Menu

Premium

De spijziging van de vierduizend

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Marcus 8,1-21

Het evangelie van Marcus kent twee wonderbare spijzigingverhalen, één in hoofdstuk zes en één in hoofdstuk acht. Er is veel gespeculeerd over de vraag waarom Marcus het (bijna) zelfde verhaal twee keer vertelt. Iedereen is het erover eens dat het geen toeval kan zijn. En dat er een verband moet zijn met thema’s die in de rest van het evangelie aan de orde komen. Maar hoe?

Sommigen verbinden de terugkeer van het verhaal aan het zogenaamde ‘Messiasgeheim’, het onvermogen van de discipelen om te zien wie Jezus is. De herhaling van het verhaal zou dan bedoeld zijn om dat onvermogen te benadrukken. De discipelen lijken zich het eerste wonder niet eens te herinneren, laat staan dat ze begrijpen wat het te betekenen heeft! Het twistgesprek met de farizeeën en Schriftgeleerden na afloop vestigt er dan de aandacht op, dat ook zij er na zeven hoofdstukken nog weinig van begrijpen. De boodschap van het verhaal is dan dezelfde als die van het totale evangelie. Wat Jezus ook doet, niemand begrijpt Hem tot het allerlaatste. En zelfs dan blijft het hele boek een open vraag naar de lezer, of deze wel ziet en begrijpt wie en wat Jezus is.

Verbindingen naar het Eerste Testament

Maar voor de goede verstaander is er meer dan het Messiasgeheim. Om te beginnen, worden in en rondom beide spijzigingverhalen herinneringen opgeroepen aan de Elia- en Elisa-cyclus in Koningen. In het tweede verhaal klinken woorden uit 2 Koningen 4, waar Elisa honderd man met twintig broden voedt: ‘Hoe zal men zoveel mensen kunnen voeden met een geringe hoeveelheid brood?’ Jezus voedt vierduizend met zeven broden. Hier is meer dan Elisa, of zelfs Mozes.

‘Begrijpen jullie het dan nog niet?’ Het is een lange reis naar inzicht en geloof, voor de discipelen en voor de latere lezer. Jezus overtreft Elisa als het om brood vermenigvuldigen gaat. Hij verricht gelijksoortige wonderen, spreekt gelijksoortige woorden als Elia en Elisa. Wie dat niet ziet, moet wel blind zijn. En misschien is dat ook waarom het verhaal van de genezing van de blinde meteen hierna volgt. Er moeten nog heel wat ogen geopend worden!

Nog een laag dieper?

Sommigen menen dat we teveel in het verhaal lezen als we nog een laag dieper gaan. Anderen menen dat het verhaal dan pas echt gaat spreken.

De tweede spijziging speelt, als Jezus tenminste sinds hoofdstuk 7,31 niet teruggereisd is naar Galilea, in de wildernis van het gebied van de Dekapolis, een grensgebied. De mensen komen van ver. In andere teksten in het Tweede Testament en bij sommige rabbijnen kan dat gelezen worden als een aanduiding dat het hier om niet-joden gaat. Mensen van over de grens. In beide verhalen heeft Jezus medelijden. In het eerste verhaal is het omdat Hij schapen ziet zonder herder. Dit is een duidelijke verwijzing naar Ezechiël 34, waar de profeet zijn volk ziet ronddolen zonder goed leiderschap. Die verwijzing wordt ondersteund door de locatie. Het eerste verhaal speelt op een groene heuvel, een omgeving die past bij de ronddolende schapen uit Ezechiël en de Goede Herder die gekomen is om Gods volk te leiden. In het tweede verhaal wordt het medelijden niet gekwalificeerd. Is dat omdat Jezus’ medelijden hier een wijder publiek geldt? In het eerste verhaal is er sprake van vijf broden en twee vissen, in het tweede zijn er zeven broden en een paar vissen. Verwijzen de vijf broden in het eerste verhaal naar de vijf boeken van Mozes, de Tora? En de twee vissen naar de twee stenen tafelen waarop de Tien Geboden gegeven werden? En zijn de zeven broden dan een verwijzing naar de volheid van de hele schepping die in zeven dagen geschapen is? Twee aanwijzingen dat het in het eerste verhaal gaat om de Herder die gekomen is om Israël te voeden en te leiden, en in het tweede om iemand die gekomen is om de hele schepping te voeden? Beide verhalen rapporteren dat er meer dan genoeg is. De eerste keer zijn er twaalf korfjes over, de tweede keer zeven korven. Het tweede woord voor korf verschilt van het eerste. Het is mogelijk dat de twaalf in het eerste verhaal verwijzen naar joodse mandjes, de twaalf staan dan voor de twaalf stammen of de twaalf discipelen. En dat het woord dat in het tweede verhaal gebruikt wordt meer heidens idioom is, een indicatie dat de zeven manden voor hen bedoeld waren.

‘Begrijpen jullie het nu nog niet?’

En dan is er die derde dag (8,2). Wie bekend is met het verhaal van Jezus zal onmiddellijk het verband leggen. Zeker als dat ook nog eens ondersteund wordt door een verwijzing naar wildernis en wonderbrood, en dus naar Pesach, de Exodus, het Manna, Mozes, en de uittocht uit de slavernij. De opgestane en zijn reis door de dood heen werpen hun licht vooruit in dit verhaal, zelfs al ziet niemand dat nog. Wie zal het zeggen? De farizeeën en de Schriftgeleerden, het beste wat Israël te bieden heeft aan leiderschap en geleerdheid, zien het in ieder geval niet. Ze vragen om een teken. Alsof vierduizend mensen die uit alle windstreken bijeengekomen zijn in de wildernis, aan de overkant van het water, met meer dan voldoende brood voeden geen teken genoeg is. De discipelen hebben ondertussen alweer te weinig brood.

Pas op voor het zuurdesem van de farizeeën en Schriftgeleerden en het gist van Herodus (8,15). Zuurdesem, gist, waar kennen we dat ook alweer van? Opnieuw een verwijzing naar Pesach, het feest van de uittocht, waarvoor elke kruimel desem en gist wijken moest om met een schone lei te kunnen beginnen. De lezer weet, dat, wanneer dat feest gevierd gaat worden, er iets nieuws staat te beginnen. Op de derde dag, bij het breken van het brood, zal dat door de eeuwen heen steeds opnieuw herdacht worden. Degene die meer en groter tekenen doet dan Elia, Elisa en Mozes samen heeft een nieuw begin gemaakt voor de hele schepping.

Bij Marcus 8:1-21

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken