord dat van grote betekenis is in het jodendom: deze is een Rechtvaardige en hij getuigt werkelijk: Hij verheerlijkt God, staat er, er wordt niet bij gezegd in welke woorden, maar misschien precies in deze woorden: deze was een tsaddik.

De soldaat die Jezus kruisigde
Wij sloegen hem aan ’t kruis. Zijn vingers grepen
Wild om den spijker toen ‘k den hamer hief –
Maar hij zei zacht mijn naam en: ‘Heb mij lief –‘
En ’t groot geheim had ik voorgoed begrepen.

Ik wrong een lach weg dat mijn tanden knarsten,
En werd een gek die bloed van liefde vroeg:
Ik had hem lief – en sloeg en sloeg en sloeg
Den spijker door zijn hand in ’t hout dat barstte.

Nu, als een dwaas, een spijker door mijn hand,
Trek ik een visch – zijn naam, zijn monogram –
In ied’ren muur, in ied’ren balk of stam,
Of in mijn borst of, hurkend, in het zand,

En antwoord als de menschen mij wat vragen:
‘Hij heeft een spijker door mijn hand geslagen.’

Martinus Nijhoff, De soldaat die Jezus kruisigde, Verzamelde gedichten, Amsterdam: Prometheus 2008.

De open ruimte in de lijdensverhalen

Het lijdensverhaal wordt in alle evangeliën betrekkelijk sober verteld. Over de gruwelijke details die met het voltrekken van drie doodvonnissen gepaard gaan, horen we nauwelijks iets. In kosmische tekenen wordt wel de betekenis van het gebeuren duidelijk: er is een zonsverduistering en het wordt donker. De voorhang van de tempel scheurt doormidden. In Marcus en Matteüs vinden we het kruiswoord: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?’ (Ps. 22:1) In het evangelie volgens Johannes wordt juist in lijden en dood van Jezus getoond hoe hij hogepriester en koning is.

In Lucas wordt het verhaal met eigen accenten verteld, met het kruiswoord: ‘Heden zul jij met mij zijn in het paradijs’, en met een citaat uit Psalm 31: ‘Vader, in jouw handen beveel ik mijn geest’ (Luc. 23:46), en, zoals opgemerkt, met de eigen belijdenis van de centurio. Maar ook in Lucas wordt het lijdensverhaal verteld met weglating van details.

In de traditie doet de verbeelding haar werk en zijn de lijdensverhalen aangevuld in liturgie, devoties, processies, ontelbare schilderijen en beelden, passiemuziek, gedichten en films, tot de dag van vandaag. Denk aan de kruiswegstaties, de piëta’s, de beelden van Jezus op de koude steen, schilderijen van Jezus die aan het kruis wordt geslagen, Jezus die van het kruis wordt afgenomen, de passiemuziek die elk jaar klinkt en projecten als The Passion. De sobere vertelwijze van de evangeliën heeft ruimte geschapen voor de verbeelding.

De gedichten die in deze Interpretatie de bijdragen over het lijdensverhaal vergezellen, tonen Wirkungsgeschichte. Zoals het gedicht van Martinus Nijhoff: ‘De soldaat die Jezus kruisigde’. Het licht de figuur van de honderdman uit.

‘Wij sloegen hem aan ’t kruis’, zo begint het gedicht. Blijkens dat ‘wij’ is de spreker er een van meer. Hij lijkt te horen tot de soldaten over wie de honderdman gezag heeft en van wie verteld wordt in het evangelie dat zij spotten en kwellen. Maar, hoewel hij met meer is, wordt deze soldaat persoonlijk aangesproken. ‘Maar hij zei zacht mijn naam en: “Heb mij lief” En ’t groot geheim had ik voorgoed begrepen.’

Welk groot geheim had die soldaat begrepen? Wat heeft die soldaat begrepen? Een vraag die als uitgangspunt zou kunnen dienen voor een geloofsgesprek in de Veertigdagentijd. (en natuurlijk ook daarbuiten). Het is een vraag die vanuit het gedicht aan de lezer wordt gericht. Mijn antwoord op de vraag ‘Wat is het grote geheim dat de soldaat heeft begrepen?’ zou zijn: de soldaat heeft op dat moment het geheim van liefde begrepen. Jezus vraagt hem: ‘heb mij lief’. Daarmee heeft hij tegelijk zijn liefde voor zelfs deze Romeinse soldaat, die een spijker door zijn hand slaat, geuit. De liefde die er eerder was, roept liefde op. Liefde verlang je van wie je zelf houdt.

De uitnodiging om de liefde van Jezus te beantwoorden roept een lach op bij de soldaat, een lach die wordt weggewrongen. De soldaat wordt gek, vertelt het gedicht, vraagt bloed van liefde. Waar hoort hier het accent, op bloed of op liefde? Ook dit vers is dubbelzinnig. In zijn gekte, in zijn aangeraakt zijn (in zijn vragen naar het bloed van liefde, van Jezus), wordt de soldaat een getuige van Christus, hij schrijft ‘zijn naam in ied’ren muur, in ied’ren balk of stam.’ En hij gaat verder, hij schrijft die naam ook in zijn eigen borst, hij draagt de stigmata, met zijn spijker door zijn hand, hij wordt gelijk aan Jezus, als hij schrijft in het zand.

Het gedicht over de soldaat die Jezus kruisigde is een gedicht waarin een mens een radicale en dramatische omkeer doormaakt. Het gebeuren in het gedicht van Nijhoff, de omkeer van de soldaat, wordt geplaatst voor de dood van Jezus, zoals deze in de evangeliën verteld wordt, in de ontmoeting met degene die de soldaat aan het kruis aan het slaan is. In het gedicht van Nijhoff gaat de bekering van een soldaat vooraf aan de bekering van de honderdman bij Lucas.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken