Menu

Basis

De spanning bovenuit

De scriptie

Mark Joosse
De spanning bovenuit. Een theologisch empirisch ethisch onderzoek naar besluitvorming bij ethische dilemma’s op de werkvloer.

Datum: 25 augustus 2021

Opleiding: Master Identiteit, Ethiek en Samenleving Theologische Universiteit te Kampen

Begeleiders: Ad de Bruijne en Koos Tamminga

Mark Joosse deed voor zijn master Identiteit, Ethiek en Samenleving ‘Een theologisch empirisch ethisch onderzoek naar besluitvorming bij ethische dilemma’s op de werkvloer’. Hoe verhoudt besluitvorming bij ethische dilemma’s op de werkvloer zich tot transcendentie?

Inleiding

Ethiek op de werkvloer en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven zijn hot items. Internationaal is er een brede aandacht voor religie en spiritualiteit op de werkvloer. Ik onderzocht de relatie tussen deze fenomenen, die ogenschijnlijk op zichzelf lijken te staan. Als je een keuze maakt in een ethisch dilemma komen allerlei aspecten samen: wat vind je belangrijk? Wat is je mensen wereldbeeld? En hoe weet je achteraf dat je goed hebt besloten of gehandeld? Deze vragen zijn niet alleen rationeel ‘spannend’, maar ook gevoelsmatig. Je ervaart: nu doet het ertoe. Juist op en rondom dit soort momenten ontvouwt zich een transcendent perspectief, was mijn hypothese.

Hoe verhoudt besluitvorming bij ethische dilemma’s op de werkvloer zich tot transcendentie? Met deze onderzoeksvraag als vertrekpunt probeerde ik in mijn masterscriptie een bijdrage te leveren aan ‘theologische empirische ethiek’. Op 25 augustus 2021 verdedigde ik in Kampen het onderzoek, dat met een negen beoordeeld werd. In deze korte bijdrage vat ik eerst mijn onderzoek samen, waarna ik deel wat ik uit de bespreking heb geleerd.

Samenvatting

Mijn scriptie bestond uit een conceptueel, een empirisch en een reflectief deel.

In het conceptuele deel werkte ik eerst de concepten uit de hoofdvraag uit. ‘De werkvloer’ typeerde ik als locus van een normatief geladen beroepspraktijk. Een ‘ethisch dilemma’ is een situatie waarin een actor het lastig vindt om te bepalen wat ‘goed’ is, vanwege het voorhanden zijn van verschillende alternatieven.

‘Besluitvorming’ beschreef ik als hermeneutisch proces van bewustwording van wat er in een casus speelt en van belang is. Op basis van de serie Self, World, and Time van theoloog Oliver O’Donovan ontwierp ik een model bij dit proces. Bij besluitvorming kun je je bewust worden van drie ‘achtergronden’: de vragen achter de vragen die zich als ‘moreel’ of als ‘dilemma’ voordoen, de realiteit achter autoriteit en de impliciete autoriteiten achter besluitvorming.

Vervolgens gaf ik, volgens mij als een van de eersten, een theoretisch kader bij het onderzoeksterrein van ‘theologische empirische ethiek’. Omdat de wereld Vaders schepping is, in Christus is verzoend en door de Geest is doorademd, moet theologisch-empirisch onderzoek binnen en buiten kerken worden gedaan, stelde ik. In mijn scriptie koos ik voor kwantitatief onderzoek door het verspreiden van een enquête met open en gesloten vragen. Helaas was er een grote non-respons: slechts 69 respondenten reageerden, terwijl meer dan duizend respondenten werden gecontacteerd via verschillende nieuwsbrieven.

Desondanks gaf het empirische deel een eerste beeld van ethische dilemma’s op de werkvloer en de besluitvorming daarbij. Ik kreeg allerlei voorbeelden van dilemma’s te horen, bijvoorbeeld rondom het levenseinde in de zorg of de ‘menselijke maat’ bij regels. De respons gaf een complex beeld wat betreft de rol van sociale factoren bij het proces van besluitvorming. Zo bleek uit de antwoorden bij een open vraag overleg met collega’s belangrijk gevonden te worden. Verder gaven respondenten aan dat ze soms voor de beslissing bij een dilemma afhankelijk zijn van anderen, zoals leidinggevenden of de wetgever. Uit gesloten vragen bleek echter ook dat wat collega’s, klanten, familie en vrienden en mensen met eenzelfde geloof of levensbeschouwing vinden, voor respondenten relatief minder belangrijk is dan andere aspecten, zoals het eigen geweten. Een ander thema dat uit de respons naar voren kwam, was de tragische dimensie van dilemma’s. Respondenten gaven bijvoorbeeld aan het vervelend te vinden dat ze zelf niet kunnen of mogen beslissen.

In het reflectieve deel van mijn scriptie maakte ik de vertaalslag van het empirische onderzoek naar theologisch-ethische theorievorming, waarbij ik de genoemde drie achtergronden als structuur hanteerde. Uiteindelijk bleek de triade van geloof, hoop en liefde de besluitvorming bij ethische dilemma’s te kunnen kleuren, een eerste manier waarop transcendentie en besluitvorming bij ethische dilemma’s op de werkvloer kunnen worden gelinkt. Verder kon transcendentie worden gerelateerd aan de openheid die nodig is bij de vorming van een actor om goede besluiten te kunnen nemen. Verder kunnen ook dilemma’s zelf, als een middel tot vorming, worden gezien als tekenen van de transcendente geladenheid van de werkelijkheid. Via dilemma’s kun je je bewust worden van de ethische dimensie van beslissingen die je voorheen als alledaags ervoer. Ook in de ervaren spanningen tussen persoonlijke overtuigingen en situaties op de werkvloer blijkt dat transcendentie niet is uitgesloten op een werkvloer in een postseculiere context. Dilemma’s rondom dergelijke spanningen kunnen zelfs een gevolg zijn van de transitie naar deze context. Ik concludeerde dat ethische dilemma’s op de werkvloer op verschillende manieren verwijzen naar de gespannen verwachting van Gods koninkrijk.

Bespreking

In de bespreking op 25 augustus 2021 kreeg ik complimenten, in het bijzonder voor mijn vernieuwende voorstel voor theologisch-empirisch onderzoek en de integratie van veel verschillende literatuur. De kritiekpunten formuleer ik hieronder expliciet als leerpunten. Zo stimuleert onderstaande hopelijk ook u als lezer om te reflecteren op eigen (vervolg)onderzoek.

  • Methodisch had het empirisch deel beter ontworpen en geïntegreerd kunnen worden. Tijdens de bespreking vond er veel discussie plaats over de vraag of kwantitatief onderzoek überhaupt geschikt is voor theologisch (verkennend) onderzoek, en zo ja hoe. Achteraf was een kwalitatieve methode bij mijn onderzoek beter geweest, denk ik. Ondanks de grote non-respons probeerde ik in het reflectieve deel zoveel mogelijk uit de respons te halen, waardoor de integratie met theorie soms eclectisch of geforceerd was.
  • De hoeveelheid aan auteurs, ideeën en concepten die ik in mijn scriptie naar voren bracht, zorgde dat het geheel aan focus en transparantie inboette. Dit is een persoonlijke valkuil: ik moet niet te veel willen. Ik had ook transparanter moeten zijn in de manier waarop ik literatuur benutte, bijvoorbeeld van Oliver O’Donovan of Charles Taylor. Als ik me baseerde op literatuur, zette ik namelijk vaak een stap verder door inzichten met andere literatuur of empirische gegevens te integreren zonder deze denkstap expliciet te benoemen.
  • De integratie van filosofische, sociologische en theologische concepten in mijn scriptie kreeg waardering, maar riep ook vragen op. Hoe verhouden deze perspectieven zich tot elkaar? Kon ik mijn onderzoeksvraag niet meer theologisch formuleren, bijvoorbeeld door de term ‘transcendentie’ te vervangen? Ik had meer moeten stilstaan bij de (methodische) implicaties van deze integratie en de taal die ik hanteer.

Mark Joosse behaalde in 2021 de masters Onderneming & recht (Utrecht) en Identiteit, Ethiek & Samenleving (Kampen) cum laude. Hij werkt sinds september 2021 als Legal Associate bij PwC Amsterdam in het team Publieke Sector.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken